26 april 2016
Het Suwameer ligt in het Kinogebergte in Centraal-Japan, een regio die ook wel de Japanse Alpen wordt genoemd. Wanneer het meer dichtvriest, zorgen dagelijkse temperatuurvariaties ervoor dat het ijs uitzet en krimpt, waardoor het oppervlak barst en tot een richel omhoog wordt gestuwd. De legende wil dat de richel, die omiwatari wordt genoemd, voetsporen zijn van de Shinto-goden die het meer oversteken. Tenminste sinds 1443 hebben priesters die aan het Suwameer woonden de datum waarop de richel verscheen elk jaar nauwgezet vastgelegd.
Aan de andere kant van de wereld begon de Finse koopman Olof Ahlbom in 1693 aan het optekenen van de precieze datum en tijd waarop het ijs van de rivier de Torne – op de grens van Zweden en Finland – in de vroege lente openbrak. Hoewel de gegevens van Ahlbom in 1715 werden onderbroken toen hij moest vluchten voor een Russische invasie, nam hij de gewoonte na zijn terugkeer in 1721 weer op, waarna anderen zijn werk ononderbroken hebben voortgezet.
Als wetenschappers een kijkje in het klimaat van een oeroud verleden willen nemen, zijn ze vrijwel altijd aangewezen op indirect bewijs – veranderingen in boomringen, ijsboorkernen of pollenresten. Maar de ijskerngegevens van Japan en Finland leveren een veel directer beeld op van het klimaat dat onze verre voorouders ervoeren.
John Magnuson, ecoloog aan de University of Wisconsin-Madison, leerde in de jaren negentig van de vorige eeuw de Japanse en Finse gegevens kennen toen hij een internationale groep onderzoekers bijeenriep om de ijskernen van het hele noordelijk halfrond onderling te vergelijken. Maar het was pas onlangs dat Magnuson ging samenwerken met de ecoloog Sapna Sharma van de York University in Toronto, voor een gedetailleerder inzicht in deze langdurige ijskernarchieven. Magnuson, Sharma en hun collega’s zorgden voor de vertaling van de aantekeningen – waarvan sommige op fragiel rijstpapier waren geschreven – en raadpleegden experts over de plaatselijke omstandigheden. Maar bij het bestuderen van de gegevens over het Suwameer hadden ze moeite om de kalender te ontcijferen; die verschilde niet alleen van westerse kalenders, maar varieerde al naar gelang de manier waarop hij in diverse heiligdommen werd toegepast. “Het was echt een interdisciplinair project”, zegt Sharma.
Verband met CO2-concentratie
Uit de resultaten van hun studie, die vandaag verscheen in het tijdschrift Nature Scientific Reports, blijkt dat veranderingen in de tijdstippen van vriezen en dooien sinds de industriële revolutie zijn verschoven en dat de jaarlijkse ijsritmes in beide regio’s steeds duidelijker in verband staan met de CO2-concentratie in de atmosfeer. Ook het aantal extreme weersgebeurtenissen is toegenomen: zo bleek dat in de eerste 250 jaar waarin de shintopriesters de verschijning van de ijsrichel op het Suwameer registreerden, het meer in slechts drie jaren niet dichtvroor. Tussen 1955 en 2004 waren er twaalf ‘ijsvrije’ jaren, en tussen 2005 en 2014 vijf. (Magnuson bericht dat het meer ook in de winters van 2015 en 2016 niet is dichtgevroren.)
Veel wetenschappers hebben de dagboeken van vogelaars, botanisten en andere observatoren doorgeploegd op bewijzen voor klimaatverandering. Zo blijkt uit de aantekeningen van Henry David Thoreau over Walden Pond, halverwege de achttiende eeuw, dat sommige bloemen destijds veel later bloeiden dan nu. De minutieuze aantekeningen van natuuronderzoeker Joseph Grinnell over de wilde natuur van Californië, vanaf de vroege twintigste eeuw, tonen aan dat sommige dieren steeds noordelijker en in hoger gelegen gebied zijn gaan leven. Deze observaties zijn slechts momentopnamen van een betrekkelijk recent verleden, gedetailleerde gegevens van enkele jaren en van minder dan een eeuw geleden. Maar de ijsarchieven uit Japan en Finland zijn als epische films, waarin een veel completer verhaal wordt verteld over de klimaatverandering die de mens heeft veroorzaakt.
De langdurig en geduldig bijgehouden aantekeningen, het werk van vele generaties, kunnen ook gezien worden als een soort voorbode: van de samenwerking en volharding die de mens nodig zal hebben om zich aan klimaatveranderingen aan te passen. Als de CO2-concentraties in de atmosfeer en de luchttemperaturen blijven stijgen, zo concluderen de onderzoekers, dan zullen de goden van de shintolegende spoedig voor het allerlaatst het Suwameer oversteken.