Lange tijd werd gedacht dat er twee soorten olifanten op aarde rondliepen: de Afrikaanse en de Aziatische. Maar naast de Aziatische olifant zijn er in werkelijkheid twee soorten Afrikaanse olifanten: de savanneolifant is groter, heeft gebogen slagtanden en zwerft over het open grasland van sub-Saharaans Afrika. De kleinere en donkerder bosolifant heeft rechte slagtanden en leeft in de equatoriale wouden van Centraal- en West-Afrika.

Voor het eerst hebben wetenschappers beide soorten nu los van elkaar onderzocht en gekeken hoe het met hun populaties gaat – en de resultaten zijn niet opbeurend.

Volgens de officiële beoordelingen die gisteren ten behoeve van de Rode Lijst van bedreigde diersoorten bekend zijn gemaakt door de International Union for Conservation of Nature (IUCN), wordt de savanneolifant met uitsterving bedreigd en is de bosolifant bijna uitgestorven.

Olifanten zijn zeer sociale dieren en leven in hechte familiegroepen Hier geniet een familie in het Samburu National Reserve in Kenia van het samenzijn

“Voor beide soorten is de stroperij nog altijd de belangrijkste oorzaak van hun teruggang in aantallen,” zegt Kathleen Gobush, die leiding gaf aan de nieuwe beoordelingen en lid is van de ‘Olifantengroep’ van de IUCN, een groep van experts die zich wijdt aan het behoud en beheer van olifantenpopulaties.

“De inschattingen zullen hopelijk tot hernieuwde belangstelling in de wereld leiden en tot extra maatregelen aanzetten om een einde te maken aan het doden en verhandelen van olifanten en aan de vraag naar ivoor.”

Al sinds de vroege jaren 2000 stapelden zich de aanwijzingen op dat de bosolifant en de savanneolifant als twee aparte soorten beschouwd moeten worden. Toen de IUCN in 2008 haar laatste beoordeling van de Afrikaanse olifant opstelde, werd het geslacht nog altijd als één enkele soort gezien en als geheel omschreven als ‘kwetsbaar voor uitsterving’. Maar in de jaren daarna zijn wetenschappers tot het inzicht gekomen dat de bosolifant en de savanneolifant twee aparte soorten zijn.

Sinds de beoordeling van 2008 wordt Afrika geteisterd door een stroperijcrisis. In 2016 berichtten onderzoekers in het tijdschrift PeerJ dat in achttien Afrikaanse landen het aantal savanneolifanten tussen 2007 en 2014 met dertig procent was gedaald. En uit een onderzoek dat in 2013 in het tijdschrift PLOS ONE werd gepubliceerd, bleek dat de populatie bosolifanten in minder dan tien jaar tijd met 62 procent was afgenomen.

De stroperij bereikte haar hoogtepunt in 2011 en is sindsdien in sommige gebieden wat afgenomen, vooral in delen van Oost-Afrika. Maar in andere gebieden, vooral in Centraal- en West-Afrika, blijft het probleem bestaan en wordt soms zelfs erger. Intussen verslechteren de habitats van deze olifanten aanhoudend of gaan verloren door menselijke activiteiten.

“Het kan niet genoeg worden benadrukt hoe belangrijk het potentieel positieve effect kan zijn van de opdeling van de savanneolifant en de bosolifant in aparte soorten,” zegt Bas Huijbregts, directeur Afrikaanse soorten van het Wereldnatuurfonds; Huijbregts was niet bij de nieuwe beoordelingen betrokken. “De uitdagingen waarmee beide soorten worden geconfronteerd, zijn zeer verschillend, evenals de routes op weg naar het herstel van deze populaties.”

Het nieuwe rapport moet vooral meer aandacht vragen voor de bedreiging van de bosolifant, een soort die minder zichtbaar is en ook minder in de gaten wordt gehouden dan zijn grotere neef. Volgens Gobush wordt de situatie van de bosolifant vaak door regeringen en donoren over het hoofd gezien en hun problematiek overschaduwd door die van de savanneolifant. (Bekijk deze prachtige National Geographic-foto’s van olifanten.)

Administratief wordt de Afrikaanse olifant vaak nog als één groep gezien, wat maatregelen ter behoud van beide soorten kan ondermijnen, zegt Sue Lieberman, vicepresidente internationaal beleid van de Wildlife Conservation Society in New York. “Vanuit het oogpunt van wet- en regelgeving moeten regeringen hun beleid nu herzien.”

