Kaap Crozier op Antarctica is niet bepaald de toegankelijkste plek op aarde. Niet voor toeristen, en zelfs niet voor wetenschappers. Om een van ’s werelds grootste kolonies van adeliepinguïns te beschermen, mag je enkel met speciale toestemming afreizen naar deze afgelegen en ijskoude regio op ruim drieduizend kilometer van Nieuw-Zeeland.
Volgens schattingen leven hier zeshonderdduizend tot 2,5 miljoen adeliepinguïns, elk zo’n vijf kilo zwaar en gehuld in een prachtig zwart-wit verendek. Waggelend, glijdend en zwemmend rondom het desolate Antarctische kustgebied, onder toeziend oog van de indrukwekkende Mount Terror, een uitgedoofde vulkaan van ruim drie kilometer hoog.
Als onderdeel van een National Geographic-expeditie reisde fotograaf Jeff Mauritzen afgelopen winter af naar dit bijzondere gebied. En te midden van die gigantische kolonies zwart-witte adeliepinguïns, legde hij een wel heel bijzonder exemplaar vast: een pinguïn die veel lichter is van kleur: blond.
Albinisme? Nee. Leucisme.
‘Dit is wat we noemen een leucistische pinguïn,’ vertelt P. Dee Boersma, pinguïndeskundige aan de University of Washington in Seattle. ‘Het lijkt net of de pinguïn is geverfd of gebleekt, maar in werkelijkheid gaat het om een genetische mutatie.’
Leucisme is een genetische afwijking bij mensen en dieren die leidt tot een verminderde pigmentatie. Het lijkt op albinisme – en wordt daar ook vaak mee verward – maar dat is het niet.
Waar bij albinisme helemaal geen melanine wordt aangemaakt, is bij leucisme vooral de verspreiding van dit pigment naar de verschillende lichaamsdelen het probleem. Daarom heeft deze pinguïn bijvoorbeeld geen rode ogen, maar wel blonde veren.
Hoe bijzonder dit blonde exemplaar ook oogt, het is niet de eerste pinguïn met deze genetische afwijking in de lange carrière van Mauritzen als wildlife-fotograaf: ‘Ik heb inmiddels miljoenen pinguïns gezien. En één keer eerder verscheen een pinguïn als deze voor mijn lens.’
Dat gebeurde in 2019 op de eilandengroep Zuid-Georgia, zo’n tweeduizend kilometer van het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika. ‘Toen ging het om een koningspinguïn,’ aldus Mauritzen.
Ezels-, stormband- en macaronipinguïns
Maar hoe zeldzaam is leucisme onder pinguïns? Het antwoord: zeldzaam, maar niet uniek. Want ook bij andere pinguïnsoorten is deze genetische afwijking onder wetenschappers bekend. Zoals bij de ezelspinguïn, de stormbandpinguïn en de macaronipinguïn.
Een onderzoek uit 2000 wees uit dat leucisme bij sommige pinguïnsoorten vaker voorkomt dan bij andere. ‘En adeliepinguïns staan bijna helemaal bovenaan dat lijstje,’ zegt Boersma, die net als Mauritzen ooit het geluk had een blonde pinguïn van deze soort te spotten.
Maar er is één soort die de kroon spant: de ezelspinguïn. Van dit type pinguïn, te herkennen aan de witte streep op zijn kop, kampt een op de twintigduizend met leucisme. De adelie is een goede tweede, met een op de 114.000. De stormbandpinguïn sluit de top drie af. Van deze pinguïnsoort, die zijn naam dankt aan de dunne zwarte streep over zijn kin, is één op de 146.000 bedekt met een lichter verendek.
Leucisme: een lust voor het oog, een vloek voor het dier?
Eerlijk is eerlijk, zo’n blond verenpak oogt prachtig. Maar wordt een pinguïn met zo’n afwijkende kleurstelling wel geaccepteerd door zijn soortgenoten? Van albino’s in het dierenrijk is immers bekend dat hun melanineloze leven extra uitdagingen met zich meebrengt. Ze worden vaak verstoten door soortgenoten en zijn extra kwetsbaar als prooi.
Voor leucistische dieren geldt dit gelukkig niet. Voor zover bekend bij wetenschappers verschilt het leven van deze bijzondere blonde exemplaren niet wezenlijk van het leven van hun zwart-witte medepinguïns. Ze worden volledig geaccepteerd in de eigen omgeving en niet extra bejaagd door roofdieren. Voor de pinguïnliefhebbers onder ons een prettige geruststelling.
Dit verhaal werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Engels op nationalgeographic.com.