Dit artikel verscheen in de mei 2019 editie van National Geographic Magazine.
“Pas als het luik van de duikboot zich boven mij sluit, besef ik dat ik een andere wereld ga bezoeken.
Hevig deinend op de golven vaart de Curasub langzaam weg van het landingplatform dat is verbonden aan zijn moederschip RV Chapman. Na enkele tientallen meters stuurt piloot Barbara van Bebber het vaartuig naar de diepte. Er openbaart zich een voor mij nieuwe wereld. Van de golfslag aan de oppervlakte is niets meer te merken. Hier heerst rust – een adembenemend uitzicht strekt zich voor me uit.
De duikboot blijft met zijn neus naar het rif gekeerd tijdens de afdaling in de diepte, en langzaam rolt het onderwaterlandschap van Klein-Curaçao aan mij voorbij. Rondom dit onbewoonde eilandje, op zo’n tien kilometer ten zuidoosten van Curaçao, ligt een smalle strook koraalriffen. Deze worden begrensd door de steile helling die we nu volgen, op weg naar de diepzee. Met het toenemen van de diepte verandert de aanblik van het rif. Dicht onder de oppervlakte is het grillig en uitbundig gekleurd, maar langzaam worden de felle tinten grauwer en de vormen minder uitgesproken, platter. Het wordt ook steeds donkerder en op honderd meter diepte is er zonder kunstlicht niet veel meer te zien. Wanneer we nog verder afdalen, gaat de met riffen bedekte bodem over in een eindeloze zandvlakte waar planten en dieren steeds schaarser worden.
In het licht van de felle ‘koplampen’ zijn er af en toe plukjes leven zichtbaar, een soort mini-oases die zich hebben ontwikkeld rond een naar beneden getuimeld brok koraal of een ander voorwerp op de zeebodem. Zo komen we een autoband tegen die vermoedelijk ooit heeft gediend als stootwil en daarbij in de golven is verdwenen. Nu wordt er door de natuur dankbaar gebruikgemaakt van deze milieuvervuiling: een bescheiden kolonie van koralen, sponzen, vissen, garnalen en een krabbetje vindt er een beschermende habitat. Naast de band treffen we ook bierblikjes aan, plastic vistuig, en een ongeschonden achttiende-eeuwse buikfles.
Nadat we de maximale duikdiepte van driehonderd meter hebben bereikt, keren we terug naar waar het rif lonkt met breedwaaierende gorgonen die lijken op rabarberbladeren, harde koralen als hertshoorn- en hersenkoraal, talrijke sponzensoorten en vissen in vele maten en kleuren. Op het eerste gezicht verkeert deze onderwaterwereld in prima conditie en wordt de vervuiling met autobanden en blikjes door de natuur zelfs gretig omarmd als vestigingsplaats voor nieuw leven.
Maar schijn bedriegt. Hoewel het rif zich op deze plek aardig lijkt te handhaven, is het elders ernstig aangetast, of zelfs helemaal verdwenen. Nederlandse onderzoekers doen op verschillende plaatsen in de Cariben onderzoek naar koraalriffen. Het zwaartepunt ligt hierbij op de drie eilanden die deel uitmaken van Caribisch Nederland, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn als zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden zelf verantwoordelijk voor natuurbeheer, maar krijgen wel steun van Nederlandse onderzoeksinstituten.
Alle eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen zijn in meer of mindere mate omringd door kustriffen. Vaak is dat, net als op Klein Curaçao, niet meer dan een smalle strook - verder uit de kust wordt de zee algauw te diep voor koraalgroei. Saba, het kleinste van de zes ‘Nederlandse’ eilanden heeft echter behalve het kustrif nog een extra troef, de Sababank.
