Het is 51 jaar geleden dat Deedee Lerat (60) leerlinge was van de Marieval Indian Residential School, in het indianenreservaat van Cowessess in de Canadese provincie Saskatchewan. Maar haar herinneringen aan het misbruik waaraan de meisjes van haar volk, de Salteaux Cree, werden blootgesteld, achtervolgen haar tot op de dag van vandaag. “Er was heel veel angst,” zegt zij.
Die angst kwam weer naar boven toen de Cowessess First Nation op 23 juni bekendmaakte dat er 751 ongemarkeerde graven op het terrein van de kostschool waren gevonden. “Ik zou graag antwoorden willen,” zegt Lerat. “Waarom werden deze dingen niet gerapporteerd? Waarom werd er geen einde aan gemaakt?” Ze was vijf jaar oud toen ze naar Marieval werd gestuurd. “Ik had daar ook kunnen liggen.”
De ontdekking bij het Marieval-internaat is de zoveelste in een lange en grimmige reeks vondsten van begraafplaatsen bij Canadese kostscholen voor kinderen van inheemse stammen van het land, de First Nations. Eind mei liet de First Nation van de Tk’emlúps te Secwépemc in Kamloops, British Columbia, weten dat met behulp van bodemradar de stoffelijke resten van 215 kinderen waren gevonden op het terrein van de voormalige Kamloops Indian Residential School. In de weken daarna deden andere First Nations soortgelijke ontdekkingen.
“Het nieuws dat er honderden ongemarkeerde graven in de Cowessess First Nation zijn gevonden, is absoluut tragisch maar allerminst verrassend,” schreef Perry Bellegarde, landelijk stamhoofd van de Assembly of First Nations, in een post op Twitter. Ruim 150.000 inheemse kinderen bezochten het Canadese systeem van internaten dat eind negentiende eeuw werd opgezet om kinderen van indianenstammen te laten assimileren in de dominante cultuur van het land. Het resultaat kwam neer op ‘culturele genocide’, zoals de National Truth and Reconciliation Commission (TRC) het in haar eerste rapport over de kwestie in 2015 uitdrukte.
Hoewel de laatste federale kostschool in 1996 werd gesloten, is de pijnlijke herinnering aan het systeem nog altijd levend en worstelen meerdere generaties Canadese indianen nog altijd met hun ervaringen en die van hun hun ouderlingen. “We wisten niet hoe we hiermee om moesten gaan, dus hebben we al die trauma’s in ons opgenomen en het aan de volgende generatie doorgegeven,” zei Marcel Ellery, voormalig scholier op de Marieval-school tegen National Geographic-onderzoekster Daniella Zalcman, die met haar fotoproject ‘Signs of Your Identity’ de uitwerking van deze gedwongen assimilatie heeft onderzocht.
De indiaanse kinderen werden gedwongen naar deze internaten gestuurd, die overwegend door de katholieke kerk maar ook door andere christelijke kerken werden gerund. Kinderen van nog geen vier jaar oud werden door politieagenten bij hun ouders weggehaald en in de vaak onhygiënische barakken van de kostscholen geplaatst. De meesten bleven er totdat ze achttien jaar oud werden.
Verwaarlozing en misbruik waren aan de orde van de dag. “Ik was de hele tijd zó bang. Ik herinner me nog dat ik dacht: ‘Val vooral niet op,’ want ik zag wat ze met de kinderen deden die zich opvallend gedroegen,” zei Lerat, die op het Marieval-internaat fysiek, emotioneel en verbaal werd misbruikt. “Degenen die deze kinderen hebben omgebracht, vonden dat ze niets waard waren, gewoon kleine wilden.”
Het lange haar van de kinderen werd afgeknipt en ze werden gestraft als ze hun moedertaal spraken. “De Cree-taal is mijn identiteit,” vertelde Ellery aan Zalcman. “Hoe kon ik stoppen met het spreken van die taal?”
Sommige overlevenden kregen nummers in plaats van namen. Zes van de kostscholen voerden in de jaren veertig experimenten op het gebied van voeding op de inheemse kinderen uit; sommigen stierven aan ondervoeding. Het beruchte internaat van St. Anne’s in het noorden van Ontario liet een elektrische stoel bouwen om zijn inheemse leerlingen te straffen.
