Keizerspinguïns zijn extreem goed in staat om warm te blijven in de ijskoude Antarctische winters. In de dichte kluwens die ze vormen, soms van wel honderden vogels, wordt de warmte zo goed vastgehouden dat de pinguïns het er niet heel lang kunnen volhouden: ze krijgen het te heet. Wetenschappers ontdekten in 2015 dat de temperatuur in het midden van de groep kan oplopen tot zo'n 38 graden Celsius.
Keizerspinguïns zijn de enige dieren die tijdens de Antarctische winter broeden. Ze gaan vaak zo'n 80 tot 160 kilometer het land op om een enkel ei te leggen. Terwijl het mannetje zo’n twee maanden lang het ei uitbroedt, gaat het vrouwtje terug naar de rand van het ijs voor voedsel. Het is een perfect werkend systeem - zo lang de omstandigheden meewerken.
Hoewel keizerspinguïns zich hebben aangepast aan de barre Antarctische omstandigheden en warm kunnen blijven bij wisselende temperaturen, hebben ze wel behoefte aan regelmaat, zelfs in die extreme omgeving.
Het is cruciaal dat ze in hun leefgebied de juiste hoeveelheid zee-ijs hebben. Uit een studie uit 2014van de Woods Hole Oceanographic Institution, een Amerikaanse non-profitorganisatie, bleek dat te veel zee-ijs betekent dat pinguïns een grotere afstand af moeten leggen om zichzelf en hun jong te voeden, waardoor de overlevingskansen van de jongen afnemen. Te weinig zee-ijs betekent te weinig voedsel en te weinig bescherming tegen roofdieren.
De verdwijning van het zee-ijsis de belangrijkste bedreiging voor keizerspinguïns. Naarmate het water door de klimaatverandering warmer wordt en er meer ijs smelt, wordt de kans groter dat het aantal keizerspinguïns aanzienlijk zal afnemen. De studie concludeert dat van veel van de huidige kolonies in 2100 nog maar de helft van het aantal dieren over zal zijn.
Niet alleen in Antarctica gaat het zee-ijs verloren, en pinguïns zijn niet de enige dieren die te kampen hebben met de nadelige gevolgen daarvan. Voor de pooldieren die zich zo hebben ontwikkeld dat ze op de koudste plekken op aarde kunnen leven, is het cruciaal dat die plekken blijven voortbestaan.
Sinds 1980 is er in het noordpoolgebied meer dan 2,5 miljoen vierkante kilometer aan zee-ijs verloren gegaan, een gebied zo groot als circa zestig keer Nederland. Het gevolg is dat ijsberen net als pinguïns moeite hebben om voedsel te vinden. Walrussen, die hun jongen krijgen op de rand van het zee-ijs, moeten steeds dichter op elkaar leven door het verdwijnende ijs waardoor jongen het risico lopen om te worden vertrapt.
Terwijl de aarde opwarmt, hebben pooldieren moeite om de kou te blijven opzoeken. In alle leefgebieden op aarde ondervinden dieren de gevolgen van klimaatverandering, maar aan de polen zijn die gevolgen het duidelijkst te zien, nu hele leefgebieden van ijs in het water verdwijnen.
Dit zijn foto's van elf diersoorten die leven in de vrieskou.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com