‘De Sababank is Nederlands grootste natuurgebied, groter nog dan de Waddenzee,’ vertelt Erik Meesters. Samen met zijn collega marien ecoloog, Lisa Becking, geeft hij leiding aan een onderzoeksteam dat sinds 2011 elke twee tot drie jaar een expeditie naar de Sababank organiseert. In hun kantoor van Wageningen Marine Research in Den Helder is het team verzameld om te praten over de onderzoeksresultaten van de Sababank Expeditie 2018. Het doel van de expedities is om kennis te vergaren om het gebied duurzaam te kunnen beheren.
De ongeveer 2200 vierkante kilometer grote Sababank bestaat uit een duizend meter hoge verhoging van de zeebodem ten zuidwesten van het gelijknamige eiland. De relatief geringe diepte boven de bank, gemiddeld twintig tot veertig meter, maakt de groei van koraalriffen mogelijk. Het gebied heeft de hoogste biodiversiteit van Nederland.
Die biodiversiteit kwam voor het eerst in beeld toen in 1972 door Naturalis-onderzoeker Jakob van der Land het eerste wetenschappelijk onderzoek van de Sababank werd uitgevoerd. Marineduikers brachten specimens naar boven voor de onderzoekers die aan boord van hun schip bleven. Het werd al snel duidelijk dat de soortenrijkdom zeer hoog was, maar buiten enkele vergeefse exploraties naar olie was er verder nauwelijks belangstelling voor het gebied. Daarin kwam pas verandering toen Erik Meesters in 1996 voor het eerst naar de Sababank kwam, in zijn eentje.
Vanwege de goede vangsten werd de Sababank bezocht door vissers uit vele landen. Door visserijonderzoek in de tweede helft van de jaren negentig werd duidelijk dat er veel koraalrif aanwezig was. Vervolgonderzoek maakte duidelijk hoeveel: zo’n dertien procent van het oppervlak. In 1996 riep Nederland een Exclusieve Visserij Zone uit om de visstand én de vissers van Saba te beschermen. In 2010 wees de overheid de Sababank aan als natuurpark.
Die status maakte de weg – en geld – vrij voor meer gestructureerd onderzoek: de Sababank-expedities. Daarbij gaat de belangstelling vooral uit naar de werking van het koraalrif. ‘We willen weten hoe gezond het ecosysteem is, dat vinden we belangrijker dan een pure inventarisatie van biodiversiteit,’ vertelt Meesters. Hoe belangrijk dat onderzoek is, vertellen de kille cijfers: tussen eind jaren negentig en 2011 is zo’n tachtig procent van de koraalbedekking verdwenen. In 2013 en 2015 werd geen verdere teruggang meer waargenomen en werden kleine jonge kolonies gesignaleerd die erop duiden dat het koraal kan terugkomen – als de ecologische situatie niet verder verslechtert.
Klimaatverandering blijkt ook hier de grote boosdoener. ‘De grootste bedreiging is de opwarming van het zeewater,’ zegt Lisa Becking. ‘Koraalriffen hebben stress van zowel mondiale als lokale processen die het rif verzwakken.’
Een direct met de opwarming van het zeewater samenhangend klimaatrisico is stijging van de zeespiegel. Koralen hebben licht nodig, en de hoeveelheid licht die de koralen bereikt, hangt samen met de waterkolom erboven. Door een stijgend zeeniveau wordt de hoeveelheid licht kleiner en als het koraal niet snel genoeg groeit om de stijging bij te houden, kan het rif ‘verdrinken’.
Daarnaast kunnen de samenstelling en vorm van het rif veranderen doordat soorten die minder licht nodig hebben de overhand krijgen. Het rif wordt dan vlakker, omdat juist horizontaal groeiende soorten dankzij hun grote oppervlakte relatief makkelijk licht kunnen verzamelen. Verticaal groeiende soorten hebben een kleiner oppervlak om licht op te vangen en raken daardoor in de verdrukking. Verzuring van het zeewater door opname van CO2 uit de atmosfeer veroorzaakt soortgelijke problemen voor het rif. De koraalpoliepen kunnen in een zuurder milieu moeilijker calcium afzetten en het koraal stopt met groeien.