Soms liepen kinderen weg, maar slechts weinigen slaagden erin naar hun woonplaats terug te keren. Ellery probeerde het 27 keer, maar werd telkens gepakt. Anderen kwamen op de vlucht om in de onherbergzame wildernis, vaak door bevriezing of verdrinking.
De waarheidscommissie TRC heeft ruim 4100 leerlingen geïdentificeerd die tijdens hun verblijf op de internaten aan ziekte of door ongelukken om het leven zijn gekomen, maar ze erkent dat het aantal niet-geregistreerde slachtoffers waarschijnlijk hoger ligt. Nadat talloze overlevenden hun verhaal voor de commissie hadden gedaan – over de verdwijning van klasgenoten en het gedwongen delven van graven, en getuigenissen van moorden die in de doofpot werden gestopt – verzocht de TRC de federale overheid om fondsen beschikbaar te stellen voor een omvangrijk onderzoek naar wat er met vermiste kinderen was gebeurd. Dat verzoek werd afgewezen, waarna de First Nations aan een eigen fondsenwerving begonnen om op zoek te gaan naar hun vermiste kinderen. Die zoektocht heeft in de afgelopen tijd tot een hele reeks van ontdekkingen geleid.
De wonden van een eeuw van misbruik zijn nog niet geheeld. Tenminste vier katholieke kerken die in indianenreservaten in British Colombia staan, zijn in de afgelopen weken platgebrand. Uit solidariteit met de rouwende inheemse gemeenschap hebben meerdere grote steden de festiviteiten op de nationale feestdag – Canada Day, op 1 juli – afgelast.
“De pijn en het trauma dat u voelt, zijn een verantwoordelijkheid die Canada moet dragen,” zei premier Justin Trudeau in een recente verklaring. De Canadese regering verontschuldigde zich in 2008 bij de overlevenden, terwijl 28.000 slachtoffers inmiddels smartengeld hebben ontvangen. In 2015 huurde de federale overheid zeventien private detectivebureaus in om mensen op te sporen die worden beschuldigd van misbruik op de kostscholen. De bureaus wisten 5315 vermeende daders op te sporen.
Maar veel overlevenden en hun families moeten de pijn van hun ervaringen nog zonder enige hulp dragen. Lerat, een moeder van zes, heeft geworsteld met seksuele uitbuiting, dakloosheid, verslavingen en trauma’s. Op haar zoektocht naar genezing heeft ze traditioneel-inheemse ceremoniën en kerkdiensten bijgewoond, is in therapie geweest en heeft bijeenkomsten voor verslaafden bezocht. Maar tien jaar geleden stierf haar oudste zoon aan een overdosis en viel ze na acht jaar zonder drank of drugs weer terug in haar oude verslavingen. Sindsdien heeft ze grote moeite om de dag door te komen. “Ik worstel nog altijd met drugs,” zegt zij. “Maar ik moet gewoon leren om mét het verdriet en niet ín het verdriet te leven.”
Het nieuws over de stoffelijke resten van kinderen die zijn gevonden, maakt het er niet gemakkelijker op voor haar, maar ze vindt troost in de gedachte dat de geesten van de gestorven kinderen nu eindelijk vrij zijn.
“Mijn dochter moest huilen,” vertelt ze. “Ik zei tegen haar: ‘Huil maar niet, ze zijn nu bevrijd. Ze zitten daar niet meer opgesloten.’”
Journaliste Brandi Morin van Treaty 6 heeft Franse, Cree en Irokese roots en woont in Alberta, Canada. Voor haar werk ten behoeve van het project ‘Beyond 94’ van de Canadese omroep CBC, waarin de uitvoering van het actieplan van de Truth and Reconciliation Commission werd gevolgd, werd ze in 2019 onderscheiden met de prijs voor berichtgeving over mensenrechten van de Canadian Association of Journalists. Haar herinneringen, A Woman of Gold, verschijnen in 2022 bij House of Anansi.
Reportagefotografe Daniella Zalcman woont in New Orleans, Louisiana. In haar fotografie richt zij zich op de moderne erfenis van de westerse kolonisatie. Haar werk wordt onder meer ondersteund door de National Geographic Society, het Pulitzer Center on Crisis Reporting en de International Women's Media Foundation. Zalcman is ook oprichtster van Women Photograph, een ngo die zich wijdt aan de bevordering van het werk van vrouwelijke en niet-binaire visueel journalisten.
De fotoreportage bij dit verhaal is mede mogelijk gemaakt door steun van het Pulitzer Center.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com