In Australië is het niet ongebruikelijk om een wombat aan de kant van de weg te zien lopen. En voor Emily Small is het niet ongebruikelijk dat ze de dieren meeneemt als ze verweesd, ziek of gewond zijn. In haar opvangcentrum voor wombat-wezen verzorgt ze de jonge dieren totdat ze zijn hersteld en zet ze daarna weer terug in het wild.
Wél ongebruikelijk is dat Small gedurende de lockdown in haar woonplaats Melbourne haar eigen flatje gebruikte om drie verweesde wombats op te vangen.
“Als je joeys – wombat-baby’s – als gezelschap hebt, dan is dat toch heerlijk?” zegt zij.
In 2002 richtte Small in East Gippsland het Goongerah Wombat Orphanage op, het weeshuis voor wombats dat ze samen met haar moeder beheert. Ze krijgen per jaar zes tot acht wombat-joey’s binnen, voornamelijk weesjes waarvan de moeders zijn overreden.
Ze probeert haar opvangwerk zo goed en zo kwaad als het kan te combineren met haar volle baan als logistiek directeur van Wildlife Victoria, een dierenopvang- en milieugroep in Melbourne. Door de afgekondigde lockdown werd de 450 kilometer lange trip van Preston, de noordelijke wijk van Melbourne waar ze woont, naar het opvangcentrum in East Gippsland vrijwel onmogelijk, dus koos Small ervoor om de wombats in haar eigen éénkamerflat te verzorgen.
Wombats zijn bij de geboorte ruim een centimeter lang en groeien uit tot gedrongen buideldiertjes die in holen leven. Ze zijn inheems in Australië en naburige eilanden. In tegenstelling tot kangoeroes zit de opening van de buidel aan de achterkant, zodat de joey geen last heeft van de aarde die de moeder opwerpt als ze aan het graven is. Meestal neemt een joey gedurende minstens een halfjaar geen enkel kijkje buiten de buidel en ook daarna verlaat hij zijn veilige schuilplaats gedurende drie à vier maanden niet. Wanneer een joey de buidel eenmaal heeft verlaten, blijft hij nog een jaar lang bij zijn moeder.
Het verzorgen van verweesde wombats brengt heel wat werk met zich mee, zegt Small. Net als mensenkinderen hebben ze voortdurend aandacht nodig. En door de pandemie is het moeilijk geworden om de materialen te krijgen die de diertjes nodig hebben om in een ongebruikelijke omgeving toch goed te gedijen.
Opgewonden standjes
De drie wombats die door Small worden opgevangen, hebben allemaal hun eigen persoonlijkheid. Landon, de jongste van het stel, werd eind maart door een dierverpleegster gered en is tien maanden oud.
“Landon is mijn kleine genie,” zegt Small. “Hij raakt vaak heel opgewonden. De energie straalt van hem af en hij kan dat niet onder controle houden, dus dan schreeuwt of piept hij van levenslust. Ik heb er niet eerder eentje gehad die dat deed.”
Bronson, de middelste van elf maanden, is wat meer teruggetrokken. Hij werd door een voorbijganger in de buidel van zijn dode moeder gevonden.
“Hij kan situaties die voor wombats heel normaal zijn, soms niet goed aan,” zegt Small. “Dan wordt hij bezorgd.” Als Bronson een nieuw geluid hoort of in een nieuwe omgeving komt, zoekt hij Small op om zich weer veilig te voelen. Maar als hij zich eenmaal op z’n gemak voelt, is hij er volgens haar dol op om rond te “waggelen en te snuffelen.”
Beatrice is één jaar oud en wordt door Small “een onafhankelijke wombat-krijgster” genoemd. Ook zij werd in de buidel van haar moeder gevonden.
“Toen ze werd opgevangen, stortte ze zich grommend op me en probeerde me aan te vallen,” vertelt Small. “Ik wist dat ze dat uit angst deed, want ze werd opgevangen toen ze al wat ouder was, wat betekent dat deze dieren veel alerter zijn. Ze probeerde angstaanjagend op me over te komen, en dat lukte.”
Nu Beatrice gewend is geraakt aan haar nieuwe omgeving, is ze volgens Small een “ongelooflijk lieve en vriendelijke wees, met een speels en warm hart.”
Zorg tijdens de pandemie
Onder normale omstandigheden kunnen wombats in het wild volgens Small tot wel drie jaar bij hun moeder blijven.
“Ik probeer die band zoveel mogelijk na te bootsen en in hun individuele behoeften te voorzien. En ik zorg ervoor dat ze de benodigde vaardigheden hebben om in het wild te overleven,” zegt ze.
In haar bovenflatje deed Small haar best om het soort buitenverblijf na te bootsen waarin wombats normaliter worden opgevangen. De dieren hebben gras en aarde nodig, want daarin zitten voedingsstoffen waarmee ze hun darmen gezond houden. Dus nam Small wat gras en aarde uit het opvangcentrum mee naar huis. Ze kweekt en verzorgt het gras in een bloembak op haar balkon en daarnaast heeft ze wat schors en twijgen waarop de jonge wombats kunnen kauwen. Maar volgens haar is “het een beetje problematisch” om het balkon schoon te houden.
Ook het voeren van de joey’s is een uitdaging. Het trio wordt met de fles gevoed en krijgt speciale moedermelk, die tijdens de pandemie moeilijk was te krijgen. “Ik ben nu in afwachting van vijftien kilo van het spul,” zegt Small. “De post is net weer op gang gekomen, maar het werkt helemaal niet goed.”
Ondanks alle uitdagingen doen de drie wombats het prima, zegt zij. En zoals ze alle drie hun eigen behoeften hebben, hebben ze ook hun eigen dieetvoorkeuren. “De ene is veel sneller bereid om aan de volgende fase te beginnen dan de andere,” vertelt ze. “Dat mogen ze helemaal zelf weten.” Volgens Small zijn ze waarschijnlijk klaar om weer in het wild te worden uitgezet als ze “volwassen gedrag” gaan vertonen, zoals de normale agressie, afweerreacties en angsten die wombats in het wild laten zien.
Op dat punt zal Small ze in buitenverblijven in het opvangcentrum plaatsen en ze langzaam van de flesvoeding halen. Als ze tussen de 16 en 25 kilo wegen en ongeveer anderhalf jaar oud zijn, worden ze weer in het wild uitgezet.
Ups en downs
Helaas levert al deze zorg niet altijd het gewenste resultaat op en herstellen sommige wombats zich niet. De eerste wombat die Small en haar moeder ooit verzorgden, overleed al snel. “Hij was als een broertje voor mij. Mijn moeder voerde hem terwijl ik toekeek,” vertelt ze.
Toen hij overleed, bezwoeren ze dat ze nooit meer een verweesde wombat zouden opvangen. Maar die belofte hield geen stand. “Dat zeiden we elk jaar tegen elkaar, maar ze bleven maar binnenkomen. We kunnen geen ‘nee’ zeggen,” zegt Small.
“Als ze tevreden zijn en spelen, dan is dat het mooiste wat je ziet,” zegt zij. “Iedereen die niet moet glimlachen of lachen als ze dat doen, kan niet menselijk zijn.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com