“We hebben donkere nachten nodig, want ze komen pas tevoorschijn als de maan niet schijnt,” legt Reynaldo Zambrana uit. “Eerst komen de vrouwtjes, dan de mannetjes. Je moet rennen om er eentje te vangen voordat ze zichzelf ingraven.”
Op een ochtend in februari 2019 baant Zambrana zich om drie uur ’s ochtends met een machete een weg door de jungle. We bevinden ons een kleine honderd kilometer ten noordoosten van de Boliviaanse hoofdstad La Paz. Op een open plek in het bos installeert hij een kleine generator, die een gloeilamp van 250 watt van stroom voorziet. Voor de gloeilamp hangt hij een wit laken op tussen twee staken.
Dan wachten we. Een uur verstrijkt voordat de stilte wordt doorbroken door het gesnor van insectenvleugels: kevers vliegen richting het felle schijnsel in het bos en, zo hoopt Zambrana, tegen het laken aan.
Uiteindelijk levert deze jacht drie grote, glanzend zwarte satanaskevers van de soort Dynastes satanasop, die in Bolivia inheems zijn en lokaal bekendstaan als ‘gloeilampkevers’. Samen met herculeskevers (Dynastes hercules) behoren ze tot de onderfamilie van de neushoornkevers, die vanwege hun imposante hoornstekels geliefd zijn bij keververzamelaars, vooral in Japan.
Elk jaar proberen jagers als Zambrana tussen januari en mei in de bergachtige gemeente Coroico met de jacht op satanaskevers zo’n dertig dollar te verdienen. De fraaiste exemplaren worden in Japan in etalages van dierenwinkels uitgestald en kunnen daar 450 euro kosten. (De prijzen zijn afhankelijk van de grootte, vorm en lengte van de hoorn.)
Zambrana zet de drie kevers voorzichtig in een Tupperwarebakje, dat is voorzien van een deksel met gaatjes en een stukje banaan, zodat de kevers iets te eten hebben.
“Op een goede ochtend vangen we er een stuk of vijf,” zegt hij. “In één seizoen kun je ongeveer zeventig kevers per persoon vinden. De grootste die ik ooit heb gevangen, was veertien centimeter lang. Die heb ik aan een Mexicaan verkocht die met Japan handelde.”
In Bolivia is het vangen, verzamelen en bewaren van wilde dieren al sinds 1990 verboden, en de wetgeving voorziet in een celstraf van tot wel zes jaar voor degene die op heterdaad wordt betrapt. Het Boliviaanse ministerie van Milieu en Water beschouwt de satanaskever als een soort die met uitsterving wordt bedreigd, en volgens de Conventie inzake de internationale handel in bedreigde soorten flora en fauna (CITES) is het importeren en exporteren van deze insecten aan strikte regels gebonden.
De Japanse Wet op invasieve uitheemse soorten, die bedoeld is om te voorkomen dat geïmporteerde dieren en planten schade aanrichten aan ecosystemen, de volksgezondheid, de land- en bosbouw of de visserij, verbiedt de import van 148 dier- en plantensoorten. Maar satanas- en herculeskevers behoren daar niet toe. Volgens Aya Yatsumoto van de Dienst voor Samenwerking op Milieugebied van het Japanse ministerie van Milieu, staan ze niet op de lijst omdat ze niet als een bedreiging voor Japanse kevers in het wild worden gezien. “Ze zijn duur, dus zullen Japanners die deze kevers als huisdieren houden ze niet snel in het wild loslaten.”
Na een geslaagde jacht meet Mamani zijn kevers op en zet ze in plastic bakjes, die weer in kartonnen dozen worden verpakt. Dan stuurt hij de dozen met de bus naar een tussenpersoon in Peru, die ze op het vliegtuig naar Japan zet. Sinds Mamani in 1996 begon met het verzamelen van satanaskevers, heeft hij op deze wijze zo’n 720 exemplaren naar Japan geëxporteerd.
Zambrana heeft naast het exporteren van levende kevers ook twee maanden oude keverlarven uitgevoerd, die minder snel door de luchthavendouane worden opgepikt.
