Op 23 september 2015 zat special agent Ryan Bessey op zijn kantoor in de vestiging New Jersey van de US Fish and Wildlife Service in Galloway toen hij een telefoontje kreeg van een collega van de afdeling inlichtingen. De analist vertelde hem dat de Franse douane in totaal 115 keizerschorpioenen in beslag had genomen, afkomstig uit twee vrachten uit Kameroen. Ze waren bestemd voor een man in Metuchen, New Jersey, genaamd Wlodzimie Lapkiewicz.
Als de Franse autoriteiten de inbeslagname belangrijk genoeg vonden om onder de aandacht van de VS te brengen, dan moest Lapkiewicz de moeite waard zijn om te onderzoeken, zo dacht Bessey, en begon te graven.
Hij ontdekte dat Lapkiewicz ook in de VS heel wat op zijn kerfstok had. Twee maanden eerder waren enkele keizerschorpioenen en Afrikaanse reuzenmiljoenpoten uit Tanzania in een truck van de posterijen ontsnapt uit een doos die voor Lapkiewicz was bestemd. (Een insectenverdelger doodde de insecten.)
Rond dezelfde tijd vernam Bessey dat Lapkiewicz op zijn Facebook-pagina spinnen, miljoenpoten en reuzenschorpioenen te koop aanbood. Volgens de officiële aanklacht tegen Lapkiewicz gaf hij leveranciers opdracht om dozen met insecten van misleidende etiketten te voorzien om de douane te omzeilen. “Daaruit bleek dat het om een lopende commerciële onderneming ging,” zegt Bessey.
Lapkiewicz ging op Facebook niet in op talloze verzoeken van National Geographic om een interview, en zijn advocaat reageerde niet op e-mails en voicemail.
Het is verboden om de meeste insecten en andere geleedpotigen, waaronder spinnen, schorpioenen en miljoenpoten, of onderdelen daarvan, in de VS in te voeren zonder een vergunning van de US Fish and Wildlife Service. Voor het importeren van sommige levende ongewervelde dieren is bovendien een vergunning van het Amerikaanse ministerie van Landbouw nodig. Keizerschorpioenen en dictatorschorpioenen vereisen extra documenten, omdat ze op een van de lijsten van de CITES staan, de Conventie inzake de Internationale Handel in Bedreigde Soorten Flora en Fauna, het internationale verdrag waarmee wordt toegezien op de handel in wilde dieren en planten.
Drie jaar na dat telefoontje, in 2018, namen douanebeambten in Indiana een dozijn Afrikaanse reuzenmiljoenpoten in beslag. Ook deze insecten waren bestemd voor Lapkiewicz, maar volgens de officiële aanklacht stond op de doos in kwestie aangegeven dat er ‘speelgoedbeesten voor de geboorte van het kind van een vriend’ in zaten. Enkele weken later openden wildinspecteurs op de New Yorkse luchthaven John F. Kennedy een zending aan Lapkiewicz en vonden 245 cilindertjes met daarin de eicocons van orchidee-bidsprinkhanen, roze en witte insecten uit Zuidoost-Azië die zich voordoen als bloemblaadjes.
In augustus 2018 werd Lapkiewicz aangeklaagdvoor de smokkel van wilde dieren en misleidende etikettering – federale delicten die hem tezamen een straf van maximaal 25 jaar cel zouden kunnen opleveren. Lapkiewicz verklaarde zich alleen schuldig aan de smokkel van wilde dieren en werd op 2 juli 2019 veroordeeld tot een half jaar huisarrest en vier jaar voorwaardelijk.
“Ik wist destijds al dat er een markt voor ongewervelde dieren bestond,” zegt Bessey, die vóór zijn onderzoek naar Lapkiewicz al vijf jaar als special agent had gewerkt. “Maar pas bij deze zaak besefte ik hoe groot die markt was.”
Kakkerlakken – ‘geweldige huisdieren’
De vraag naar dieren die door de meesten van ons als enge beestjes worden beschouwd, hetzij als levende huisdieren hetzij als opgezette verzamelobjecten, heeft tot een grootschalige handel in alle mogelijke soorten geleid, van kevers en wandelende takken tot vogelspinnen en schorpioenen. Mensen bestellen zelfs kakkerlakken, diertjes die mij ooit 24 uur uit mijn appartement hebben verjaagd nadat ik er eentje in de badkamer had zien rondscharrelen. Maar het zijn “geweldige huisdieren,” zegt Carlos Martinez, eigenaar van de Reptile Factory, een dierenwinkel in het zuiden van Californië.
