De Place Braconnier, in het hartje van Kinshasa (de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo (DRC)), dankt zijn naam aan de generaal die in 1882 bestuurder van de eerste koloniale buitenpost van België werd. Maar het verband tussen hem en Kinshasa is grotendeels in de vergetelheid geraakt.
Het toeval wil dat het Franse woord braconnier ‘stroper’ betekent en dat de Place Braconnier, het ‘Stropersplein’, tientallen jaren lang synoniem is geweest voor ivoor, luipaardvellen, leeuwentanden, koedoehoorns, schildpadpantsers en andere wildproducten die hier illegaal werden verhandeld.
Het was tussen de stalletjes op het ‘Stropersplein’ dat Daniel Stiles, een onafhankelijke natuurbeschermingsactivist die in 1999 ter plekke de handel in ivoor kwam inventariseren, voor het eerst Koreanen zag. Ze kochten slagtanden en ivoorsnijwerk op, die ze naar Zuid-Korea wilden smokkelen – zo meende Stiles – om het daar te verkopen. Maar toen hij Zuid-Korea bezocht, ontdekte hij tot zijn verbazing dat er vrijwel geen ivoor in het land werd aangeboden.
Pas jaren later besefte Stiles waarom hij zich had vergist: de kopers waren geen Zuid-Koreanen maar vrijwel zeker Noord-Koreanen.
Volgens historici, politicologen en verschillende regeringen is de betrokkenheid van Noord-Koreaanse diplomaten bij de illegale smokkel van wildproducten berucht. Tot nu toe waren de schijnwerpers vooral gericht op hun activiteiten in Europa en Azië, maar uit een recent rapport blijkt dat Afrika en zijn wilde natuur nu een belangrijk onderdeel van Noord-Korea’s illegale ‘portfolio’ uitmaken.
Volgens het rapport, dat werd gepubliceerd door het Global Initiative Against Transnational Organized Crime – een in Genève gevestigd netwerk van experts van opsporingsinstanties, regeringen en ngo’s – zijn er in de afgelopen dertig jaar minstens achttien gevallen geweest waarbij Noord-Koreaanse diplomaten werden betrapt op de smokkel van neushoornhoorn en ivoor. Maar het aantal zaken dat onopgemerkt blijft, is vrijwel zeker vele malen hoger.
Een aanhoudend patroon
Bij Julian Rademeyer, de auteur van het rapport, gingen voor het eerst alarmbellen rinkelen toen zijn oog op een bizar nieuwsbericht viel. In mei 2015 werden Pak Chol-Jun, politiek medewerker van de Noord-Koreaanse ambassade in Pretoria, Zuid-Afrika, en Kim Jong-Su, een in Pretoria wonende taekwondo-meester, in het buurland Mozambique aangehouden met een kleine 100.000 dollar aan cash en ruim vier kilo neushoornhoorn in hun bagage.
De Noord-Koreaanse ambassadeur in Pretoria onderhandelde over de vrijlating van de mannen, maar uiteindelijk zou Zuid-Afrika de politiek medewerker uitwijzen. De taekwondo-meester, die er volgens Rademeyers bronnen al langer van werd verdacht een Noord-Koreaanse spion te zijn, vertelde zijn vechtsportleerlingen dat hij “voor familiebezoek” naar huis zou gaan, maar hij kwam nooit meer terug.
“Alleen al mijn verzoek om een bevestiging van dit incident was een nachtmerrie,” zegt Rademeyer. “Maar het wekte mijn interesse in de Noord-Koreaanse betrokkenheid bij de handel in neushoornhoorn en ivoor.”
Hoewel voorvallen als dat in Mozambique af en toe als geïsoleerde gevallen in het nieuws opduiken, ontdekte Rademeyer toch een aanhoudend patroon van illegale activiteiten. Enkele hooggeplaatste overlopers van het regime die hij wist te interviewen, spraken over ambassadefunctionarissen en militair attachés die ivoor uit Angola, Ethiopië en de DRC verhandelden en neushoornhoorn vanuit Zuid-Afrika naar Mozambique smokkelden.