Entomoloog Fernando Guerra Serrudo, assistent-onderzoeker van de afdeling Boliviaanse fauna van het Instituto de Ecología en tevens verbonden aan het Museo nacional de historia natural in La Paz, maakt zich zorgen over de omvang van de handel in Dynastes-kevers. “In de illegale smokkel van insecten gaat veel geld om,” zegt hij. “Je kunt zelfs vliegen op het internet verkopen. Elk insect heeft zijn prijs, en er zijn kopers voor.” Volgens hem zullen de kevers geheel verdwijnen “als ze verder in dit soort hoge aantallen aan de wilde natuur worden onttrokken.”
Afgezien van de stroperij en smokkel van wilde dieren zijn ook het verdwijnen van habitats als gevolg van ontbossing en het vrijmaken van natuurland ten behoeve van de landbouw grote bedreigingen. “De bossen worden gekapt voor de verbouw van landbouwgewassen en het aanleggen van cocaplantages,” zegt Guerra. “Zelfs op berghellingen waar het onmogelijk is om akkerbouw te bedrijven, worden cocabladeren geplant, waardoor de habitats van deze soorten verdwijnen.”
Het uitsterven van Dynastes-kevers zou volgens hem veel schade aanrichten, omdat deze insecten de kringloop van voedingsstoffen in tropische bossen onderhouden. Bij het voeden breken de larven oud hout af en versnellen zo de compostering ervan. Daarnaast helpen ze bij het beluchten van de bodem wanneer ze hun holletjes graven en zich met dood organisch materiaal voeden.
Yens voor kevers
Aan de andere kant van de oceaan, in Japan, spreek ik met Yayoi Suzuki, die samen met haar man Hideyuki een dierenwinkel genaamd Insect Shop Global runt. “De mensen in Japan zijn dol op satanas- en herculeskevers, omdat ze groter zijn dan Japanse soorten,” zegt Yayoi. “Het zijn fascinerende beesten.”
In Japan zijn deze kevers helemaal in. Elke zomer jagen kinderen in parken en groenruimten van Tokio op de insecten, en de rage heeft Pokémon-figuurtjes als Mega-Heracross voortgebracht, gebaseerd op de herculeskever. Volgens Yayoi leven Japanse kevers maar kort (niet meer dan drie maanden), nog een reden waarom ze minder gewild zijn dan satanas- en herculeskevers, die twee jaar oud kunnen worden. Japan kent volgens Yayoi twee soorten keverliefhebbers: degenen die het leuk vinden om kevers te kweken en ze in leven te houden, en degenen die ze als verzamelobjecten kopen en in opgeprikte vorm bewaren. De Suzuki’s verhandelen levende kevers, waarvan sommige in hun eigen winkel worden gekweekt en andere uit larven van andere Japanse kwekers voortkomen.
In de winkel zie ik iets wriemelen in een doorschijnend plastic bakje met wat aarde erin. Het is een gelige, behaarde worm van zo’n tien centimeter lang die zo dik is als een worstje en angstaanjagende kaken heeft. “Dat is de larve van een satanaskever,” zegt Yayoi Suzuki glimlachend. Op een kaartje aan de achterzijde van het bakje staat dat het een mannelijk exemplaar is, die in de winkel is gekweekt.
Yayoi vertelt me dat Hideyuki vroeger driemaal naar Isla Guadalupe, voor de westkust van het Mexicaanse schiereiland Baja California, is gereisd om er herculeskevers te kopen. En zo’n tien jaar geleden brachten zij en Hideyuki een bezoek aan Bolivia, in de hoop daar tweehonderd satanaskevers aan te schaffen, maar de Boliviaanse autoriteiten wezen hun verzoek af.
“Ach, kijk hoe hij van zijn jam geniet!” roept Yayoi uit terwijl ze een volwassen satanaskever uit zijn bakje tilt en hem in mijn handen neerzet. De Suzuki’s voeren hun kevers met een combinatie van dierlijke eiwitten, sachariden, vitaminen, mineralen en vruchtensap met bananensmaak, die ze in de winkel bereiden. Met dit dieet krijgen de satanaskevers volgens haar alle voedingsstoffen die ze nodig hebben.
