Ruim een eeuw lang meenden wetenschappers dat bandlangoeren, schuwe apen die in de bomen leven, één enkele soort vertegenwoordigden, maar uit nieuw onderzoek is nu gebleken dat het om drie aparte soorten gaat. De apensoorten werden tot nu toe niet geïdentificeerd omdat de verschillen met hun directe verwanten niet met het blote oog zijn vast te stellen.
De soorten komen in heel Myanmar, Thailand, Maleisië, Singapore en Indonesië voor en werden door dat grote verspreidingsgebied niet beschouwd als kwetsbaar voor uitsterving. Maar uit de resultaten van het nieuwe onderzoek, die deze maand in het tijdschrift Scientific Reports worden gepubliceerd, blijkt dat twee van de nieuwe soorten nu tot de meest bedreigde primaten ter wereld behoren en onmiddellijk beschermd moeten worden.
Het onderzoek toont weer eens aan hoe geavanceerd de genetische sequentiëringsmethoden zijn waarmee onderzoekers taxonomische fouten (die soms eeuwenlang standhouden) kunnen corrigeren en onopgemerkte soorten van de ondergang kunnen redden. In dit geval werkten ze met DNA uit de uitwerpselen van de apen, een niet-ingrijpende techniek die veelbelovende resultaten in dit vakgebied heeft opgeleverd.
“We willen dat deze publicatie andere mensen aanspoort om meer onderzoek te doen naar deze totaal verschillende apensoorten in Azië,” zegt Andie Ang, National Geographic-onderzoekster en als wetenschapper verbonden aan het Wildlife Reserves Singapore Conservation Fund. “De diversiteit die er waarschijnlijk is, is ongetwijfeld veel groter dan we tot nu toe hebben vastgesteld. En als we er niets over weten, lopen we het risico het kwijt te raken.”
Aloud vermoeden
Tien jaar geleden begon Ang, een van de auteurs van de nieuwe studie, onderzoek te doen naar de bandlangoer, een kleine, donker gekleurde apensoort in Zuidoost-Azië. In de negentiende-eeuwse standaardwerken werden de bandlangoeren als één soort geclassificeerd – Presbytis femoralis – die bestond uit drie ondersoorten: de Raffles-bandlangoer, de Oost-Sumatraanse bandlangoer en de Robinson-bandlangoer. Gezien het uiterlijk van de drie ondersoorten is de vergissing heel begrijpelijk: ze zijn alle drie zwart en vertonen slechts subtiele verschillen in de witte accenten in hun gezicht en op hun buik.
Maar Ang vermoedde meteen al dat Raffles-bandlangoeren eigenlijk een aparte soort vormden. “Als je alleen al naar de morfologie en beschrijvingen uit het verleden kijkt, dan lijkt het om een aparte soort te gaan, maar ik had geen informatie waarmee ik dat kon aantonen,” zegt zij.
Het vinden van bewijzen voor haar vermoeden zou niet eenvoudig zijn. Langoeren zijn berucht om hun schuwheid en zijn zeer lastig te spotten tussen de boomtoppen waarin ze het grootste deel van hun leven doorbrengen. Meestal gaan ze er bij het eerste teken van menselijke aanwezigheid vandoor, waardoor ze moeilijk zijn te fotograferen of met blaaspijltjes te verdoven, een methode die wordt gebruikt om bloedmonsters bij de aapjes af te nemen. Deze werkwijze bezorgt de dieren veel stress en brengt het risico met zich mee dat ze gewond raken.
Om al deze problemen te overwinnen besloten Ang en een internationaal team van collega’s monsters van de uitwerpselen van de apen te verzamelen. Volgens Ang is dierenpoep een onderschatte informatiebron voor wetenschappers: de uitwerpselen kunnen zeer veel vertellen over de genetica, het dieet, het microbioom en de parasietenlast van de apen.
Op zoek naar poep
Maar het vergaren van de monsters was niet zo eenvoudig als het klinkt, want het is lastig en tijdrovend werk. De onderzoekers lokaliseerden een troep langoeren in het bos en wachtten vervolgens geduldig (soms urenlang) totdat de apen verder trokken en zij op de bosbodem konden zoeken naar uitwerpselen.