Veel insecten en andere geleedpotigen worden in gevangenschap gefokt of op andere wijze legaal verhandeld, maar naast deze legale handel bestaat er een levendige en wereldwijde zwarte markt. Het is een weinig bekende uithoek van de illegale wildsmokkel, een sector waarin miljarden dollars omgaan en die eerder wordt geassocieerd met de illegale handel in neushoornhoorn en olifantenivoor dan met beestjes die we doorgaans doodeng vinden.
“Veel insecten die je in de handel aantreft, zijn niet op legale wijze uit het land van herkomst uitgevoerd of in het land van bestemming ingevoerd,” zegt Stéphane de Greef, een milieu-ingenieur en insectenliefhebber uit België die een populaire entomologiegroep op Facebook beheert. “Dat is helaas zeer gebruikelijk.”
Nieuwsberichten over smokkelpraktijken met insecten zijn er legio. Neem de Tsjechische burger die in 2017 werd beboet voor zijn poging om 4226 kevers, schorpioenen, spinnen en andere ongewervelde dieren Australië uit te smokkelen. Of de zevenduizend spinnen, insecten en andere ongewervelde dieren die vorig jaar uit het Philadelphia Insectarium and Butterfly Pavillion werden gestolen, vermoedelijk om ze op de illegale markt voor exotische huisdieren te verkopen.
Er wordt geen centrale database van inbeslagnames bijgehouden, wat betekent dat er geen schattingen bestaan over de omvang van deze wereldwijde handel. Maar uit gegevens van de US Fish and Wildlife Service die National Geographic kon inzien, blijkt dat de douane van de VS, een belangrijk bestemmingsland, tussen juni 2018 en juni 2019 tenminste negenduizend levende en dode geleedpotigen (zonder de kreeftachtigen mee te tellen) om commerciële redenen werden ingevoerd. Dat is waarschijnlijk maar een fractie van het totale aantal geleedpotigen dat het land binnen wordt gesmokkeld, aangezien deze soorten eenvoudig in koffers en postpakketten kunnen worden verstopt.
In veel landen is de vangst en export van bepaalde soorten of van soorten uit bepaalde gebieden, zoals nationale parken, verboden of alleen met een vergunning mogelijk, maar dat weerhoudt smokkelaars er niet van om de beestjes in het wild te vangen. Sommige mensen willen ze alleen maar bestuderen, en in bepaalde regio’s worden ze als voedsel verzameld. Maar de wereldwijde commerciële handel in deze dieren berust vooral op de stroperij van tropische soorten, waar het warme klimaat en het overdadige voedselaanbod reuzensoorten met spectaculaire kleuren hebben voortgebracht. Kopers uit de hele wereld zijn bereid honderden of zelfs duizenden dollars per stuk voor de zeldzaamste en kleurrijkste of anderszins opvallende soorten te betalen, om ermee te fokken, ze levend als ‘huisdieren’ te houden dan wel opgezet in hun woning uit te stallen.
Wetenschappers maken zich zorgen over de gevolgen van de verzamelwoede van deze kleine dieren, die van groot belang zijn voor voedselketens omdat ze planten bestuiven en voedingsstoffen in de bodem recyclen. “Telkens als je een soort op grote schaal uitroeit of uit een bepaald milieu weghaalt, zul je dat ecosysteem op een of andere manier verstoren,” zegt Floyd Shockley, hoofd van de insectencollectie van het National Museum of Natural History in Washington DC.
De markt op
Als er iemand is die deze markt voor ongewervelde dieren goed kent, dan is het Brent Karner. Hij is afdelingshoofd bij BioQuip Bugs, een bedrijf in Rancho Dominguez, Californië, dat opgezette en levende insecten en andere geleedpotigen verkoopt.
Afgelopen mei sprak ik met Karner af in het Los Angeles Museum of Natural History, waar we de Bug Fair bezochten, een twee dagen durend evenement rond alles wat kruipt en scharrelt. Ik heb insecten het grootste deel van m’n leven geprobeerd te mijden, maar op de Bug Fair sprak ik met mensen die er geen genoeg van kunnen krijgen.