Keverkampioenen
Maar de interesse van Japanners in grote kevers met zware wapens is niet alleen gericht op het houden van de insecten als huisdieren. Volgens Jose Iannacone-Oliver en Alexander Soras-Vega, onderzoekers aan de biologische faculteit van de Universidad nacional Federico Villarreal in Lima, Peru, is een van de redenen waarom de keverpopulatie in aantal achteruitgaat het feit dat “ze voor kevergevechten worden gebruikt, waardoor de internationale vraag toeneemt.”
In het wild gebruiken mannelijke neushoornkevers hun hoornstekel als wapen om tijdens gevechten met rivalen tijdens het paarseizoen hun tegenstander op te tillen, op zijn rug te gooien of weg te slingeren.
Op YouTube tonen Japanse kanalen livebeelden van verschillende soorten neushoornkevers waarop is te zien hoe de insecten in piepkleine boksringen de hoorns kruisen. De bedoeling is dat een kever zijn tegenstander omver gooit of uit de boksring wegsleept. Dit soort showgevechten kunnen vele duizenden kijkers trekken. Kazuhiko Iijima, beheerder van Mushisha, een insectenwinkel in Tokio, bevestigt dat de sport populair is. “In Tokio worden toernooien gehouden,” vertelt hij. “De winnaars krijgen veel geld, afhankelijk van het aantal bezoekers.” De kampioenen onder de kevers worden voor duizenden dollars verkocht.
Liefhebbers van kevergevechten besteden veel aandacht aan het voorbereiden van hun kabutomushi (‘kabuto’ is het woord voor samoerai-helm, ‘mushi’ voor insect) voor gevechten, die doorgaans in de zomer worden georganiseerd. In een reportage van Reuters-verslaggever Masako Iijima zegt Shin Yuasa over een van zijn kevers, die een gevecht in Tokio won: “Ik heb hem bewust getraind door hem tegen kleinere kevers te laten vechten, zodat hij eraan gewend raakte een winnaar te zijn.”
De sport is ook populair bij kinderen. Zo is de 8-jarige Tessho Suzuki winnaar van het Nationale Sumotoernooi voor Neushoornkevers, dat op 16 juli 2018 in de prefectuur Yamagata op het eiland Honsjoe werd gehouden. Zo’n vierhonderd jongeren bezochten het evenement. Suzuki’s prijs: rundvlees en pruimen uit Nakayama, een stad in Yamagata.
Vaak wordt er op de uitkomsten van kevergevechten gewed, vooral op de Riukiu-eilanden en Okinawa. De meeste weddenschappen zijn volgens de Japanse strafwet verboden, maar volgens enkele wedplatforms op het darkweb worden prijzen vaak in bitcoins uitbetaald, waardoor deze transacties niet aan regelgeving zijn gebonden en moeilijk zijn te achterhalen.
Keverdiefstal
Volgens keverexpert Fernando Guerra Serrudo komen Japanse keversmokkelaars steeds vaker naar Bolivia om er zelf op kevers te jagen, waarbij ze de plaatselijke tussenpersonen overslaan. “Ze hebben nu hun eigen contacten, die klaarblijkelijk ervaring hebben en ze helpen met het vangen van exemplaren,” zegt hij.
Reynaldo Zambrana, de keverjager uit Coroico, bevestigt dit. Volgens hem huren sommige Japanners Engelssprekende gidsen uit de regio in om hen naar plekken met de meeste kevers te brengen.
In Coroico spreek ik met een gids die vertelt dat hij in 2018 door drie Japanse mannen werd ingehuurd om te helpen bij het vangen van satanaskevers. “We kampeerden in Arapata,” vertelt de gids, die uit vrees voor de autoriteiten anoniem wil blijven. “We vonden drie kevers. Ze zeiden dat ze in 2019 naar deze plek wilden terugkeren.”
Arrestaties voor het stropen en smokkelen van kevers zijn zeldzaam in Bolivia, zegt Walter Andrade, kolonel van de Policía Forestal y de Medio Ambiente (Pofoma). Hij schrijft dit verzuim toe aan het gebrek aan toezicht aan de grens met Peru, waardoor het veel te gemakkelijk is om kevers het land uit te smokkelen. “Gezien de lange grens die we hebben, wordt er nauwelijks gecontroleerd, noch door de Peruviaanse noch door de Boliviaanse autoriteiten.” Die poreuze grens is vele honderden kilometers lang.