Vaak werd onterecht aangenomen dat de diplomaten over volledige immuniteit beschikten en niet gefouilleerd of gearresteerd konden worden. Uit een ander onderzoek bleek dat de Noord-Koreanen gebruikmaakten van hun handbagage om illegale producten van wilde dieren op vluchten naar China mee te nemen, waar ze banden hadden met de georganiseerde misdaad.
Een van de overlopers, een voormalige importexpert en tussenpersoon die met een diplomatiek paspoort werkte en nu in Seoul in Zuid-Korea woont, vertelde Rademeyer dat het zijn taak was om regelmatig smokkelcontacten tussen de in Afrika gestationeerde diplomaten en Chinese criminelen te leggen. De Noord-Koreaanse diplomaten “vlogen dan naar Beijing en overlegden daar direct met Chinese smokkelaars, of ik organiseerde zulke ontmoetingen en wisselde het geld om,” vertelde hij Rademeyer over de smokkel van neushoornhoorn, ivoor en goudklompjes.
Hij voegde eraan toe dat de diplomaten drie tot vier van dit soort smokkelreizen per jaar maakten.
Sommige voorvallen die Rademeyer opsomt, gaan terug tot 1986, andere zijn recenter. In de herfst van 2016 deden zich kort na elkaar twee gevallen voor waarbij Noord-Koreaanse ingezetenen op de internationale luchthaven van Bole in Addis Abeba, Ethiopië, werden aangehouden. In het eerste geval werden 76 stuks ivoorsnijwerk in de bagage van de aangehouden man gevonden, bij de tweede man tweehonderd armbanden van ivoor. Beide mannen waren op weg naar China. Maar toen een van hen met zijn diplomatieke paspoort zwaaide, werd hij zonder verdere aanklachten vrijgelaten. (Ook de andere man werd waarschijnlijk doorgelaten.)
“Maar heel weinig functionarissen willen het risico lopen zich de woede van hun meerderen op de hals te halen door diplomaten te arresteren,” zegt Rademeyer. “Dat wijst op een behoorlijk groot probleem in de handhaving.
Staatscriminaliteit
Afrika is zeker niet het enige deel van de wereld waar Noord-Koreaanse diplomaten betrokken zijn bij illegale activiteiten. De gewoonte stamt uit de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen Noord-Korea zijn buitenlandse schuldeisers niet meer kon afbetalen en daarmee niet langer geld op de kapitaalmarkt kon lenen, volgens Sheena Chestnut Greitens, mededirecteur van het Institute for Korean Studies van de University of Missouri. Het land zat te springen om deviezen, en zijn verarmde diplomaten – een Noord-Koreaanse ambassadeur verdient ook tegenwoordig niet meer dan duizend dollar per maand – werden belast met de verantwoordelijkheid om zichzelf te bedruipen.
Overlopers die voorheen op Noord-Koreaanse ambassades hebben gewerkt, vertelden dat ze wekenlang moesten overleven op witte rijst terwijl ze buiten hun functie om aan geld moesten zien te komen. Zoals een ex-medewerker aan Rademeyer vertelde: “Wanneer we de kans krijgen naar het buitenland te reizen, doen we er alles aan om daarbij zoveel mogelijk geld te verdienen.”
Een aanzienlijk maar onbekend percentage van hun inkomsten moeten ze bovendien als ‘loyaliteitsgeld’ of ‘revolutionaire belasting’ weer terugsturen naar Pyongyang. Volgens Stephan Blancke, politicoloog en freelance onderzoeker voor King’s College London, maakt het de Noord-Koreaanse regering niets uit of deze inkomsten afkomstig zijn uit schimmige handeltjes. “Voor het regime is het volstrekt toelaatbaar dat zijn diplomaten illegale activiteiten ontplooien, zolang ze maar hun revolutionaire belasting betalen en misschien cadeautjes voor verjaardagen en andere bijzondere dagen overhandigen,” zegt hij, verwijzend naar nationale feestdagen als de geboortedag van Kim Il-Sung.
