Het kostte tientallen jaren van geworstel met de elementen, op een klein, afgelegen eiland voor het Antarctisch Schiereiland. Maar uiteindelijk zijn wetenschappers erin geslaagd de zwaarst bekende soort elasmosaurus op te graven. Dit aquatische oerreptiel zwom tijdens het Krijt rond in zee, samen met andere dinosaurussen. Het dier woog maar liefst 15 ton en is een van de meest intacte fossielen van oerreptielen die ooit in Antarctica werden ontdekt.
Elasmosaurussen zijn een familie binnen de groep plesiosaurussen, waar enkele van de grootste zeedieren uit het Krijt toe behoren. De meeste plesiosaurussen leken een beetje op grote lamantijnen met een giraffennek en een slangachtige kop, maar ze hadden vier zwempoten, terwijl de lamantijn twee zwempoten en een staartvin heeft.
Het onderzoeksteam vermoedt dat de voor het eerst beschreven zwaargewicht tot het geslacht Aristonectes behoort. De leden hiervan werden gezien als de buitenbeentjes van de elasmosaurussen, omdat ze zo verschillend waren van de gefossiliseerde exemplaren van de soort die in de VS werden gevonden. Dit geslacht, dat wordt aangetroffen op het zuidelijk halfrond, wordt gekenmerkt door een kortere nek en een grotere schedel.
“Het was jarenlang een mysterie... we wisten niet of het nou elasmosaurussen waren of niet," vertelt José O’Gorman, die als paleontoloog verbonden is aan de Argentijnse Consejo Nacional de Investigaciones Científicas y Técnicas (CONICET), gevestigd in het Museo de La Plata bij Buenos Aires. “Het waren een soort vreemde plesiosaurussen die niemand kende”.
Onderzoekers hadden een intacter exemplaar nodig en toevallig had William Zinsmeister van de Amerikaanse Purdue University tijdens een expeditie in 1989 een mogelijke kandidaat gevonden op Seymour Island, dat iets ten zuiden ligt van het noordelijkste puntje van het Antarctisch Schiereiland. Hij had op dat moment niet de middelen om zijn fossiele vondst op te graven, maar hij gaf zijn ontdekking wel door aan onderzoekers in Argentinië.
Opgravingen in het ijs
Het Argentina Antarctic Institute raakte erbij betrokken en begon aan de opgraving tijdens jaarlijkse onderzoeksexpedities in de zomer. Maar door de weers- en logistieke omstandigheden ging het allemaal heel traag.
O’Gorman, die vijf jaar oud was toen het fossiel werd ontdekt, ging in 2012 voor het eerst mee op zo'n tocht. Er kon alleen tijdens enkele weken in januari en begin februari worden gewerkt en er waren ook jaren dat er helemaal niet werd gegraven, vanwege tegenvallende weersomstandigheden of een gebrek aan middelen. Op dagen dat er wel gewerkt kon worden, moesten de teamleden wachten tot de zon de aarde had ontdooid voordat ze met graven konden beginnen. Elk stukje dat ze aan de modder wisten te ontfutselen moest per helikopter worden vervoerd naar de Argentijnse basis Marambio enkele kilometers verderop.
“Het weer is een van de problemen. Alles is afhankelijk van het weer. Het is mogelijk dat je de ene dag iets kunt doen, maar de volgende niet meer omdat er een sneeuwstorm is,” legt O’Gorman uit.
“Het kost in de eerste plaats meer moeite en logistieke inspanningen, en dat soort fossielen vindt niet iedereen,” beaamt Anne Schulp, die als vertebratenpaleontoloog verbonden is aan de Universiteit Utrecht en Naturalis Biodiversity Center en die niet betrokken was bij het onderzoek.
Een kolos tussen reuzen
De opgraving, die in 2017 eindelijk werd voltooid, leverde een substantieel deel van het skelet van het dier op, zoals O'Gorman en zijn collega's beschrijven in een recent artikel in Cretaceous Research.
“We hebben geen schedel, maar we hebben heel veel delen van dit dier,” stelt O'Gorman.
Ze schatten dat de nu nog naamloze elasmosaurus tussen de 11,8 en 14,8 ton zwaar was, en van kop tot staart zo'n twaalf meter lang. Hoewel sommige eerder gevonden Aristonectesrond de 11 ton wogen, komen de meeste andere elasmosaurussen uit op ongeveer vijf ton.
“Dat is een flinke jongen!” zegt Schulp nadat hij de foto's van de botten heeft bekeken.
Hij vindt dat het onderzoek goed is uitgevoerd en heeft waardering voor het feit dat de onderzoekers niet te snel conclusies trekken. O’Gorman is er zelfs voorzichtig mee om te zeggen dat het gaat om een exemplaar van het geslacht Aristonectes, omdat uit verder onderzoek ook nog zou kunnen blijken dat het om een heel nieuw geslacht gaat.
Laatste groet uit het Krijt
Schulp heeft onderzoek gedaan naar in Nederland gevonden plesiosaurussen, maar deze aquatische reptielen waren naar zijn zeggen heel anders dan die op het zuidelijk halfrond.Het nieuwe exemplaar is des te interessanter omdat het stamt uit de periode vlak voor het einde van het Krijt, slechts 30.000 jaar vóór de massale uitsterving van de niet-vogelachtige dinosaurussen, zo'n 66 miljoen jaar geleden.
Het aanbod aan zeedieren moet groot zijn geweest om de honger van zo'n enorm dier te kunnen stillen, dus het feit dat deze dieren tot laat in het Krijt nog bestonden draagt bij aan het bewijs dat het in ieder geval met het leven in zee prima ging tot de plotselinge massale sterfte onder de dino’s. (Zouden dinosauriërs ook zonder meteorietinslag zijn uitgestorven? Lees hier wat de wetenschap daarover te zeggen heeft).
“Zelfs in Antarctica waren er talloze tevreden elasmosaurussen,” merkt Schulp op. De verschillende morfologie van deze soort toont bovendien aan dat er ook op dit late moment van het bestaan van plesiosaurussen nog steeds specialisatie plaatsvond. “Het is zeker een aanwijzing dat plesiosaurussen aan het eind van het Krijt nog hun voedselrepertoire wisten uit te breiden,” aldus Schulp.
Hoewel het precieze dieet van het dier niet kan worden vastgesteld zonder gefossiliseerde maaginhoud of andere harde bewijzen, stelt O’Gorman dat het waarschijnlijk is dat het dier leefde op een dieet van schaal- en schelpdieren en kleine vissen, gezien de geringe omvang van zijn tanden. En het onderzoek naar de in de loop van de tientallen jaren opgegraven botten is nog maar net begonnen. Nu ze in een museum zijn ondergebracht kan er volgens O’Gorman nog allerlei ander onderzoek worden gedaan naar dit oeroude exemplaar.
Schulp voegt daaraan toe dat het onderzoek meer kennis oplevert over plesiosaurussen. Hij kijkt ernaar uit dat Argentijnse paleontologen teruggaan en meer fossielen opgraven.
“Het zuidelijk halfrond, en in ieder geval de plesiosaurussen daar, kunnen wel wat aandacht gebruiken,” zegt hij.
O’Gorman is op zijn beurt zeer te spreken over zijn ervaringen: “Het was heel koud en ook heel cool. Het was een avontuur.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com