Ruwe schattingen

Om tot hun beoordelingen te komen keken Gobush en haar collega’s naar alle beschikbare gegevens van honderden veldonderzoeken op het gebied van beide soorten. In het geval van de savanneolifant gaan die terug tot de jaren zestig, voor de bosolifant tot de jaren zeventig.

Met behulp van deze data konden de onderzoekers een statistisch model opstellen waaruit ze de afname van de olifantenpopulaties in de loop der decennia konden afleiden. Wat uit het model naar voren kwam, was dat de populatie savanneolifanten in een tijdsbestek van drie generaties (75 jaar) met meer dan de helft is afgenomen, wat deze dikhuiden uiteindelijk de classificatie ‘met uitsterving bedreigd’ heeft opgeleverd. Het aantal bosolifanten, die doorgaans langer leven, liep in hetzelfde tijdsbestek (93 jaar) met meer dan tachtig procent terug, waardoor ze nu als bijna-uitgeroeid (‘kritisch’) worden beschouwd.

De beoordelingen van de conserveringsstatus van diersoorten die door de IUCN worden opgesteld, berusten op een groot aantal verschillende factoren, waaronder de afname van de populaties en het slinken van hun verspreidingsgebied.

“Op dit moment bestaat er geen twijfel over dat olifantenpopulaties in heel Afrika door stroperij en habitatverlies worden gedecimeerd,” zegt Scott Schlossberg, een gegevensanalist van de Botswaanse milieugroep Elephants Without Borders die niet bij de nieuwe beoordelingen was betrokken. “Slechts een paar olifantenpopulaties doen het goed, maar de trend op lange termijn voor het continent als geheel is zorgwekkend.” (Lees meer over de toenemende stroperij in Botswana.)

Het is goed mogelijk dat de inschattingen van de IUCN als gevolg van een gebrek aan gegevens over vroegere olifantenpopulaties in Afrika nog te voorzichtig zijn, zegt Iain Douglas-Hamilton, oprichter van de Keniaanse ngo Save the Elephants en National Geographic-onderzoeker; Douglas-Hamilton was niet bij de nieuwe beoordelingen betrokken. “De huidige inschatting is niet waterdicht en wil dat ook niet zijn,” zegt hij. “Het is een zo goed mogelijke beoordeling van de huidige trends.”

Volgens hem zouden beide olifantensoorten zich kunnen herstellen als ze daartoe de kans krijgen. “Ze zouden van een situatie van slachtpartijen en bijna-uitroeiing naar een situatie van strikte bescherming en herstel kunnen gaan,” zegt hij.

Het Tsavo National Park in Kenia is daarvan een goed voorbeeld. In de jaren zeventig liep het aantal savanneolifanten daar als gevolg van de stroperij dramatisch terug, van naar schatting 40.000 exemplaren in de jaren zeventig tot slechts 6500 exemplaren in 1988. Maar na de invoering van strenge maatregelen tegen stropers hebben de olifantenpopulaties in het park zich hersteld op een niveau van 17.000 exemplaren.

Ivoorconflicten

Volgens Schlossberg is het voor de wederopbouw van olifantenpopulaties niet alleen nodig om de stroperij en de ivoorhandel terug te dringen, maar ook om de habitat van deze dieren te beschermen. De VS, China en Groot-Brittannië hebben weliswaar hun binnenlandse handel in ivoor verboden.

Maar “het toestaan van de verkoop van nieuw ivoor kan de vooruitgang die in de laatste jaren in de strijd tegen de illegale ivoorhandel is geboekt, weer op het spel zetten,” aldus Schlossberg.

Van de landen die de legale ivoorhandel niet hebben verboden, heeft Japan nu de grootste ivoormarkt, en Japanse ivoorsnijders geven de voorkeur aan slagtanden van bosolifanten.

Volgens Lieberman benadrukt de nieuwe beschermingsstatus van de soort (‘kritisch’ of bijna-uitgestorven) hoezeer de illegale jacht op het ivoor van deze olifanten zijn tol eist.

“Alle landen die de binnenlandse handel in ivoor blijven toestaan, waaronder Japan, moeten die markten voor eens en voor altijd sluiten.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com