De eerste helft van de negentiende eeuw was een cruciale periode voor het onderzoek naar de Etruskische beschaving. Tussen 1810 en 1860 werden bijzondere opgravingen uitgevoerd in het zuiden van Toscane, waar in 1778 de overblijfselen werden geïdentificeerd van de oude Etruskische stad Vulci (Italië).

Het begin van iets groots

In die stad startten twee archeologen in 1828 allebei met hun opgravingen: ­Lucien Bonaparte, de jongere broer van Napoleon, begon zijn project in het dorp Canino, en Vincenzo Campanari deed hetzelfde in Montalto di Castro.

Campanari was een rijke landeigenaar uit de gemeente Toscanella, die deel uitmaakte van de Pauselijke Staat. Hij had veel belangstelling voor de overblijfselen van de Etrusken, een interesse die hij doorgaf aan zijn zonen: Carlo, Secondiano en Domenico.

de ontdekking van de etruskische wereld
BPK/SCALA, FLORENCE
Kopie van de hand van kunstenaar Carlo Ruspi, gemaakt voor de Campanaritentoonstelling in Londen, met enkele van de scènes die de tombe van het triclinium in Tarquinia versieren.

In de twintiger jaren van de negentiende eeuw stelde Vincenzo voor om een overzichtstentoonstelling te maken van alle vondsten uit het oude Etrurië. Hij kwam met een plan om ruïnes van oude steden in de regio op te graven.

Leestip: De geheimen van Palenque - de opgraving van een verloren Mayastad

In 1825 verkende hij de Etruskische necropool van Camposcala, vlak bij Montalto di Castro. Campanari beschreef zijn campagne met veel bravoure: ‘Ik had het gevoel dat de verborgen monumenten en de botten en urnen van de begraven personen onder mijn voeten bewogen, alsof ze aanvoelden dat mijn talent hun rust kwam verstoren.’

Graftomben

Pas in augustus 1828 kreeg Campanari toestemming om zijn project in Vulci te starten. Om de kosten te dekken, bedacht hij een eigentijdse oplossing: hij richtte een ­onderneming op waarvan de eigenaren de opgegraven ­archeologische schatten naderhand onderling zouden verdelen.

Direct nadat de eerste onderneming was opgeheven, sloot de pauselijke regering in 1834 een overeenkomst met Campanari en raakte op die manier betrokken bij het vervolg van de opgraving, die zou duren tot 1837.

Op de site werkten tachtig arbeiders, verdeeld in twee teams. Een daarvan werd geleid door Domenico, de jongste zoon van Vincenzo, en het andere door een gezant die door de paus was aangesteld.

De belangrijkste ontdekkingen die in die periode werden gedaan, waren de zogenaamde Campanari­ tombe, de grafheuvel van Guerrieri en bovenal de tomba degli ori (‘tombe van het goud’).

de ontdekking van de etruskische wereld

Standbeeld van Minerva

Terwijl Vincenzo bezig was met zijn opgravingen bij Vulci, deed Carlo verkenningen in de necropool van Val Vidone en Carcarello. Het leverde de familie een grote collectie sarcofagen op.

In de overeenkomst tussen de Campanari’s en het Vaticaan was bepaald dat beide partijen alle vondsten zouden verdelen, of het nu ging om juwelen, standbeelden of sarcofagen.

Leestip: Hoe zag volgens de oude Egyptenaren het leven na de dood eruit?

Het Vaticaan wilde zijn bestaande Etruskische collectie uitbreiden en tentoonstellen in het nieuwe Museo Gregoriano Etrusco. De Campanari’s mochten hun deel van de vondsten verkopen. Zo werd in januari 1835 een bronzen standbeeld van Minerva gevonden in de restanten van een badhuis bij Vulci.

Tegen alle verwachtingen in had het Vaticaan geen belangstelling voor het beeld. Later bedacht het pauselijke bestuur zich, en bood het Vaticaan alsnog een groot bedrag, maar Vincenzo had al besloten de vondst te laten veilen. Het beeld werd verkocht aan het koninkrijk­ Beieren en staat nu in München.

