Het valt niet mee om je staande te houden in het verweerde landschap van de Himalaya, de plek waar de hoogste bergen ter wereld staan. Naast grote rotsblokken en grotten zijn er verder alleen een paar ielige bomen die beschutting bieden tegen roofdieren en de gierende wind.
De rotsvlieghoorn (Eupetaurus cinereus) is een van de weinige diehards die het hier uithouden. De dieren behoren, met hun gewicht van tweeënhalve kilo en lengte van bijna een meter (inclusief hun staart), tot de grootste eekhoorns ter wereld. Daarnaast behoren ze tot de minst bekende zoogdieren ter wereld: toen ze 130 jaar geleden hun naam kregen was de gedachte dat ze uitgestorven waren, tot ze in de jaren negentig werden ‘herontdekt’.
Kristofer Helgen, hoofdwetenschapper en directeur van het Australian Museum Research Institute, voelt zich aangetrokken tot dieren waarover nauwelijks kennis beschikbaar is.
Nadat zijn belangstelling was gewekt door een aantal recente waarnemingen in de Himalaya besloten de National Geographic Explorer Helgen en zijn collega's om deze mysterieuze soort nader te onderzoeken. Ze bestudeerden exemplaren uit musea en verzamelden gegevens van waarnemingen, onder meer van cameravallen. (Lees verder over de Indiase reuzeneekhoorn.)
Hun onderzoek leverde een onverwacht resultaat op: rotsvlieghoorns zijn eigenlijk twee verschillende diersoorten, die duizenden kilometers van elkaar gescheiden leven op het dak van de wereld: de Tibetaanse rotsvlieghoorn (Eupetaurus tibetensis) en de Yunnan rotsvlieghoorn (Eupetaurus nivamons).
Volgens het artikel dat onlangs over het onderzoek verscheen in het vakblad Zoological Journal of the Linnean Society leeft de eerste in het grensgebied tussen India, Bhutan en Tibet, terwijl de andere soort voorkomt in een regio duizenden kilometers oostelijker, de provincie Yunnan in het zuidwesten van China.
‘Dit is zo'n fantastische ontdekking,’ zegt eekhoorndeskundige John Koprowski van de University of Wyoming die niet bij het onderzoek betrokken was. ‘Dat er twee relatief grote diersoorten bestaan waarover nog nooit was geschreven toont aan hoe weinig we weten over de natuurlijke wereld.’
‘Geen zoöloog durfde het aan ze te beschrijven’
Het op bijna 5000 meter hoogte gelegen, bergachtige leefgebied van de rotsvlieghoorn is afgelegen en onbewoond, wat een van de verklaringen is voor het feit dat er nauwelijks westerse wetenschappers zijn die de dieren in het wild hebben gezien. Doordat het nachtdieren zijn en ze een grijsbruine vacht hebben, zijn ze des te moeilijker te vinden. Toen de zoöloog Oldfield Thomas de soort in 1888 identificeerde, merkte hij op dat ‘geen zoöloog het had aangedurfd ze te beschrijven.’
Tot zoöloog Peter Zahler het dier in 1994 ‘herontdekte’ in een afgelegen uithoek van Pakistan. Toen konden wetenschappers meer te weten komen over deze mysterieuze soort, bijvoorbeeld dat de dieren leven op een dieet van uitsluitend dennennaalden en jeneverbesblaadjes en dat hun grote tanden geribbeld zijn zodat ze de wasachtige bladeren kunnen vermalen om optimaal gebruik te maken van de schamele voedingswaarde. (Lees verder over bepaalde vliegende eekhoorns die stiekem een roze gloed hebben.)
De naam ‘vliegende eekhoorn’ klopt ook niet helemaal: de dieren zweven tussen de rotsen en kliffen met behulp van de huid tussen hun voor- en achterpoten.
Hun lange, pluizige staart, die soms net zo lang is als hun lijf, werkt daarbij als ‘roer’ en doet ook dienst als paraplu tijdens plotselinge stortbuien. Door hun forse omvang en hun dikke, pluizige vacht zijn de knaagdieren bovendien in staat om warmte vast te houden in hun koude leefgebied.
Eekhoorngeheimen onthult
Hoe meer Helgen en zijn collega Stephen Jackson te weten kwamen over de eekhoorn, hoe meer zij ervan overtuigd raakten dat er in de Himalaya meer rotsvlieghoorns leven dan eerder werd gedacht. (Lees verder over een nieuwe vliegende eekhoorn die in de Verenigde Staten werd ontdekt.)
Tijdens de bezoeken die de twee wetenschappers brachten aan acht musea over de hele wereld onderzochten ze 24 opgezette exemplaren van rotsvlieghoorns, waarvan de jongste bijna vijftig jaar oud was. Ze ontdekten dat er grote verschillen waren in de vorm van de schedels, en dat het dier dat uiteindelijk E. tibetensis zou gaan heten een zwarte punt aan zijn staart heeft, die bij de andere pelzen ontbreekt. DNA-analyse bevestigde dat het om twee verschillende soorten gaat.
‘Deze exemplaren lagen al honderd jaar in een museumdepot te wachten tot ze hun geheimen konden prijsgeven,’ stelt Melissa Roberts Hawkins, zoogdiercurator en eekhoornexpert van het Smithsonian Institution.
Ze vertelt dat het voor het bestuderen van vliegende eekhoorns van groot belang is om naar lichaamsbouw en genetische eigenschappen te kijken. ‘Twee eekhoorns kunnen er heel verschillend uitzien en toch dezelfde soort zijn, en het is ook mogelijk dat twee eekhoorns er identiek uitzien terwijl ze gescheiden zijn door miljoenen jaren evolutie.’
Omdat het onderzoek werd gedaan aan de hand van een beperkt aantal museumexemplaren, is er volgens Helgen niets te zeggen over de omvang van de populatie van de rotsvlieghoorns of van de bedreigingen waarmee ze te maken hebben.
‘Dit is nog maar het begin,’ aldus Helgen. ‘Nu ze een naam hebben gekregen, kunnen onderzoekers meer kennis verzamelen over hoe ze leven.’
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com