Heel behoedzaam lopen ze achter elkaar door een weiland vol boterbloemen in de Haanmeer, een polder in Zuidwest-Friesland. Mo Verhoeven met een antenne voorop en Jelle Loonstra er in ganzenpas achteraan. “Mo peilt met zijn antenne de kuikens in het hoge gras en weet dus precies wanneer we moeten oppassen”, zegt Loonstra. “Ik loop daarom het liefst in zijn voetstappen, dan is de kans het kleinst dat ik per ongeluk op een kuiken stap.”
Los van de piepjes die Verhoeven via zijn antenne ontvangt, laten twee luid alarmerende grutto’s boven hun hoofd aan de onderzoekers weten dat ze warm zijn. Een paar dagen eerder hebben beide biologen van de Rijksuniversiteit Groningen op de rug van de gruttokuikens in het weiland een minuscuul radiozendertje van minder dan één gram aangebracht. “Daarmee kunnen we ze af en toe opzoeken om te kijken hoe hard ze groeien en of ze uitvliegen”, legt Verhoeven uit.
Verhoeven en Loonstra zijn bezig met het laatste veldseizoen voor hun promotieonderzoek. Een van de vele vragen waarover ze zich buigen, is de migratiestrategie van jonge grutto’s. Trekken ze in de loop van de zomer met hun ouders en andere volwassen grutto’s mee naar het zuiden, of is de route naar Zuid-Europa en westelijk Afrika op de een of andere manier in hun genen voorgeprogrammeerd? Het is een vrij fundamenteel biologische vraag, niet meteen een die van praktisch belang lijkt voor weidevogelbeschermers, die vooral willen weten wat de grutto nodig heeft om het hoofd in Nederland boven water te houden.
Maar daarmee houden de jonge biologen zich niet bezig, zegt Verhoeven. “Dat hebben heel veel onderzoekers vóór ons al uitgedokterd.” Grasland dat niet zo intensief wordt gebruikt, met veel insecten om de jongen te voeren, dát wil de grutto! In plaats daarvan krijgt hij monotone weilanden, waar de maaimachines al in april overheen razen.
In de Haanmeer lijkt wél aan de wensen van de grutto en andere weidevogels te worden voldaan. De vogeldichtheid is in dit stukje polder in elk geval zo hoog, dat een overvliegend bruinekiekendiefmannetje, op zoek naar hapklare ‘kiekens’ of een muisje, door een overmacht aan grutto’s, kieviten en tureluurs uit het luchtruim boven het reservaat wordt verdreven. Aan de horizon heeft deze roofvogel waarschijnlijk meer kans. Daar liggen de strakke biljartlakens van vers gemaaid gras. Als daar wat eetbaars loopt, ziet de kiekendief zijn prooi niet alleen eerder, er zitten daar ook nauwelijks weidevogels om hem de weg te versperren.
De keuze van het Nederlandse publiek voor de grutto als Vogel des Vaderlands, tijdens een verkiezing van het NPO Radio 1-programma Vroege Vogels in 2015, was niet minder dan logisch. Van de volledige West-Europese gruttopopulatie broedt ruim driekwart in Nederlandse weilanden. En wie wordt er níet blij van dat typische lentegeluid, hoog in de lucht tijdens een fietstocht door het boerenland: o-grut-o-grut-o-grut. Helaas wordt dat geluid steeds minder gehoord. Elk jaar verdwijnt zo’n 5 procent van de populatie. Op dit moment zijn er nog maar zo’n dertigduizend broedparen over. In Vlaanderen is de weidevogel al helemaal schaars. Daar wordt het aantal grutto’s in de zomer op ongeveer duizend geschat.
Al houden ze zich dan niet zozeer bezig met de vraag hoe je grutto’s het best beschermt, toch worden Verhoeven en Loonstra bijna dagelijks geconfronteerd met de snelle achteruitgang van hun onderzoeks-objecten. “Het frustrerendst is de sterfte nadat de vogels zijn uitgevlogen”, vindt Loonstra. Vlak voor de jongen kunnen vliegen, proberen de onderzoekers de radiozendertjes bij een deel van de vogels te vervangen door een iets grotere satellietzender, zodat ze ook tijdens de trek kunnen worden gevolgd. “Maar een aanzienlijk deel van die zenders vinden we uiteindelijk terug in een hoopje veren, op een plukplaats van een roofvogel. Of in een eerder stadium komt het signaal van onze radiozendertjes ineens uit het hol van een hermelijn, of vanonder de dakpannen waar een steenmarter zijn nest heeft.”
Die zogeheten predatie van weidevogels is de laatste jaren, zeker in Friesland, een bijzonder gevoelig gespreksonderwerp geworden. Niet alleen onderzoekers zien hun geliefde vogels steeds vaker in de maag van rovers verdwijnen, ook boeren en weidevogelbeschermers vinden het bijzonder vervelend wanneer een vos in één nacht een compleet weiland van alle eieren ontdoet. Als het geen woede is vanwege de liefde voor de weidevogels, dan is het wel omdat boeren uit verschillende potjes steun kunnen krijgen als ze de natuur op hun land stimuleren.
Jos Hooijmeijer, coördinator van het onderzoek in Groningen, wil niet met de beschuldigende vinger naar de predatoren wijzen. “Er wordt op verschillende plaatsen aan vossenbestrijding gedaan”, weet hij. “Maar om alle predatoren te gaan bestrijden om zo de weidevogels te beschermen, zou niet alleen illegaal, maar ook pure symptoombestrijding zijn. Roofvogels horen erbij in een gezond ecosysteem.” Sterker nog, Hooijmeijer snapt de kiekendieven, marters en kraaien wel. Op het gewone boerenland is nauwelijks nog eten te vinden voor dit soort dieren. Dan trekken ze dus vanzelf richting de weinige plekken waar weidevogels nog wel kuikens weten uit te broeden.
Om die reden ziet Hooijmeijer ook niet veel in de strategie om weidevogels te redden met behulp van kleine reservaten of door individuele welwillende boeren. “Die plekken zullen uiteindelijk niets meer zijn dan snackbars in een van voedsel verstoken boerenland”, denkt hij. “Om weidevogels te beschermen, zullen we het complete boerenland anders moeten inrichten, niet alleen om de huidige problemen met predatoren aan te pakken, maar ook om de insectenstand weer op een gezond peil te krijgen.”
Deze tekst bevat enkele fragmenten uit de oorspronkelijke reportage. Het hele verhaal is te lezen in het augustusnummer van National Geographic Magazine. Volg het jaar van de vogel!