In 1976 werden in totaal twaalf Noord-Koreaanse diplomaten uit meerdere Scandinavische landen uitgewezen nadat ze waren betrapt op de grootscheepse smokkel en verkoop van Poolse wodka, sigaretten en hasj. Maar die spectaculaire maatregel zette weinig zoden aan de dijk. Greitens heeft bijna 150 gevallen geverifieerd waarbij Noord-Koreaanse ingezetenen bij illegale activiteiten waren betrokken, onder wie veel diplomaten en personen die bij terugkeer werden beloond met een promotie.
Nu Noord-Koreaanse fabriekjes inmiddels hoogwaardige methamfetamines voor de export naar China en andere landen produceren, zijn Noord-Koreaanse diplomaten minder dan voorheen bij drugssmokkel betrokken, zegt Greitens. Maar volgens hem zijn er meer dan genoeg aanwijzingen dat ze nog altijd betrokken zijn bij de smokkel en verkoop van illegale medicijnen, Amerikaanse dollars en sigaretten, illegaal verkregen goud en edelstenen, wapens en wildproducten.
“Smokkel maakt deel uit van het verdienmodel waarmee Noord-Korea aan de benodigde deviezen komt en het regime zichzelf in stand houdt,” zegt Greitens. “Het hele regime werkt op basis van contanten.”
In een reactie op een e-mail van onze kant ontkende een woordvoerder van de ambassade van de Democratische Republiek van Korea in Pretoria dat Noord-Koreaanse diplomaten waren betrokken bij de illegale handel in neushoornhoorn, ivoor of andere smokkelwaar. “Wij zijn ervan overtuigd dat dit rapport vol staat met gefabriceerde verhalen zonder bewijzen, waarmee kritiek wordt uitgeoefend op onze onafhankelijke en soevereine staat,” zo schreef de niet bij naam genoemde woordvoerder.
Weinig risico, hoge opbrengsten
Nu Noord-Korea met steeds strengere economische sancties te maken krijgt, zullen zijn diplomaten hun illegale activiteiten in het buitenland waarschijnlijk uitbreiden, voorspelt Blancke. Daartoe behoort ook de versterkte smokkel van neushoornhoorn en ivoor, waaraan diplomatieke criminelen de voorkeur geven omdat de handel weinig risico met zich meebrengt en hoge opbrengsten oplevert.
De in Seoul wonende overloper vertelde Rademeyer dat Noord-Koreaanse diplomaten van 2011 tot 2014 ongeveer 10.000 dollar winst maakten op elke koffer met 7 tot 9 kilo ivoor, en ongeveer 35.000 dollar voor slechts één kilo hoorn van de witte neushoorn (hoorn van de zwarte neushoorn leverde tweemaal zoveel op). Diplomatieke bagage wordt zelden onderzocht. Voor gewone burgers ligt het percentage aan vervolgingen voor wildcriminaliteit al dramatisch laag, om maar te zwijgen van diplomaten.
Het uitwijzen van Noord-Koreaanse diplomaten zou de beste oplossing kunnen zijn om dit soort illegale activiteiten aan banden te leggen. Dit jaar hebben vijf landen dat al gedaan, hoewel die maatregelen vooral werden ingegeven door Noord-Korea’s programma van kernproeven.
Maar sommige Afrikaanse landen lijken niet bereid te zijn om de diplomaten aan te pakken. Zoals Rademeyer in zijn rapport opmerkt, heeft Noord-Korea in het verleden landen als Oeganda, Angola en Equatoriaal Guinea bij hun streven naar onafhankelijkheid geholpen, met grondstoffen, militaire adviseurs en training. Die historische banden zijn ook tegenwoordig nog intact.
