Frédéric Santoul stond in het zuiden van Frankrijk op een middeleeuwse brug in de stad Albi toen hij voor het eerst getuige was van de agressieve voedingsgewoonten van de grootste zoetwatervissen van Europa.
Onder hem liepen duiven op een klein eilandje in de rivier de Tarn. Ze waren zich niet bewust van de groep Europese meervallen die bij de grindoever zwom. Plotseling schoot een van de vissen uit het water het land op. Hij nam een van de vogels te grazen en wierp zichzelf, te midden van een wild gefladder, met de duif in zijn bek terug in de rivier.
“Ik wist dat zwaardwalvissen op het land kunnen springen om zeerobben te vangen, maar ik had vissen nog nooit zoiets zien doen,” vertelt Santoul. Hij werkte als in vissen gespecialiseerde ecoloog bij de Université de Toulouse de rest van de zomer aan het onderzoek van dit verschijnsel.
Op dat moment, ongeveer tien jaar geleden, was er in West-Europa nog weinig bekend over de Europese meerval. De soort werd hier geïntroduceerd door hengelsporters. De vissen kunnen tot wel drie meter lang en driehonderd kilo zwaar worden. Ze komen van oorsprong uit Oost-Europa, maar hebben zich verspreid naar minstens tien landen in West- en Zuid-Europa.
In hun oorspronkelijke leefgebied worden de meervallen zowel bevist als gekweekt als voedsel, en worden ze niet als een problematische soort gezien. Het aantal vissen lijkt daar al decennialang stabiel en er zijn nagenoeg geen aanwijzingen dat ze andere inheemse vissoorten bedreigen.
Maar in de rivieren waar ze nieuwkomers zijn, vallen de zwemmende indringers bedreigde en commercieel belangrijke trekvissen aan zoals elften en de Atlantische zalm. De populaties van deze soorten gaan in Europa sowieso al hard achteruit, aldus Santoul.
Hij vreest dat de roofvis het einde kan betekenen voor allerlei West-Europese vissoorten door een wijziging van de rivierecosystemen die toch al te lijden hebben door de aanleg van dammen, door watervervuiling en door overbevissing.
“Als je de gevolgen van al deze factoren bij elkaar optelt, zou dat over nog eens tien jaar wel eens desastreus kunnen blijken voor de visstand,” waarschuwt Santoul.
Het feestmaal der reuzen
In 1974 zette een Duitse visser enkele duizenden jonge meervallen uit in de Ebro in Spanje. Andere hengelsporters deden hetzelfde in rivieren in andere landen, in de hoop ooit zo'n enorme vis te kunnen vangen. De vissen wisten zich snel voort te planten.
Net als veel andere invasieve soorten gedijen meervallen heel goed in rivieren waarin de mens ingrepen heeft gedaan en waaruit andere inheemse soorten mogelijk al zijn verdreven door de hoge watertemperatuur en het lage zuurstofpeil. Meervallen groeien snel, leven lang (ze kunnen wel tachtig jaar oud worden) en planten zich gemakkelijk voort. De vrouwtjes produceren honderdduizenden eitjes per keer.
Maar ze hebben met name baat bij hun geweldige jachtvaardigheden. Hun zintuigen zijn zeer goed ontwikkeld, net als die van alle andere meervalachtigen. Ze zijn vooral goed in staat de trillingen van hun prooien op te vangen. Daarnaast “kunnen ze zich ook verbazingwekkend goed aanpassen aan nieuwe voedselbronnen,” vertelt Santoul die heeft beschreven dat de meervallen zich ook tegoed doet aan Aziatische korfmossels, een andere invasieve soort.
De meervallen hebben het vooral gemunt op trekvissen die vanuit zee de rivieren in zwemmen om te paaien. Voorbeelden daarvan zijn de Atlantische zalm (een soort die in het verleden weinig van roofvissen te vrezen had), zeeprikken (primitieve, kaakloze vissen die in Europa een bedreigde soort zijn) en elften (een commercieel belangrijke haringachtige).
Daarnaast hebben ze zichzelf nieuwe jachttechnieken aangeleerd die in hun oorspronkelijke leefgebied nooit werden waargenomen, zoals het grijpen van duiven op het land.
In de Franse rivier de Garonne liggen de meervallen soms in vistunnels te wachten om zalmen te vangen die een waterkrachtcentrale passeren.
Volgens een in november 2020 gepubliceerd onderzoek hebben de meervallen in dezelfde rivier ook geleerd dat ze 's nachts aan het wateroppervlak paaiende elften kunnen vangen, als die het te druk hebben met baltsen om goed op te letten. Uit een analyse van de maaginhoud van meer dan 250 meervallen bleek dat elften meer dan 80 procent van hun voedsel vormen - ‘het feestmaal der reuzen’, aldus de studie.