Etrusken in Pall Mall

Intussen hielden Secondiano en Domenico zich bezig met de verkoop van de opgegraven materialen. Het vinden van kopers voor de kleine bronzen voorwerpen, Attische vazen en de verfijnde Etruskische gouden sieraden kostte geen moeite, maar er was weinig vraag naar de grote sarcofagen.

Daarom besloot Domenico zich eind 1836 te vestigen in Londen, waar de rage van het verzamelen van Etruskische kunst nog maar in de kinderschoenen stond. Domenico organiseerde een ongeëvenaarde tentoonstelling in de bekende Londense straat Pall Mall, waar alle wonderen van de funeraire wereld van Zuid-Etrurië waren te zien.

Daarbij ging het niet alleen om vondsten uit Vulci, maar ook om ontdekkingen uit andere grote Etruskische centra zoals Tarquinia, Tuscania en Bomarzo. De kritieken waren lovend en vol bewondering.

de ontdekking van de etruskische wereld
SCALA, FLORENCE
Sarcofaag van de stervende Adonis, die in 1834 door de Campanari­ broers werd ontdekt in Toscanella. Deze terracotta sarcofaag toont de gewonde en stervende jonge held. Het Vaticaan kocht het object, dat nu te zien is in het Museo Gregoriano Etrusco.


Zo schreef The Times op 26 ­januari 1837, de dag na de opening: ‘Het vereist een omvangrijke verhandeling over de Oudheid om alles in deze tentoonstelling te behandelen.’

Realistische weergave

Met behulp van visuele hoogstandjes werden bezoekers getrakteerd op een realistische weergave van een intact graf. Zoals Elizabeth Hamilton Gray beschreef in haar Tour to the sepulchres of Etruria, werd de zaal verlicht met fakkels, om zo de sfeer na te bootsen zoals die op de vindplaatsen was.

Verschillende typen graven waren tot in detail herbouwd. Hierin bevonden zich de sarcofagen met het deksel op theatrale wijze halfgeopend en de grafinventaris uitgestald over de vloer.

In de sarcofagen lagen skeletten, gekleed in bronzen harnassen, samen met hun­ ijzeren wapens of uitgedost met gouden kronen en allerlei ornamenten, en er waren schilderingen uit graven in­ Tarquinia. In werkelijkheid waren dat kopieën uit het atelier van de kunstschilder Carlo Ruspi.

Naar het Vaticaan

De expositie van de Campanari’s was een doorslaand succes. Na afloop verwierf het British Museum alle sarcofagen, schilderingen en de grafgiften die nog niet waren verkocht. Deze aankopen vormden het begin van de Etruskische collectie van het museum.

Intussen werkte de pauselijke regering verder aan het Museo Gregoriano Etrusco in het Vaticaan. Secondiano Campanari zou ook hier een reconstructie maken van een Etruskisch graf, zoals eerder was gedaan in Londen.

Kort na het hervatten van de opgravingen in Toscane ontdekte Carlo in januari 1839 een prachtig Etruskisch graf met 27 stenen sarcofagen, met op het deksel een liggend beeld van de overledene. Een inscriptie maakte duidelijk dat de tombe oorspronkelijk toebehoorde aan een familie die Vipinana werd genoemd.

Leestip: Hoe de enige Nederlandse paus het Vaticaan wilde hervormen - en faalde

De Campanaribroers wilden het succes van hun expositie in Londen een vervolg geven. Ze brachten de sarcofagen naar de tuin van hun huis in Toscanella en plaatsten ze daar in dezelfde opstelling als in het graf.

Na de dood van Vincenzo in 1840 zetten zijn kinderen de handel in Etruskische oudheden voort, zij het ieder voor zich. Maar nadat Carlo rond 1867 om het leven kwam bij de schipbreuk tijdens het vervoeren van archeologische vondsten van Triëst naar Engeland, viel de familie-erfenis uiteen.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!