“Noord-Korea heeft goede vrienden in Afrika,” zegt Andrea Berger, hoofdonderzoeker aan het Middlebury Institute of International Studies in Vermont. “In die landen kunnen diplomaten vrijwel ongestoord commerciële activiteiten ontplooien, of die nu legaal of illegaal zijn.”
Maar voor andere Afrikaanse landen is de maat vol. Ondanks het feit dat Noord-Korea met militaire steun heeft bijgedragen aan de vestiging van het nietsontziende regime van Robert Mugabe in Zimbabwe, werd de Noord-Koreaanse ambassade in dat land in 1998 gesloten, naar verluidt vanwege het beschamend hoge aantal diplomaten dat werd betrapt bij de smokkel van neushoornhoorn en ivoor. Ook Botswana verbrak zijn banden met Noord-Korea, in 2014, wegens “mensenrechtenschendingen,” aldus bericht Rademeyer.
Volgens het Botswaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken ging het daarbij tevens om “onmenselijke behandeling” van Noord-Koreanen en “grove veronachtzaming van de mensenrechten van zijn burgers.” Mogweetsi Masisi, vicepresident van Botswana, ging zelfs zover dat hij Noord-Korea op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York omschreef als een “kwaadaardig land”.
“Er bestaat in de wereld steeds meer diplomatieke consensus over het feit dat Noord-Korea al veel te lang heeft kunnen wegkomen met zijn asociale gedrag in het buitenland, en het is eigenlijk niet meer de moeite waard om een Noord-Koreaanse ambassade in je land te hebben,” zegt Ben Young, postdoctoraalstudent in de Koreaanse geschiedenis aan de George Washington University in Washington DC. “Ik denk niet dat daar veel aan diplomatie wordt gedaan.”
Zelfs als de resterende tien Noord-Koreaanse ambassades in Afrika ten zuiden van de Sahara dicht zouden gaan, dan zou dat het overkoepelende probleem van de illegale handel in wildproducten niet oplossen. Hoewel het aantal Noord-Koreaanse ingezetenen dat is betrapt op het smokkelen van wildproducten vermoedelijk slechts het topje van de ijsberg is, zullen Noord-Koreanen op zichzelf waarschijnlijk maar voor een heel klein deel verantwoordelijk zijn voor de ruim duizend neushoorns die elk jaar in Zuid-Afrika worden gedood.
Ook zijn de Noord-Koreaanse ambassadeurs niet de enige diplomaten die bij wildcriminaliteit zijn betrokken. In zijn onderzoek onthulde Rademeyer nog dertien andere gevallen waarbij (vooral Chinese en Vietnamese) diplomaten in Afrika betrokken waren bij de smokkel van neushoornhoorn en ivoor.
“Afgaande op het weinige dat we over de Noord-Koreaanse betrokkenheid bij de illegale handel in wildproducten weten, spelen ze waarschijnlijk een kleinere rol dan andere, meer gevestigde en veel agressievere grensoverschrijdende criminele netwerken die vanuit Vietnam, China, Laos, Thailand en andere Aziatische landen opereren,” zegt Rademeyer. “Maar allemaal dragen ze bij aan het feit dat in de afgelopen tien jaar ruim 7100 neushoorns in Afrika zijn afgeslacht.”
Voor het belaagde wild van Afrika draait alles om het afstoppen van de vraag, zegt Richard Thomas, internationaal woordvoerder van TRAFFIC, de organisatie die de wereldwijde handel in wild en wildproducten bijhoudt. “Als het gebruik van neushoornhoorn in Azië uit de mode raakt, verdwijnt ook de behoefte om het te verhandelen, gewoon omdat het geen kostbaar goed meer is.”
Lees meer verhalen over wildcriminaliteit en -uitbuiting op Wildlife Watch van National Geographic. Stuur tips, commentaren en verhaalideeën naar ngwildlife@natgeo.com.