De teloorgang van de driedimensionale structuur van koraalriffen die door deze oorzaken kan ontstaan, heeft ook zijn weerslag op andere diergroepen die het rif bevolken. Er komen minder holen en schuilplekken voor bijvoorbeeld vissen, garnalen, kreeften en octopussen, waardoor de biodiversiteit afneemt.
Een van de belangrijkste lokale processen die een negatieve invloed hebben op het koraal is de toestroom van nutriënten, die door rivieren en afwateringskanalen worden geloosd in zee. Dat levert nog de meeste problemen op voor de kustriffen bij de eilanden. Daar is de concentratie het hoogst, vooral omdat op veel eilanden afvalwater niet of onvoldoende wordt behandeld. Ook organisch afval van cruiseschepen draagt aan de belasting bij. De Sababank blijft hiervoor nog enigszins gespaard door zijn afgelegen ligging.
Becking ziet ook lichtpuntjes. ‘Als we de lokale stress kunnen verwijderen of verminderen, dan kunnen de riffen mogelijk veerkrachtig genoeg worden om de effecten van klimaatverandering op te vangen. Vergelijk het met het afweersysteem van een mens. Je wordt na ziekte sneller beter als je basisgezondheid goed is.’
De Sababank lijkt daarvan een voorbeeld. De onderzoekers roemen er de veerkracht van het koraalrif en de hoeveelheid soorten dat ze er aantreffen. Matthijs van der Geest, eveneens onderzoeker van Wageningen Marine Research, vertelt enthousiast over zijn waarnemingen van toppredatoren. Deze heersers van de voedselpiramide komen alleen voor op plaatsen waar alle bouwstenen van die piramide nog aanwezig zijn.
‘De hoeveelheid haaien die ik heb gezien, was indrukwekkend, veel meer dan tijdens andere duiken bij Honduras, Bonaire of Curaçao. Hun aanwezigheid is een goed teken!’ Op de Sababank en rond de andere Caribische eilanden komen meerdere soorten voor, waaronder hamerhaaien, de Caribische rifhaai en de verpleegsterhaai. Wereldwijd is er een grote teruggang in de haaienstand, maar voor de laatste twee soorten lijkt de Sababank een belangrijke kraamkamer te zijn. Sinds 2015 is er rond Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten een ring van detectiesystemen aanwezig waarmee gezenderde haaien kunnen worden gevolgd. Zo hopen onderzoekers meer inzicht te krijgen in het gedrag van deze dieren, wat mogelijk kan helpen om ze te beschermen.
Anders dan bij de eerste expeditie in 1972 is duiken nu een taak voor de onderzoekers zelf. De zee op de Sababank is vaak ruw en te water gaan en er weer uit komen is dan ook geen gemakkelijke opgave. Er wordt gedoken op twaalf vaste plekken, die tijdens elke expeditie worden bezocht om zo veranderingen te kunnen meten. Om systematisch te kunnen werken worden op elke duikplek drie lijnen uitgezet van elk vijftig meter lang, waarlangs vissen, sponzen, algen en andere dieren worden geteld.
De duikers worden verdeeld in groepen. De eerste heeft als taak de visstand op te nemen, de tweede groep bestaat uit fotografen die langs de lijnen vijftig hoge resolutieopnamen maken van één vierkante meter zeebodemoppervlak. Op deze foto’s worden later de verschillende soorten sponzen en koralen geturfd. Een ander team speurt langs de lijnen naar de aanwas van jong koraal, waarbij ook weer een verdeling in kleine vakken wordt gehanteerd. De aanwezigheid van jong koraal is een belangrijke indicatie voor de gezondheid van het rif. Het team kijkt ook of het jonge koraal niet wordt overwoekerd door algen, die een verstikkende werking kunnen hebben. Algen zijn snelgroeiende organismen die in toom kunnen worden gehouden als er voldoende begrazing is door bijvoorbeeld papegaaivissen of zee-egels. Er zijn in de Cariben echter steeds meer gebieden waar de zeebodem wordt overwoekerd door matten van algen of van cyanobacteriën. In 2013 ontdekten Meesters en Becking met de Curasub op vijftig tot tachtig meter diepte grote matten van cyanobacteriën voor de kust van Bonaire. Koraal kan onder deze matten niet overleven. In de Cariben is een belangrijke grazer, de zee-egel Diadema antillarum, nagenoeg uitgeroeid door een infectieziekte en ook de papegaaivis is op veel plekken verdwenen door overbevissing.
