Voor kapucijnapen in het Braziliaanse Parque Nacional Serra da Capivara is het gebruik van gereedschap een duizenden jaren oude traditie: uit een nieuwe studie blijkt dat de primaten uit dit gebied al drieduizend jaar lang stenen gereedschap gebruiken om hun voedsel mee te bewerken. De vindplaats is, buiten Afrika, de oudste vindplaats waar sporen van dergelijk niet-menselijk gebruik van gereedschap werd aangetroffen.
Bij de opgraving, die onlangs werd beschreven in het vakblad Nature Ecology & Evolution, werden lagen met ronde keien aangetroffen die door de kapucijnapen in de omgeving in verloop van tijd werden gebruikt om zaden en noten open te breken. Binnen en buiten Afrika zijn eerder soortgelijke vindplaatsen aangetroffen, de oudst bekende is een leefgebied van chimpansees in de Ivoorkust van meer dan vierduizend jaar oud. Maar alleen het gereedschap uit Serra da Capivara vertoont een ontwikkeling in de loop van de tijd, en is daarmee een mijlpaal in de niet-menselijke archeologie. De omvang van het stenen gereedschap in het gebied verandert in de loop van de tijd, wat een aanwijzing is dat de kapucijnapen het aanpasten aan de variërende mate van hardheid van hun voedsel.
“Wat zo interessant is aan de mogelijkheid om archeologische opgravingen te doen op vindplaatsen voor gereedschap van primaten, is dat daaruit blijkt dat wij als soort niet de enige zijn met een subtiel, gedetailleerd archeologisch verleden,” zegt Tomos Proffitt, postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het University College London en medeauteur van het artikel. “Deze ‘kapucijnaap-opgraving’ laat zien dat deze soort primaten in Brazilië hun eigen archeologische geschiedenis hebben, een eigen oudheid op het gebied van het gebruik van gereedschap.”
Een groter inzicht in het gebruik van gereedschap door kapucijnapen zou uiteindelijk kunnen leiden tot de ontdekking van de oorsprong van deze gewoonte bij andere primatengroepen, waaronder ook de oudste voorouders van de mens. Het oudste bekende stenen gereedschap — opzettelijk scherp gemaakt snijgereedschap — is 3,3 miljoen jaar oud en werd gemaakt door ofwel Australopithecus afarensis of Kenyanthropus platyops, twee verschillende voorlopers van de moderne mens.
Maar voordat vroege mensen met opzet stukken van stenen afsloegen om die als gereedschap te gebruiken, bedienden ze zich vermoedelijk van keien om voedsel te bewerken, net als de kapucijnapen uit Serra da Capivara dat nu nog doen. Door het gebruik van het gereedschap van de apen te bestuderen, weten wetenschappers nu ook beter waar ze naar op zoek moeten op andere, oudere vindplaatsen.
“Ik vind het altijd geweldig als er nieuw bewijs wordt gevonden voor de complexiteit van het gedrag van dieren,” vertelt Erin Marie Williams-Hatala, evolutionair antropoloog aan de Amerikaanse Chatham University die onderzoek doet naar de biomechanica van het vroege gebruik van stenen gereedschap. “Ik denk dat we jarenlang - tientallen jaren - op het verkeerde spoor hebben gezeten met onjuiste theorieën over wat ons onderscheidt van andere primaten.”
Er een klap op geven
Lange tijd werd het gebruik van gereedschap gezien als een typisch menselijke activiteit. In tientallen jaren van onderzoek is inmiddels aangetoond dat die stelling gewoon niet klopt. Er zijn verschillende vogelsoorten die takjes en twijgen als gereedschap gebruiken en chimpansees maken ‘speren’ om op zoogdieren te jagen. Orang-oetans hebben een slimme oplossinggevonden om aan water te komen: ze kauwen op plantenmateriaal, gebruiken dat als een soort spons om moeilijk bereikbaar water mee op te zuigen en knijpen het vervolgens in hun mond uit.
Hetzelfde geldt voor de kapucijnapen uit Serra da Capivara, die ook nu nog de harde doppen van cashewnoten openbreken met behulp van ronde keien van kwartsiet met een doorsnede variërend van zo'n 2,5 centimeter tot ongeveer die van een vuist. Als ze met de keien op de noten slaan - op de wortels van de kasjoebomen of op stenen ‘aambeelden - blijven er kenmerkende kuiltjes achter, bruingekleurd door de schillen van de noten, die het bewijs vormen van de harde klappen.
Al eeuwenlang vertelden lokale bewoners en bezoekers van Brazilië verhalen over de hamerende kapucijnapen en al tientallen jaren wisten wetenschappers dat deze apen in staat zijn gereedschap te gebruiken in laboratoriumexperimenten. Maar het duurde tot 2004 tot er officiële waarnemingen werden gedaan van dit gedrag.
“De lokale bevolking wist het al heel lang,” vertelt hoofdonderzoeker Tiago Falótico, die als primatoloog werkzaam is aan Braziliaanse Universidade de São Paulo.