In drie museumvleugels boden ruim vijftig verkopers alle mogelijke beestjes aan, van eetbare wormen (ze smaken als gedroogde garnalen, zei een verkoper me) tot T-shirts met daarop ‘insectenhumor’ (‘Don’t Kill my Buzz’). Maar de meeste bezoekers kwamen hier voor de duizenden ongewervelde wezens die hier in glazen potten rondkropen of in uitstalcassettes waren opgeprikt.
Karner verkocht opgezette insecten. Zijn kraampje was zó populair dat het lastig was om hem weg te halen bij de horden festivalgangers die zich vergaapten aan de herculeskevers ter grootte van een handpalm, oranje-bruine lantaarndragers en andere dieren die hij te koop aanbood.
Van wetenschappers en hobbyisten vernam ik dat BioQuip dé plek is voor het op verantwoorde en legale wijze verzamelen van insecten. De praatgrage en van een sikje voorziene Karner zegt me dat hij er trots op is dat hij zijn werk op deze manier opvat: verantwoord en legaal. Het betekent dat hij ervoor zorgt dat zijn leveranciers in hun landen de juiste vergunningen hebben en dat hijzelf de juiste papieren heeft om de insecten in te voeren. Het betekent ook dat hij per jaar niet meer dan honderd exemplaren van dezelfde soort van één specifieke locatie koopt en helemaal geen insecten uit Europa invoert. Omdat sommige landen daar volgens hem geen goede regelgeving hebben, is “Europa een zeer goede plek om illegale dingen uit te voeren, dus daar wil ik niets mee te maken hebben.”
Volgens Karner hebben mensen altijd al insecten gekocht maar heeft het internet de sector veranderd. Verkopers kunnen bedrijven als BioQuip nu links laten liggen en direct met kopers in contact treden.
“Dat is ideaal voor de zwarte markt,” zegt hij, verwijzend naar websites als eBay. Het kost hem vijf minuten om op eBay een advertentie te vinden voor een Filipijnse pauwenpage van de soort Papilio chikae, een met uitsterving bedreigde soort die volgens de CITES niet verhandeld mag worden. “Dat is hetzelfde als het smokkelen van neushoornhoorn of olifantenivoor,” zegt Karner. De verkoper biedt het insect aan onder de naam ‘Papilio chi’ in plaats van onder zijn wetenschappelijke naam. Een paar weken later is de aanwijzing ‘Papilio chi’ niet meer in advertentie te vinden.
Een woordvoerder van eBay, dat de verkoop van illegaal verkregen of verhandelde wilde dieren niet toestaat, schreef per e-mail dat het bedrijf “een combinatie van technologische en menselijke processen gebruikt om problematische aanbiedingen te identificeren en te verwijderen.”
Er zijn volgens Karner drie soorten insectensmokkelaars. Ten eerste smokkelaars die niet beseffen hoeveel papierwerk er komt kijken bij het legaal verzamelen en vervoeren van insecten. Dan zijn er handelaren die geen vergunningen hebben omdat ze er niet voor willen betalen en al die bureaucratie maar onzin vinden, een gevoel dat je veel tegenkomt. (Zoals een Facebook-gebruiker in een hobbygroep schreef: “Het heeft helemaal geen zin om exemplaren die niets met natuurbehoud te maken hebben, aan de grens tegen te houden.”)
En dan zijn er de echte criminelen, die zeldzame en verboden soorten willen verkopen omdat ze weten dat er veel geld voor wordt betaald. Dat zou iemand als Hisayoshi Kojima kunnen zijn, een Japanner die in 2007 tot bijna twee jaar cel werd veroordeeld wegens het leiden van een internationale smokkeloperatie. De special agent van de US Fish and Wildlife Service die de zaak onderzocht, vertelde op de Amerikaanse radiozender NPR dat Kojima overal ter wereld plaatselijke stromannen weinig meer dan een fooi betaalde voor het vangen van bedreigde vlinders en andere insecten, die hij vervolgens op zijn website verkocht.
Het is niet ongebruikelijk dat internationale handelaren plaatselijke vangers inhuren. Vorig jaar schreef National Geographic over het leven van Jasmin Zainuddin, een Indonesiër die vlinders vangt, waarvan sommige volgens de wet zijn beschermd, en ze dan verkoopt op plaatselijke souvenirmarkten of doorverkoopt aan een vlindersmokkelaar die de insecten naar de rest van de wereld uitvoert.
