Voor me staan twee bakjes: een met chips en een met gefrituurde krekels. Na een lezing te hebben bijgewoond van Wageningen University & Research (WUR) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) over het toevoegen van insecten aan ons dieet, kan ik niet anders dan zelf de proef op de som nemen.
Ik inspecteer de bakjes en besluit dan toch maar een krekel te pakken. Kwaad kan het in elk geval niet: voor zo’n twee miljard mensen in meer dan honderd landen is het dagelijkse kost. Ik stel mezelf gerust met die gedachte en stop de krekel in mijn mond. Mijn oordeel? Net een heel zout, knapperig borrelnootje.
Het idee om insecten te eten is niet nieuw. Maar terwijl we in Europa zonder problemen veel vlees naar binnen werken – gemiddeld zo’n 66 kilo per jaar – blijkt slechts 20 tot 25 procent bereid om insecten te eten. Zonde, want er zijn heel wat redenen om je toch eens aan een insect te wagen.
Insecten zijn kleinverbruikers
Zo neemt het kweken van insecten minder grond in beslag dan het houden van vee. Op dit moment maakt veeteelt zeventig procent uit van de Nederlandse landbouw. Daarnaast hebben insecten veel minder water nodig en stoten ze minder CO2 uit: tot wel honderd keer minder dan varkens en runderen.
Het kweken van insecten is bovendien ruimtebesparend. Insecten eten namelijk veel minder dan groter vee, waardoor er ook minder veevoer geproduceerd hoeft te worden: momenteel zijn we een derde van onze akkerlanden kwijt aan het verbouwen van veevoer. Nu hoor ik je denken: maar insecten zijn ook veel kleiner dan koeien. Dat klopt, maar gemiddeld zet een krekel voeding vier tot vijf keer efficiënter om in vlees dan een koe. Dat komt doordat een insect koudbloedig is, waardoor het geen energie kwijt is aan het onderhouden van de lichaamstemperatuur.
Minder verspillen
Bovendien zorgt het eten van insecten voor minder verspilling. Van een insect kun je ongeveer negentig procent gebruiken voor de voedselproductie, terwijl dit bij een koe of varken ongeveer vijftig procent is. De dierlijke restanten die onbruikbaar zijn, de zogenoemde incourante delen, bestaan uit orgaanvlees (nieren, hersenen, milt) en andere stukken vlees zoals wang, staart en kinnebak. Soms worden die verwerkt in frikandellen of geëxporteerd naar landen waar ze wel worden gegeten, maar ze belanden ook wel in de prullenbak.
Een gezond borrelnootje
Efficiënt te telen dus, maar hoe zit het met de voedingswaarde van een krekel? Behoorlijk goed. Krekels bevatten veel eiwitten, onverzadigde vetten, ijzer en vitamine B1, B2 en B12. Daarmee is het een waardige vleesvervanger. Je kunt ze koken, bakken, wokken of frituren, zolang je ze maar goed verhit. Let wel: kies je voor frituren, dan wordt je maaltijd er niet gezonder op.
Met een groeiende wereldbevolking zullen we moeten nadenken over een duurzamere voedselproductie. Een krekel op je bord zou daarin niet misstaan. Je zult misschien even moeten wennen aan dit ‘knapperige borrelnootje’, maar wellicht hebben we het hier wel over de smaak van de toekomst.