Zo'n tien jaar geleden begon het onderzoeksteam dat verantwoordelijk was voor de nieuwe studie aan de opgraving in Serra da Capivara, om te zien hoelang de apen al gebruikmaakten van gereedschap. De onderzoekers maakten in 2016 bekend dat er op één vindplaats onomstotelijk bewijs is dat daar zo'n 700 jaar geleden al sprake van was. Maar omdat er geen reden was om aan te nemen dat dit het oudste materiaal was dat gevonden kon worden, besloot het team om verder te graven.
Veranderend eetpatroon?
Na vier fasen van opgravingen hadden de onderzoekers zich door zo'n drieduizend jaar aan sedimentlagen gegraven, bleek uit de koolstofdatering van houtskool in de grondlagen, en nog bleven ze bewijzen vinden van het gebruik van gereedschap door de apen. Opvallend genoeg zag het team van Falótico en Proffitt veranderingen in de toepassing. Tot zo'n 560 jaar geleden bedienden de apen zich van relatief kleine keien die zorgden voor fikse schade aan de omgeving, een teken dat ze vaak hun doel misten. De onderzoekers vermoeden dat het voedsel van de primaten in die tijd kleiner van omvang was.
Daarna gingen de kapucijnapen over op het gebruik van veel grotere stenen, wat erop wijst dat ze op zoek gingen naar harder voedsel. Ongeveer de afgelopen driehonderd jaar, zo blijkt uit de opgravingen van Falótico, hebben de apen gebruikgemaakt van gereedschap van dezelfde omvang als dat ze nu nog gebruiken, in lijn met hun huidige strategie van het openbreken van de harde schil van cashewnoten.
Wat maakte dat de dieren van dieet veranderden? Proffitt en Falótico weten het niet. Misschien leefden er in de loop van duizenden jaren verschillende groepen kapucijnapen in dit deel van de Serra da Capivara, elk met hun eigen smaak. Maar het is ook mogelijk dat de veranderingen te maken hebben met de planten die in het gebied aanwezig waren.
Williams-Hatala, die niet betrokken was bij het nieuwe onderzoek, wijst erop dat nog steeds niet met zekerheid kan worden gezegd wat de kapucijnapen in het verleden aten. Op het oudere gereedschap zijn niet de typerende overblijfselen van cashewnoten te zien. Dat zou erop kunnen duiden dat de apen toen geen cashewnoten aten, of dat de overblijfselen in de loop van de tijd zijn vergaan. Ze voegt daar nog aan toe dat de wijze waarop de apen het gereedschap toepassen, door er een klap mee te geven, niet is veranderd in de loop van de tijd, waardoor er volgens haar geen al te grote consequenties moeten worden verbonden aan de verschillen die op de vindplaats werden aangetroffen.
“Het voorwerp waar ze op slaan verandert in de loop van de tijd, maar ik zou niet willen beweren dat dat een verandering is in het gebruik van het gereedschap, of in het gedrag,” merkt ze op.
Proffitt en Falótico willen doorgaan met hun onderzoek, en onder meer kijken naar de manier waarop verschillende soorten niet-menselijk stenen gereedschap kunnen worden onderscheiden. Daardoor zouden onderzoekers kunnen bepalen wie op een bepaalde vindplaats gebruik heeft gemaakt van een bepaald stenen gereedschap, wat zou bijdragen aan de kennis over de evolutionaire achtergrond van het gebruik van gereedschap bij primaten. Want niet alle groepen kapucijnapen maken gebruik van stenen gereedschap, dus waarom doen de dieren in de Serra da Capivara en in bepaalde gebieden in Panama dat dan wel?
“Wat was daarvoor bepalend in de evolutionaire geschiedenis, de ecologie, de sociale systemen van deze populaties van kapucijnapen die 38 miljoen jaar verwijderd zijn van de voorouder die zij met de mens delen?” vraagt Brendan Barrett, die als postdoctoraal onderzoeker verbonden is aan het Duitse Max-Planck-Institut für evolutionäre Anthropologie. “Het is waarschijnlijk een evolutionaire ontwikkeling die hier los van staat.”
De onderzoekers wijzen met name op de enorme variëteit in het gebruik van gereedschap door de primaten, en op het feit dat het kennelijk niet vanzelfsprekend is dat de apen dezelfde ontwikkeling doormaakten als de voorouders van de mens. Zo komt het voor dat de apen per ongeluk flinters van stenen afslaan als ze ze gebruiken om er een klap op de cashewnoten mee geven. Maar het is nog nooit in het wild waargenomen dat ze die flinters vervolgens als snij-instrument gingen gebruiken, wat wel een belangrijke stap was in de evolutie van de mens.
“Als je ‘steentijd’ omschrijft als een periode waarin bepaalde individuen stenen gebruiken als gereedschap, dan beleven de kapucijnapen inderdaad hun eigen steentijd,” aldus Proffitt. “Maar of die steentijd zich gaat ontwikkelen tot iets complexers, dat zou ik echt niet kunnen zeggen.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com