Tussen 1810 en 1940 vonden in Europa en daarbuiten talloze schokkende tentoonstellingen plaats die later bekend werden als ‘human zoos’. Tijdens wereldtentoonstellingen, kermissen en koloniale exposities werden inheemse mannen, vrouwen en kinderen uit Afrika, Azië en Oceanië tentoongesteld aan een westers publiek, vaak als exotische curiositeiten die de vermeende koloniale superioriteit moesten onderstrepen. Ook Nederland en België deden mee aan dit racistische vertoon.

Een van de beruchtste voorbeelden vond plaats in Tervuren bij Brussel, waar in 1897 een tijdlang 267 Congolezen onder dwang werden geëxposeerd in nagebouwde dorpen. Bezoekers keken naar mensen alsof ze deel uitmaakten van een levend decor. Zeven van hen stierven door kou en ziekte. De ‘mensentuin’ van Tervuren geldt vandaag als een van de pijnlijkste symbolen van Europa’s koloniale verleden.

Leopold II en het rubberregime

De oorsprong van de menselijke zoo in Tervuren ligt bij een van de wreedste koloniale heersers uit de moderne geschiedenis: koning Leopold II van België. In 1885 eigende hij zich de Centraal-Afrikaanse staat Congo toe als zijn persoonlijk bezit, niet als kolonie van België maar als privéonderneming.

Onder zijn regime werd de Congolese bevolking systematisch uitgebuit voor rubber, ivoor en andere grondstoffen. De vraag naar rubber steeg explosief door de opkomst van autobanden, en wie zijn opgelegde quota niet haalde, werd zwaar gestraft. Martelingen, verkrachtingen, onthoofdingen en amputaties waren wijdverspreid.

Leestip: Tijdlijn: de geschiedenis van de Nederlandse slavernij

Leopolds heerschappij groeide uit tot een van de grootste koloniale misdaden uit de geschiedenis. Historische schattingen lopen uiteen, maar naar verluidt kostte zijn regime tussen de drie en twintig miljoen Congolezen het leven.

Tervuren 1897: Congolezen als attractie

Op initiatief van koning Leopold II werd in 1897 in Tervuren een ‘koloniale afdeling’ opgezet als onderdeel van de Brusselse wereldtentoonstelling. Het doel was duidelijk: de Belgische bevolking en investeerders overtuigen van de waarde van zijn koloniale project in Congo.

Hiervoor liet Leopold het Koloniënpaleis bouwen – het huidige Afrikapaleis – met tentoonstellingszalen vol opgezette dieren, bodemstalen, koloniale producten, etnografische objecten en Belgische kunstwerken. De opzet moest het beeld versterken van Congo als een rijk, exotisch gebied dat onder Belgisch beheer tot bloei kwam.

een groepsfoto met de 267 congolese mannen, vrouwen en kinderen in de menselijke zoo van tervuren
Alphonse Gautier/Wikimedia Commons
Een groepsfoto met de 267 Congolese mannen, vrouwen en kinderen.

De grootste publiekstrekker was echter geen tentoonstelling, maar mensen. In een nagebouwd ‘Afrikaans dorp’ werden 267 Congolese mannen, vrouwen en kinderen onder dwang tentoongesteld, alsof ze dieren in een dierentuin waren. Vier omheinde dorpen werden gebouwd – twee Bangaladorpen, een Mayombedorp en het Dorp van Gijzegem. De overtocht naar België was zwaar; onderweg stierven twee van de deelnemers nog voordat de tentoonstelling begon.

‘Verboden te voederen’

De tentoonstelling in Tervuren moet een diep vernederende ervaring zijn geweest voor de betrokkenen. Bezoekers mochten op geen enkele manier contact maken met de Congolezen; bij de verblijven hing zelfs een bordje met het opschrift ‘Verboden te voederen’.

Onder de 267 deelnemers bevonden zich negentig soldaten van de Force Publique, de koloniale strijdmacht van de Congo-Vrijstaat, die voor het publiek concerten en parades moesten uitvoeren.

het dorp van gijzegem met pater van impe en de congolezen kinderen die hij ‘opgevoedde’ en ‘beschaving bijbracht’
Alphonse Gautier/Wikimedia Commons
Het Dorp van Gijzegem met pater van Impe en de Congolezen kinderen die hij ‘opgevoedde’ en ‘beschaving bijbracht’.

In het zogenaamde Dorp van Gijzegem presenteerde pater Van Impe zijn ‘beschavingswerk’: hij liet zien hoe Congolese kinderen werden ‘opgevoed’ en ‘onderwezen’, zogenaamd als bewijs dat westerse opvoeding deze mensen kon ‘verheffen’. De tentoonstelling diende zo niet alleen om Congo te tonen, maar ook om het koloniale project moreel te rechtvaardigen.