Sebastián Padrón, entomoloog aan de Universidad de Cuenca in Ecuador, kwam enkele jaren geleden in het Amazone-regenwoud een stroper tegen die probeerde hem Prepona- en morfovlinders te verkopen, glanzend blauwe schoonheden. Hoewel Ecuador strenge wetten op het gebied van insecten verzamelen kent, mist het land de middelen om ze te handhaven. Volgens Padrón eindigt veel van de smokkelwaar in Japan, waar verzamelaars bijzonder geïnteresseerd zijn in insecten, en in de VS en Europa.
Volgens entomologe Nancy Miorelli gebruiken verkopers in de buurt van haar woonplaats Quito in Ecuador onderdelen van geleedpotigen – vooral vlindervleugels – voor het maken van oorbellen en halskettingen voor toeristen. Als ze de verkopers vraagt hoe ze aan de onderdelen komen, kunnen ze haar geen duidelijk antwoord geven. “Ik vroeg een verkoopster eens of ze wist dat de vangst van deze dieren illegaal was, naar ze haalde haar schouders op,” zegt Miorelli.
Waarom het belangrijk is
Het is gemakkelijk om het stropen van ongewervelde dieren als onbelangrijk af te doen. Op aarde zoemen, vliegen en scharrelen meer dan een miljoen erkende soorten insecten rond, in totaal een triljoen (een miljard maal een miljard) beestjes. Zo zijn er wereldwijd naar schatting 12.000 soorten miljoenpoten en 900 soorten vogelspinnen.
Dus hoe erg kan het zijn als er van deze enorme hoeveelheid insecten op aarde een klein deel voor de commerciële handel wordt gedood?
Het korte antwoord is: dat hangt ervan af. Zo zijn vogelspinnen bijzonder kwetsbaar voor stroperij omdat ze lang leven en zich op ongeregelde tijden voortplanten. Daarentegen zijn insecten zeer weerbaar omdat ze in hun korte leven veel nakomelingen voortbrengen.
Maar volgens Shockley kan het onbeperkt verzamelen van soorten een reëel gevaar zijn, vooral als ze al worden geconfronteerd met andere dreigingen. Uit een schokkende, zij het omstreden studie bleek vorig jaar dat in de afgelopen decennia ruim veertig procent van alle insectensoorten op aarde in aantallen zijn teruggelopen als gevolg van habitatverlies, vervuiling, invasieve soorten en klimaatverandering en dat álle insecten binnen enkele tientallen jaren zouden kunnen verdwijnen.
De Hitlerkever (Anophthalmus hitleri), een roodbruin loopkevertje dat is vernoemd naar Adolf Hitler en in Slovenië werd ontdekt, is een bizar voorbeeld van het risico van te grote verzamelwoede. Het kevertje (dat in 1933 door de Duitse amateur-entomoloog Oscar Scheibel werd ontdekt) werd onder aanhangers van extreemrechts zó populair dat stropers er begin van deze eeuw uitgebreid op gingen jagen en de soort bijna geheel uitroeiden.
In de meeste gevallen weten we volgens Shockley niet welke gevolgen de stroperij voor een bepaalde soort heeft. “Je hebt beestjes die in boomkruinen, halverwege het bladerdak en op de grond leven,” zegt hij. Bovendien heeft entomologisch onderzoek te kampen met een gebrek aan fondsen, waardoor er te weinig mensen beschikbaar zijn om insecten te tellen. Het feit dat maar heel weinig geleedpotigen – negentig soorten en drie ondersoorten – door de CITES worden beschermd, komt door een gebrek aan gegevens, niet aan soorten. “Ikzelf zou niet het risico willen lopen om er pas achter te komen wat er gebeurt als je een soort verwijdert,” zegt Shockley.
Ook het introduceren van soorten op plekken waar ze niet thuishoren, kan een probleem zijn. Als ongewervelde dieren een nieuw ecosysteem binnen worden gesmokkeld en daar worden vrijgelaten, kunnen zij, of de parasieten die erop leven, veel schade aanrichten aan gewassen, planten, bomen of dieren. “Als je niet weet wat het land binnenkomt, moet je je altijd een beetje zorgen maken,” zegt Greg Bartman, een medewerker van het Amerikaanse ministerie van Landbouw die insecten in geïmporteerde vrachten identificeert. Als waarschuwing geeft hij het voorbeeld van de Indische wandelende tak: hij denkt dat dit insect door de handel in exotische huisdieren in het zuiden van Californië is beland, waar het nu veel schade aanricht aan hibiscussen, klimop, rozen en andere planten. En Afrikaanse reuzenmiljoenpoten (dezelfde geleedpotigen die ontsnapten uit het pakket uit Tanzania dat was bestemd voor Lapkiewicz) dragen soms een mijt met zich mee die kan huishouden onder bolgewassen als ui en knoflook.