“Al deze onderzoeken leveren dezelfde conclusie op: Europese meervallen zijn een serieuze bedreiging geworden voor belangrijke trekvissen,” zegt Santoul.
Maar, voegt hij daaraan toe, er is een soort die niet bang hoeft te zijn voor de meerval: de mens. Ondanks de verhalen dat de dieren met hun brede, wijd opengesperde bekken mensen aanvallen en zelfs doden, “zijn ze ongevaarlijk voor mensen; ze zijn nieuwsgierig en je kunt in de rivier gewoon naar ze toe zwemmen,” vertelt Santoul.
Een uitzondering onder de megavissen
Er zijn nog andere voorbeelden van grote, invasieve vissoorten die zoetwaterecosystemen verstoren. Zo leidde de komst van de nijlbaars (die in de jaren zestig ten behoeve van de hengelsport werd uitgezet in het Victoriameer en andere Oost-Afrikaanse meren) ertoe dat er in de jaren tachtig minstens tweehonderd inheemse cichlidensoorten waren verdwenen.
Maar over het algemeen loopt het aantal grote zoetwatervissen terug, onder invloed van invasieve soorten, verdwijning van hun leefgebied en overbevissing. Volgens een onderzoek uit 2019 zijn de populaties van dergelijke soorten, die ook wel megavissen worden genoemd, sinds 1970 wereldwijd met een verbijsterende 94 procent afgenomen.
Als het gaat om zijn vermogen om zich aan te passen en voort te planten “is de Europese meerval echt een uitzondering onder de megavissen,” vertelt National Geographic Explorer Zeb Hogan. Hij werkt als visbioloog aan de University of Nevada, richtte het Megafishes Project op en doet onderzoek naar verschillende ernstig bedreigde grote zoetwatervissen in het Mekong-gebied in Zuidoost-Azië. (Bekijk de pijlstaartrog die mogelijk 's werelds grootste zoetwatervis is.
Algemeen gesproken zijn zoetwaterecosystemen de meest bedreigde systemen ter wereld, met als belangrijkste oorzaak de introductie van exotische soorten, aldus Hogan.
Stroomopwaarts trekken
Ecologische verschuivingen door klimaatverandering, zoals hogere temperaturen en veranderende neerslagpatronen, kunnen ertoe leiden dat de omstandigheden nog gunstiger worden voor de meervallen, denken onderzoekers.
“Klimaatverandering pakt voor elke soort anders uit. Sommige exotische soorten hebben er mogelijk meer baat bij dan inheemse soorten,” vertelt Rob Britton, die als visecoloog aan de Engelse Bournemouth University gespecialiseerd is in invasieve soorten.
De Europese meerval kan jaarlijks alleen paaien in water van minimaal 20 graden. Er zijn aanwijzingen dat de vissen zich nu dankzij het opwarmen van het water vestigen in Belgisch en Nederlands water, waar ze eerder niet in voorkwamen.
Ook zijn er tekenen dat de meervallen in Frankrijk nu meerdere keren per jaar paaien, doordat de rivieren daar gedurende langere perioden per jaar warm blijven, vertelt hij.
Volgens waterecoloog Emili García-Berthou van de Spaanse Universitat de Girona heeft de indringer waarschijnlijk al één soort definitief de das omgedaan op het Iberische schiereiland, waar meer dan veertig zoetwatervissen voorkomen die verder nergens anders leven.
“Er zwemmen al talloze meervallen in de hoofdstroom van de Ebro, waar de soort in eerste instantie werd uitgezet, en we voorzien dat ze zich in groten getale stroomopwaarts zullen verplaatsen.”
Nauwelijks oplossingen
Oplossingen zijn er nauwelijks, aldus natuurbeschermers. Nu er vooral in Spanje en Italië een levendige bedrijfstak is ontstaan rond het vangen en weer terugzetten van Europese meervallen, lijken overheden en de visserij er weinig trek in te hebben om iets tegen de vissen te ondernemen. Hoewel de vis in Oost-Europa regelmatig op het menu staat, is het dier op de rest van het continent nooit populair geworden als etenswaar.
Santoul benadrukt dat er in Europa beter moet worden samengewerkt om zoetwaterecosystemen te behouden en de bedreigingen voor trekvissen aan te pakken, zoals de aanleg van dammen. Er zijn ook geen plannen voor maatregelen tegen de meerval, aldus Santoul.
“Ik maak me vooral zorgen om de trekvissoorten die al waren afgenomen voordat de meervallen er waren,” zegt hij. “Als we onze plannen voor soortbehoud niet op Europees niveau op elkaar afstemmen, is het mogelijk te laat om ze nog te redden.”
Stefan Lovgren schrijft regelmatig over de problematiek rond zoetwaterbeheer voor onder meer National Geographic. Hij maakt rapportages over de rivier de Mekong in het kader het USAID-project ‘Wonders of the Mekong’. Het project is te volgen op Instagram.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com