Erbarmelijke omstandigheden

De zomer van 1897 was koud en nat, en de Congolezen verbleven in erbarmelijke omstandigheden. Velen werden ziek door het gure weer, de stress en de voortdurende vernederingen. Zeven mensen overleefden de tentoonstelling niet: Sambo, Mpemba, Ngemba, Ekia, Nzau, Kitukwa en Mibange.

Leestip: William Wilberforce: de man die de slavernij in het Britse Rijk wilde stoppen

Hun lichamen mochten niet worden begraven op de plaatselijke begraafplaats en werden in ongewijde aarde gelegd – dezelfde plek waar destijds ook overspeligen en zelfmoordenaars terechtkwamen.

graven van zeven congolese burgers die in 1897 tijdens de wereldtentoonstelling in tervuren zijn overleden: sambo, mpemba, ngemba, ekia, nzau, kitukwa en mibange
Hai Kranen/Wikimedia Commons
Graven van zeven Congolese burgers die in 1897 tijdens de wereldtentoonstelling in Tervuren zijn overleden: Sambo, Mpemba, Ngemba, Ekia, Nzau, Kitukwa en Mibange. Ze werden pas in 1953 begraven naast de Sint-Jan-Evangelistkerk in Tervuren.

Pas in 1953 werden hun resten overgebracht naar de binnenplaats van de Sint-Jan-Evangelistkerk in Tervuren, waar ze eindelijk een waardige rustplaats kregen. Tegenwoordig vindt er jaarlijks een herdenkingsceremonie plaats voor de zeven slachtoffers van de menselijke zoo – een sobere herinnering aan een van de donkerste episodes uit de Belgische koloniale geschiedenis.

Koloniale propaganda in beeld gebracht

De Internationale Tentoonstelling van Brussel liep van 10 mei tot 8 november 1897 en was een ongekend succes: meer dan een miljoen bezoekers kwamen kijken, met piekdagen van veertigduizend mensen. Toch klonk er ook kritiek. De Franse krant Le National schreef op 10 juli 1897:

Het is vernederend voor de mensheid om te zien hoe deze ongelukkigen op die manier worden tentoongesteld, overgeleverd aan de nieuwsgierige en soms denigrerende blikken van blanke bezoekers die zich haasten naar een nieuw spektakel.

De dood van zeven Congolezen leidde ook in België tot debat en mediabelangstelling, maar dat weerhield de organisatoren er niet van het project als een succes te beschouwen. In 1898 werd het Koloniënpaleis omgevormd tot het permanente Congo Museum – de voorloper van het huidige AfricaMuseum in Tervuren.

Mensenzoo’s in Europa en daarbuiten

De menselijke zoo van Tervuren in 1897 was geen op zichzelf staand incident. België organiseerde al eerder koloniale tentoonstellingen waarin Afrikanen als bezienswaardigheid werden opgevoerd. Zo werd in 1885 een zogenoemd ‘negerdorp’ ingericht, waar twaalf mannen en vrouwen uit Congo, Zanzibar en de Portugese koloniën aan het publiek werden getoond. In 1894 volgde een nieuwe tentoonstelling met 144 Congolezen in een ‘exotisch’ decor. Acht van hen overleefden de ervaring niet.

een van de ‘dorpen’ in de menselijke zoo van tervuren in 1897
Alphonse Gautier/Wikimedia Commons
Een van de ‘dorpen’ in de menselijke zoo van Tervuren in 1897.

Zelfs in de twintigste eeuw bleef het koloniale vertoon bestaan. In 1959 werd tijdens de Expo 58 in Brussel werd opnieuw een zogenoemd ‘Congolees dorp’ gebouwd. Meer dan zeshonderd Congolezen kwamen naar België, van wie 120 overdag aan bezoekers werden getoond. Eén van hen, een baby van acht maanden, overleed aan een onbekende oorzaak en werd begraven op het kerkhof aan de Duisburgsesteenweg in Tervuren.

Waarom dit verleden nog steeds telt

Tussen 1810 en 1940 trok de wereldwijde ‘exotisme-industrie’ – waarin mensen uit niet-westerse culturen als attractie werden tentoongesteld – naar schatting 1,5 miljard bezoekers. Over het aantal geëxposeerde personen bestaan uiteenlopende cijfers: sommige bronnen spreken van zo’n 30.000 mensen, terwijl de Australische inheemse journalist Daniel Browning, die het fenomeen sinds 2010 onderzoekt, uitgaat van ongeveer 60.000 slachtoffers wereldwijd.

Leestip: Wat vieren we met Keti Koti?

Mensenzoo’s dienden een duidelijk doel: mensen van kleur neerzetten als minderwaardig en zo de ideologie van witte superioriteit versterken. Het Westen presenteerde zichzelf als de maatstaf van beschaving en rechtvaardigde koloniale overheersing met het idee dat het zijn ‘beschavingsmissie’ moest vervullen tegenover zogenoemde ‘wilden’. Deze massacultuur van raciale hiërarchie heeft diepe sporen nagelaten – en voedt, direct of indirect, vormen van racisme die tot op de dag van vandaag voortleven.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!