In juni 2007 werd Hosogushi Masatsugu, een Japanse staatsburger, op de Internationale Luchthaven Mariscal Sucre in Quito, Ecuador, gearresteerd wegens zijn poging om 423 kevers van Bolivia naar Japan te smokkelen, waaronder ook 211 satanaskevers. De kevers werden in beslag genomen en later in Bolivia weer in het wild uitgezet, aldus het Ecuadoraanse ministerie van Milieu en Water. In februari 2010 werden een lading van 2752 kevers van verschillende soorten, waaronder talloze neushoornkevers, onderschept op een postkantoor in La Paz. Een Boliviaanse vrouw, Ericka Cuevas Santos, werd gearresteerd en korte tijd gevangen gezet, maar haar Peruviaanse handlangster, Dina Elsa Vega Aguilar, werd niet aangehouden en wordt nog altijd gezocht door de Boliviaanse politie en door Interpol.
Volgens Andrade vond de laatste inbeslagname van kevers door zijn dienst tweeënhalf jaar geleden plaats. “Dat ging om drie (...) satanaskevers die in het stadje Copacabana voor honderd dollar per stuk werden aangeboden. Ze zaten keurig geprepareerd in een glazen doosje, ideaal voor insectenverzamelaars.” Andrade beklaagt zich over het gebrek aan personeel voor de milieupolitie van Bolivia. Het betekent dat onderbezette regionale afdelingen afhankelijk zijn van de 24 agenten in La Paz, die op hun beurt de werklast in de hoofdstad amper aankunnen, laat staan dat ze kunnen helpen met de handhaving in afgelegen gebieden van het land.
Geheime ontmoetingen
Volgens Andrade verhandelen de smokkelaars hun insecten vooral via sociale media. “Zo’n tachtig procent van de orders gaat via het internet,” zegt hij. Zijn afdeling speurt de sociale media nu stelselmatig af op illegale verkopen. “We werken ook aan het voorlichten van kinderen; we proberen een nieuwe manier van denken te introduceren, zodat mensen over tien tot vijftien jaar bewuster zijn van de situatie” en de smokkel kunnen terugdringen.
Wanneer ik contact opneem met de Facebookpagina 100% Insect JAPAN, waar keversoorten uit meer dan vijftien landen worden aangeboden, waaronder ook Dynastes-kevers uit Latijns-Amerika, krijg ik van een beheerder te horen dat hij vroeger kevers verkocht die hij zelf had gekweekt. Dat was niet verboden. Nu biedt hij alleen nog maar levende exemplaren aan die in het wild zijn gevangen, wat grotendeels illegaal is maar hem veel papierwerk scheelt.
De man wil anoniem blijven maar stemt in met een ontmoeting. We spreken af om een kopje koffie te drinken op de Tokiose luchthaven Narita, maar uiteindelijk komt hij niet opdagen. We communiceren nog talloze keren op Facebook, waarna hij me blokkeert. Hij liet me weten dat hij de kevers in verschillende landen eigenhandig ving en ze dan in zijn koffer mee naar Japan nam. Voor sommige soorten vulde hij de juiste formulieren in, bij andere deed hij “helemaal niets.”
Uiteindelijk leek hij te zijn vergeten dat ik me had voorgesteld als journalist van National Geographic en vroeg me of ik bereid was kevers voor hem te vangen. “Als je wilt kunnen we elkaar in Bolivia in het geheim ontmoeten. Ik weet nog niet precies wanneer ik ga, maar ik wil mijn reizen voor 2020 alvast inplannen.”
Intussen vertelt Reynaldo Zambrana mij dat hij is gestopt met het stropen van kevers. Hij en anderen van zijn dorp deden het om hun lage inkomen aan te vullen. “We probeerden gewoon rond te komen, net als iedereen,” zegt hij. Maar nu vreest hij dat de jacht de keverpopulatie zal wegvagen. “Het ziet ernaar uit dat de smokkelaars alles weghalen en niets overlaten. Dat heeft me ertoe gebracht om met dit illegale werk te stoppen.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com