Maar zelfs als de stroperij ten behoeve van de commerciële handel geen enkel risico zou opleveren, zou het volgens de entomologen en hobbyisten met wie ik heb gesproken, nog altijd onverantwoord zijn. “Welke wetenschappelijk relevante informatie zou je kunnen vergaren door in één nacht en op één locatie 10.000 juweelkevers in een insectenval te vangen?” vraagt Shockley zich af. En Miorelli meent: “Er zijn mensen die gewoon een beschermd gebied binnenlopen en daar de wilde dieren doden en meenemen. Dat getuigt gewoon van een groot gebrek aan respect.”
Verzamelkoorts
Erica en Brian Ellis zijn zó verzot op insecten dat ze geprepareerde soorten verzamelen en die overal in hun huis in Simi Valley, Californië, uitstallen.
Ik leerde het stel kennen op de Bug Fair in Los Angeles. Het echtpaar Ellis vertrok die dag met vijf nieuwe aanwinsten: een reuzenboktor (Titanis giganteus), een miljoenpoot, een mierwesp, een Japanse reuzenhoornaar en een vogelspinnendoder, een enorme wesp die zijn slachtoffers eerst verlamt en dan opeet. Al deze dieren hebben één ding gemeen: ze behoren tot de grootste van hun soort, het voornaamste criterium dat de Ellissen voor hun verzameling gebruiken. “Het is gewoon onvoorstelbaar dat ze zo groot kunnen worden en te weten dat ze ooit levend en wel door het bos hebben gekropen,” zegt Brian, die in sales en marketing werkt.
Hun allereerste insect, een glanzende atlaskever uit Zuidoost-Azië, kochten ze zeven jaar geleden op de Bug Fair. “Toen we hem in huis hadden, haalden we hem soms uit zijn cassette en konden er dan twintig, dertig minuten naar staren,” zegt Erica, directiesecretaresse bij een biomedisch bedrijf. Al snel waren ze verslaafd aan de “schoonheid en verschillen” onder geleedpotigen, vertelt ze. Nu bezitten ze zo’n vijftig opgezette exemplaren, waaronder een ruim zestig centimeter lange wandelende tak uit Zuidoost-Azië die ze voor 1200 dollar kochten.
Volgens het echtpaar kopen ze bij voorkeur van bonafide verkopers, die gedetailleerde informatie geven over de identiteit en de herkomst van de insecten.
Het verrast festivalbezoeker Max Orion Kesmodel (23) niet dat er een illegale handel in insecten bestaat. “Ook al heb je er nog nooit van gehoord, weet ik zeker dat het bestaat, want zo zit de wereld in elkaar,” zegt hij. “Als ze zoiets met parels doen, dan doen ze het ook met vlinders.”
Kesmodel studeert entomologie aan het Los Angeles Valley College en wordt gefascineerd door de enorme diversiteit aan insecten. En hun glanzende voorkomen sluit goed aan op zijn liefde voor de fotografie. Dit jaar kocht hij op de Bug Fair een wandelende tak uit Maleisië en twee kleurrijke motten, die hij aan zijn collectie van ruim 150 opgezette exemplaren kan toevoegen. In het algemeen is hij op zoek naar fraai gekleurde insecten, vlinders in perfecte staat en kleine bladsprietkevers (waaronder mest- en meikevers), zoals de junikever, die anders dan zijn grotere verwanten niet de indrukwekkende kaken heeft die hem “angst aanjagen.”
Ook Kesmodel koopt het liefst van verkopers met een goede reputatie. “Ik ben nog nooit zomaar naar iemand toegegaan om daar iets te kopen, dat soort dingen,” zegt hij. Wanneer ik hem vraag of hij van de verkopers soms het juiste papierwerk eist, antwoordt hij dat hij dat nooit doet, maar zegt dan: “Nu ik erover nadenk, zou ik dat misschien moeten doen.”
Victoria Regis Knight werkte mee aan de berichtgeving voor dit artikel.
Wildlife Watch is een onderzoeksjournalistiek project van de National Geographic Society en National Geographic Partners, met speciale aandacht voor wildcriminaliteit en de uitbuiting van wilde dieren. Lees meer op natgeo.nl/wildcriminaliteit
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com