Diep in het tropisch regenwoud op het Maleisische schiereiland stuitten experts op een raadsel dat lange tijd onopgelost bleef. Wetenschappers die aan het werk waren in het onderzoeksbos van Pasoh, een stuk ongerept oerwoud van ruim zeshonderd hectare dat in verbinding staat met een groot natuurreservaat, merkten sinds het einde van de jaren tachtig dat de ondergroei van het bos aan het verdwijnen was. Na verloop van tijd konden ze zich steeds beter door de jungle verplaatsen, zonder zich met kapmessen een weg te hoeven banen door een wirwar van zaailingen en jonge planten. Dit was zorgwekkend, want jonge bomen vormen de toekomst van een bos.

Er was een duidelijke boosdoener: everzwijnen. Zij braken jonge boompjes af voor hun nesten, vertrapten zaailingen en woelden de bodem om. Maar waarom wemelde het in het bos van de wilde zwijnen? Zou het kunnen komen door een afname van natuurlijke vijanden als tijgers?

Matthew Luskin had zijn twijfels. Hij was maandenlang door de jungle van het naburige Sumatra gelopen om er tijgers voor zijn promotieonderzoek te bestuderen. Als het gebrek aan roofdieren het probleem was, zo besefte hij, moest er ook een toename van andere prooidieren als herten en tapirs te zien zijn. En dat was niet het geval.

In een onderzoek dat deze week werd gepubliceerd in het tijdschrift Nature Communications, stellen Luskin en zijn collega’s een andere verklaring voor: palmolieplantages.

Palmolie wordt in een hele reeks supermarktwaren gebruikt, van koekjes tot cosmetica. Het aantal plantages is dan ook enorm toegenomen, wat tot een ware milieuramp heeft geleid. Door het kappen van bos voor de aanplant van palmolieplantages zijn grote stukken oerwoud in Indonesië en Maleisië verdwenen.

Maar het team van Luskin ontdekte dat deze plantages ook de ogenschijnlijk nog gezonde bossen eromheen kunnen aantasten. De reden waarom de zich snel voortplantende everzwijnen de ondergroei van het Pasoh-bos verwoestten, was niet het gebrek aan tijgers. Het was de overvloed aan palmbomen in de directe omgeving.

Natuurlijk experiment

In de Zuidoost-Aziatische bossen dragen de bomen gewoonlijk om de paar jaar vruchten, en de dierenpopulaties groeien of slinken met de cyclus van dat voedselaanbod. In de meeste jaren is er weinig fruit, waardoor het aantal dieren beperkt blijft.

Maar het Pasoh-bos wordt aan drie kanten omringd door palmolieplantages. Oliepalmen behoren tot de meest productieve fruitbomen ter wereld, omdat ze gedurende circa 25 jaar lang elk jaar vrucht dragen – vandaar ook hun grote economische waarde. Luskin vermoedde dat de wilde zwijnen in Pasoh geregeld naar de plantages trokken om de gevallen vruchten te eten, om vervolgens naar het wilde bos terug te keren en daar hun ecologische sloopwerk te verrichten.

Met uitgebreide gegevens over de gewascyclus, de boomgroei, de verspreiding van everzwijnnesten en de palmolieproductie die door de wetenschappers in het bos van Pasoh werd verzameld, beschikten ze over het perfecte natuurlijke laboratorium om hun hypothese te testen. Na 25 jaar hebben oliepalmen hun beste tijd gehad, waarna de palmtelers de oude bomen uit de grond rukken en vervangen door nieuwe aanplant. In het begin van de jaren 2000 verwijderden de telers al hun bomen en begonnen opnieuw.

Plotseling waren er geen palmolievruchten meer. En hoewel de omstandigheden in het Pasoh-bos zelf niet waren veranderd, stortte de populatie everzwijnen in. Slechts enkele jaren na het vellen van de oude plantage nam in een stuk bos van vijftig hectare het aantal everzwijnnesten af van ruim driehonderd tot één. Toen de nieuwe aanplant vrucht begon te dragen, herstelde de populatie zich met dezelfde snelheid: binnen een paar jaar waren er weer honderden nesten.

Op Borneo eet een everzwijn een banaan Ze zijn ook dol op de vruchten van de palmolieboom
Op Borneo eet een everzwijn een banaan. Ze zijn ook dol op de vruchten van de palmolieboom.
Jak Wonderly, National Geographic Creative

Wilde zwijnen zijn in grote groepen zeer verwoestend, omdat ze duizenden jonge boompjes uit de grond trekken en de bodem omwoelen en ook omdat ze alleseters zijn: ze verorberen zaden, eieren en hagedissen. Ook planten de dieren zich sneller voort dan enige andere grotere soort ter wereld – zeugen kunnen elk jaar worpen van negen tot twaalf biggetjes produceren. Uit eerder onderzoek is gebleken dat everzwijnen op het hoogtepunt van hun populatiegroei ruim de helft van alle zaailingen in hun gebied beschadigen.

Maar Luskin, een research fellow aan de Nanyang Technological University in Singapore en het Smithsonian Tropical Research Institute die een beurs van de National Geographic Society ontving, denkt dat ook makaken zeer problematisch zullen zijn. Deze apen nemen in de buurt van palmolieplantages sterk in aantal toe en eten net als de zwijnen alles wat ze kunnen vinden, van fruit tot kippen en kikkers. “Niemand heeft nog onderzoek gedaan naar die invloed,” zegt Luskin.

Grotere stukken natuurbos

Wanneer dieren profiteren van de landbouw, zo schrijven Luskin en zijn collega’s, dan breidt de “ecologische invloed van de akkerbouw zich in wijdvertakte voedselnetwerken uit naar ogenschijnlijk ongerepte gebieden.” Ecologen noemen dit fenomeen een ‘subsidiecascade’.

Maar de wetenschappers waren verrast door de afstand waarover deze subsidiecascade zich voortplantte. Alle onderzoeksstations in Pasoh bevonden zich diep in de jungle, op minstens 1,3 kilometer van de rand van de palmolieplantages.

Soms laten palmolieplantages een stukje ongerept bos ongemoeid om een certificaat van ‘duurzaamheid’ te ontvangen van de Roundtable on Sustainable Palm Oil. Deze stukken bos met een “hoge waarde voor het natuurbehoud” zijn vaak niet meer dan kleine eilandjes in een zee van palmbomen. Op Sumatra bezocht Luskin tientallen van dit soort stukken bos en hij noemt ze “dierentuinen voor everzwijnen en makaken.” Hij denkt dat ze wat betreft natuurbehoud weinig zoden aan de dijk zetten.

“De oplossing was om dit soort stukjes bos als oases van natuur te behouden,” zegt hij. “Maar die strategie werkt niet op langere termijn, vanwege de onzichtbare processen die de jungle geleidelijk uitmergelen.”

Om de ecosystemen van deze bossen te beschermen tegen de grote aantallen wilde zwijnen en makaken die zich tegoed doen aan het oliepalmfruit, moeten er volgens hem veel grotere stukken bos worden gereserveerd dan eerst werd gedacht. “Uit dit onderzoek blijkt dat we ongerepte stukken bos moeten opschalen om ze op lange termijn te kunnen behouden.”

Volg Hillary Rosner op Twitter.