Daardoor kunnen de algen zich ongehinderd uitbreiden, waarbij ze nog eens extra worden geholpen door de grote hoeveelheid nutriënten die door menselijk toedoen in zee terechtkomt.
Terwijl van nature voorkomende soorten op het Caribische rif verdwijnen, maken invasieve soorten een groeispurt door. Een daarvan is de koraalduivel, een vissoort die eigenlijk thuishoort in de Grote en in de Indische Oceaan. Hun fraaie uiterlijk maakte ze geliefd als aquariumvis en vermoedelijk rond 1995 zijn enkele exemplaren vanuit Florida in de Caribische Zee terechtgekomen. Bij gebrek aan natuurlijk vijanden tieren ze daar welig en doen zich tegoed aan grote hoeveelheden rifvisjes. Op hun beurt smaken de koraalduivels zelf uitstekend, zoals ik kon proeven tijdens mijn trip op de Chapman.
Terug in Nederland praat ik met hoofdonderzoeker Bert Hoeksema van Naturalis over de onderzoeksactiviteiten van zijn instituut in de Cariben. ‘Die zijn in de loop van de tijd echt veranderd,’ zegt hij. ‘Bij de expeditie in 1972 werd alles verzameld wat er werd aangetroffen. Dat was louter inventariserend, maar heeft wel een belangrijke startcollectie opgeleverd die diende als basis voor later onderzoek.’
Het huidige onderzoek is vooral gericht op het oplossen van specifieke vragen. Bijvoorbeeld, welke invasieve koralen komen er voor in de wateren rond Curaçao? Hoeksema kijkt ook naar invasieve soorten in de wijde omgeving van de Cariben die mogelijk in de toekomst een bedreiging kunnen vormen. Zo is er voor de kust van Brazilië een koraal actief dat is meegelift uit de Grote Oceaan en dat inheemse soorten verdringt. Een andere onderzoeksvraag is: op welke diepte zijn koralen niet meer gevoelig voor verbleking door hoge watertemperaturen? Niet alle soorten blijken daar even gevoelig voor. Sommige soorten verbleken, maar kunnen zich ook weer herstellen. Hoeksema signaleert dat de teruggang van het koraal zich vooral uit in de geringere omvang van de riffen. ‘Als je puur kijkt naar het aantal soorten dat er is, dan lijkt er weinig aan de hand. Als je lang genoeg zoekt, vind je alle soorten wel weer terug. Maar als je kijkt naar de bedekking, dat is een heel ander verhaal.’
Er is ook goed nieuws. Begin 2018 werd door de Nederlandse NICO-expeditie (Netherlands Initiative Changing Oceans) aan de rand van de Sababank een ongerept rif ontdekt van ongeveer tien kilometer lang en één kilometer breed.
Het is duidelijk dat de wereld onder water de onderzoekers nog heel wat verrassingen heeft te bieden – en heel wat vraagstukken om op te lossen. Met het rif gaat niet alleen het koraal verloren, maar ook de vissen, ontelbare andere dieren en onderwater flora. Op verschillende plaatsen blijkt het koraal opmerkelijk veerkrachtig, op andere plekken heeft het de strijd moeten opgeven. Alleen de mens heeft de keuze de afloop te beïnvloeden.”
Dit artikel verscheen in de mei 2019 editie van National Geographic Magazine.
Servaas Neijens is redacteur van het Magazine. De foto’s zijn gemaakt door diverse deelnemers van het Saba Expeditie-project. Meer info vind je op weblog.wur.nl/kustzee/category/sababank.