“Soms waren we de hele dag op pad, maar poepten de apen niet of we konden de uitwerpselen niet vinden omdat de bosgrond er precies zo uit ziet als dat wat wij zochten,” zegt Ang. “Soms ook waren de vliegen en mestkevers ons vóór geweest.”
Door de monsters te analyseren slaagden Ang en haar collega’s erin om het hele genoom van elf afzonderlijke bandlangoeren te sequentiëren en deze onderling en met een genetische database van eerder afgenomen monsters te vergelijken. Om een zoogdier als aparte soort te classificeren moet zijn mitochondriale genoom met zo’n vijf procent verschillen van verwante soorten. In dit geval vonden de onderzoekers bij de drie langoeren een verschil van zes tot tien procent.
Ze berekenden dat de soorten ongeveer drie miljoen jaar geleden van elkaar waren afgesplitst, nog vóór het Pleistoceen. “Ze zijn niet eens nauwe verwanten,” zegt Ang.
Het redden van soorten
Bij twee van de apensoorten, de Raffles-bandlangoer (Presbytis femoralis) en de Oost-Sumatraanse bandlangoer (Presbytis percura), brengt de nieuwe classificatie meteen grote zorgen over hun voortbestaan met zich mee, want gezien de kleine populaties en het beperkte verspreidingsgebied waarin ze leven, worden ze beschouwd als soorten die zeer ernstig met uitsterving worden bedreigd.
Ang schat de totale populatie aan Raffles-bandlangoeren op niet meer dan drie- à vierhonderd exemplaren, waarvan ongeveer zestig procent in Singapore leven. De rest leeft in de zuidelijke deelstaten van het Maleisische schiereiland, waar bossen steeds sneller worden gekapt om plaats te maken voor palmolieplantages. Maar de onderzoekers hebben geen idee hoeveel Oost-Sumatraanse bandlangoeren er nog zijn. Deze dieren leven alleen in de provincie Riau op Sumatra, in een gebied waar de natuur ernstig worden bedreigd door bosbranden en stroperij en waar de ontbossing in een hoog tempo verloopt.
De Robinson-bandlangoer (Presbytis robinsoni) daarentegen is veel wijdverbreider en wordt door de International Union for Conservation of Nature geclassificeerd als ‘gevoelig voor uitsterving’.
“Voorlopig worden ze niet echt met uitsterving bedreigd,” zegt Ang. Maar door de oprukkende urbanisatie en de versnelde ontbossing zou de Robinson-bandlangoer volgens haar uiteindelijk in hetzelfde schuitje komen te zitten als de andere twee soorten.
Hoewel de bedreigingen waarmee deze apensoorten worden geconfronteerd, niet nieuw zijn, zou hun officiële erkenning als aparte primatensoorten van invloed kunnen zijn op hun bescherming.
“Bij het behoud van biodiversiteit wordt vooral gekeken naar soorten, niet naar ondersoorten, dus het feit dat nu is aangetoond dat het om drie aparte soorten gaat, zou ertoe kunnen leiden dat er meer geld voor de bescherming van de dieren beschikbaar komt,” zegt Christian Roos, een geneticus die aan het Deutsches Primatenzentrum in Göttingen onderzoek doet en niet bij het nieuwe onderzoek was betrokken.
Ang en haar collega’s werken nu met universiteiten en ngo’s in Maleisië, Indonesië en Singapore samen om het onderzoek naar de nieuwe soort te bevorderen en overheden te vragen om de apen beter te beschermen.
De onderzoekers vermoeden dat er nog veel meer soorten, waaronder ook primaten, achter het etiket ‘ondersoort’ schuilgaan en op identificatie wachten. Momenteel voeren ze vervolgonderzoek uit naar een andere ondersoort van de langoeren, de bleekdijlangoer, die alleen in de Sumatraanse provincie Riau voorkomt en waarschijnlijk ook een nieuwe (en ernstig met uitsterving bedreigde) soort is. Zoals in de nieuwe studie is aangetoond, kunnen monsters van uitwerpselen een sleutelrol spelen in de identificatie van deze ‘verborgen’ soorten.
“De methode wordt momenteel slechts af en toe gebruikt in de taxonomie, maar ze is veelbelovend,” zegt Vincent Nijman, onderzoeker natuurbehoud aan de Oxford Brookes University en een van de auteurs van de nieuwe studie. “Van alles wat poept, kunnen wij het DNA onderzoeken.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com