De huilende baby was gewikkeld in een rood dekentje. Ze was één dag oud en nog naamloos. Kort voor haar geboorte waren haar ouders meegetrokken met de stroom Rohingya uit Myanmar naar wat al snel het grootste vluchtelingenkamp ter wereld zou worden: Kutupalong-Balukhali in Cox’s Bazar, Bangladesh.
Fotograaf Turjoy Chowdhury liep al een tijdje rond in het kamp toen hij een hutje binnenstapte om te zien wie daar zo klaaglijk aan het schreien was. Op het moment dat hij het kindje fotografeerde, vertelt Chowdhury, werd hij overspoeld door gedachten aan de politieke beslissingen en de vervolging die hadden geleid tot het tafereel voor zijn lens: ‘Toen ik in die onschuldige ogen keek, dacht ik: wat gebéúrt hier in ’s hemelsnaam?’
In het overwegend boeddhistische Myanmar worden de Rohingya, een bevolkingsgroep die vooral uit moslims bestaat, al tientallen jaren als buitenlanders aangemerkt, terwijl ze waarschijnlijk al zeker sinds de vijftiende eeuw in Myanmar leven.
In 1982 werd een wet aangenomen die de belangrijkste etnische groepen in het land het staatsburgerschap gaf. De Rohingya hoorden daar volgens een latere uitleg van de wet niet bij. Ze kregen uitsluitend een tijdelijke registratiekaart, géén bewijs van staatsburgerschap.
Na een reeks aanvallen op politieposten door militante Rohingya in augustus 2017, tuigde de Myanmarese regering een militaire operatie op. Sindsdien zijn meer dan negenhonderdduizend van de circa één miljoen Rohingya die Myanmar ooit telde, naar Bangladesh gevlucht. Omdat dat land ze niet erkent als vluchteling, kunnen ze niet gaan en staan waar ze willen, krijgen ze geen onderwijs en hebben ze geen recht op publieke voorzieningen – en al helemaal niet op de Bengalese nationaliteit. Eind 2017 sloten Bangladesh en Myanmar een akkoord over vrijwillige terugkeer, maar volgens mensenrechtenorganisaties is hun veiligheid in Myanmar niet verzekerd.
Van de half miljoen kinderen in Cox’s Bazar zijn er ruim dertigduizend nog geen jaar oud, blijkt uit cijfers van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. ‘Door hun stateloosheid is hun toekomst uiterst onzeker,’ zegt Karen Reidy van Unicef. ‘Een kind zonder nationaliteit krijgt zijn leven lang te maken met discriminatie.’
‘Als je stateloos bent, is de verzekering dat je veilig terug naar huis kunt een lege huls,’ zegt Amal de Chickera van het Institute on Statelessness and Inclusion. ‘Je hebt een staat nodig om naar terug te gaan.’
In zijn project Born Refugee toont Chowdhury de baby’s als levend bewijs van de schade die een conflict over etnische identiteit aan mensen toebrengt. ‘Ik moet altijd denken aan het nummer ‘Imagine’ van John Lennon. Een wereld zonder grenzen, dat vat precies samen waarover mijn project gaat.’
Turjoy Chowdhury is een fotograaf en multimediakunstenaar uit Bangladesh.
Dit artikel komt uit de augustus 2019 editie van National Geographic Magazine.