Dit artikel verschijnt in de september 2019 editie van National Geographic Magazine

"Toen ik onder die boom in het Northern Territory van Australië stond, dacht ik aan wat de zeekrokodil allemaal had moeten doorstaan. Het reptiel is in zo’n vijftig jaar tijd uitgegroeid van een jong van zeventig gram tot een 4,5 meter lange kolos van 450 kilo. Hij kwam ter wereld rond het einde van een kwarteeuw intensieve commerciële jacht die de soort bijna tot uitsterven had gebracht. Hij was het perfecte roofdier – en ik vreesde dat ik op een of andere manier zijn dood vierde.

Ik maakte de foto om een heroïsche jachtpartij te vereeuwigen. Sommigen denken misschien dat deze mannen geen enkel respect hebben voor de krokodil: ze hebben hem immers het leven ontnomen. Maar ik heb geleerd dat jagers kunnen houden van de dieren die ze doden – en zelfs kunnen bijdragen tot het redden van de soort. Dit complexe gegeven wilde ik onderzoeken toen ik de krokodillenjacht vastlegde voor National Geographic.

Sinds 1971 is de zeekrokodil een beschermde soort in het Noordelijk Territorium. De overheid voert een beleid van ‘marktgedreven natuurbehoud’, waarbij een bepaald aantal eieren uit de natuur mag worden verzameld; de krokodillen die hieruit voortkomen, mogen worden gedood voor hun huid. Bovendien mag jaarlijks worden gejaagd op een beperkt aantal krokodillen, waaronder exemplaren die een bedreiging vormen voor mensen. Maar zelfs met deze gereguleerde oogst is in het Northern Territory de omvang van de wildpopulatie zeekrokodillen gegroeid van ongeveer vijfduizend eind jaren zestig tot zo’n honderdduizend exemplaren nu – een aantal dat volgens onderzoekers in de buurt komt van wat het ooit was.

In vier jaar tijd was ik acht keer in het Northern Territory, waar ik een paar maanden meeging met de professionele krokodillenjagers op deze foto: Roger Matthews (links) en Aaron Rodwell. In al die tijd heb ik verschillende dingen geleerd. Beide mannen houden echt van krokodillen; het doden is niet iets waar ze blij van worden, al erkennen ze een gevoel van sensatie te ervaren op het moment zelf. En, het gevaar voor de jager is ongeveer even groot als voor het dier. Jagers moeten heel dicht bij de krokodil komen om hem te doden. Een afstandsshot moet namelijk perfect zijn – ongeveer een centimeter achter het oor, recht in de hersenen–, anders kan de krokodil zich terugtrekken onder water, waar hij dood zal bloeden, een lot dat veel jagers die ik ken verafschuwen. Dus riskeren de jagers hun leven om dit te voorkomen. Maar dat betekent niet dat de klus snel is geklaard.

This is an image
NGM Maps

Dit dier was wat men noemde een ‘probleemgeval’. Hij had bijna gehakt gemaakt van een Aboriginal-vrouw in Arnhem Land die wrattenslangen ving langs de oever van een lagune. Haar man Samuel Nayinggul verzocht de krokodil weg te laten halen. Daartoe ontving Aaron een noodvergunning.

De jacht begon net voor zonsondergang en duurde tot drie uur ’s ochtends. Roger stond aan het roer van zijn aluminium boot, Aaron speurde met een krachtige halogeenlamp het wateroppervlak van de lagune af. Samuel was onze gids, ikzelf zat achter in de boot. Na vier uur zoeken was het dier gevonden. Aaron vuurde een handgemaakte harpoen op de krokodil af, maar die wurmde zich los van de haak en verdween onder water.

Weer een uur later. Roger maande me te gaan zitten. Aaron verplaatste zich naar de boeg en stond daar met in zijn ene hand een zaklamp en in de ander een harpoen, gemaakt om het dier aan te haken, niet om het te doden. Aaron scheen de lamp op de krokodil terwijl Roger de boot wat naar voren stuurde. Op nog geen meter afstand schoot Aaron de harpoen in de nek van de krokodil. Dat maakte hem woest. Plots maakten we een scherpe draai, waardoor Aaron op de vloer van de boot belandde.

Wat volgde was net een scène uit een Hollywoodfilm: de krokodil begon de boot voort te trekken – niet snel of agressief, maar net genoeg om te laten zien hoe sterk hij was. Meer dan twee uur lang liet hij ons rondjes varen over de lagune. Toen hij eindelijk bovenkwam, was hij duidelijk uitgeput. Roger pakte een touw dat hij over de bovenkaak van de krokodil probeerde te werpen, om hem zo tot bedaren te brengen.

Wederom had de krokodil andere plannen. Hij lanceerde zichzelf richting de boot, nam een hap van de zijkant en schudde met het vijf meter lange vaartuig als een hond met een speeltje. Gelukkig bleven we aan boord. Na een lang gevecht om het touw om zijn bek te krijgen, tilden Roger en Aaron zijn kop op de zijkant van de boot, waarna Roger de kaken vastbond met ducttape. Een stuk van een jutezak werd over de ogen geplaatst om het dier te kalmeren, waarna Roger met een revolver een eind maakte aan het leven van de krokodil. Een gevoel van verdriet overviel me nu dit majestueuze dier er niet meer was

De dood kan zowel tragisch als mooi zijn, en ik besteed er veel tijd aan om dit in mijn foto’s te laten zien. Ik weet zeker dat ik deze foto niet had kunnen maken als Roger of Aaron er triomfantelijk bij had gestaan. Maar dat was niet zo. We deelden daarentegen een huiveringwekkend moment van stilte.

Na het maken van de foto werd het dier ontleed. Roger en Aaron verwijderden de kop, huid en staart. Aaron zoutte de huid en legde hem samen met het hoofd in een koeler. Later werd de kop in Darwin behandeld met chemicaliën om het vlees los te maken. De schedel werd vervolgens verkocht voor zo’n 2200 euro. De huid werd naar een looierij in Zuid-Australië gestuurd en verkocht voor zo’n 4500 euro. Dat was hun opbrengst.

De man die had aangedrongen op het weghalen van de krokodil hield aan de succesvolle jacht een veilig gevoel over – én de staart, voor zijn vlees."

Trevor Beck Frost is een fotograaf en filmmaker uit Richmond, Virginia. Dit is zijn tweede National Geographic-verhaal.