De stampende bas echoot over de verwarmde baden van het neobarokke Széchenyibad van Boedapest. Het bruisende bronwater compenseert de frisse avondlucht, discolampen knipperen in roze en paarse tinten en de dj draait voor gillende feestvierders. Terwijl je in een whirlpool aan een mojito nipt en door Engels sprekende backpackers wordt omgeven, kun je je de baden moeilijk voorstellen als een plek voor genezing. Op stockfoto's van het Széchenyibad zie je oudere Hongaarse mannen afgebeeld die in het dampende water zitten te schaken. Maar op zaterdagavond overspoelen Britse en Australische twintigers de historische ruimtes voor uitbundige feesten.
De ‘sparties’ zijn een relatief nieuw fenomeen in het bruisende nachtleven van Boedapest. De baden worden echter al eeuwenlang door talloze bezoekers uit binnen- en buitenland bezocht, van de thermen met bronwater in de Romeinse stad Aquincum (het huidige stadsdeel Óbuda) tot de overkoepelde hammams die door de Ottomanen tijdens hun honderdvijftig jaar durende bezetting van het oude Boeda zijn gebouwd. De stad kreeg de reputatie van kuuroord eind negentiende, begin twintigste eeuw door de bouw van het Széchenyibad, een van de grootste openbare gebouwen van Europa, en het Gellértbad met glas-in-loodramen en Zsolnaytegels. Vandaag de dag maakt Boedapest nog steeds aanspraak op de titel ‘Spa City’.
In Boedapest alleen al zijn er meer dan honderd geothermische bronnen. Deze concentratie van thermaal water is te danken aan de relatief dunne aardkorst van de Pannonische vlakte en een geologische breuklijn die wordt gemarkeerd door de rivier de Donau. Deze loopt van noord naar zuid en verdeelt de hoofdstad in het heuvelachtige Boeda en het vlakke Pest.
Toen de ridders van de Orde van Sint Jan in de twaalfde eeuw een ziekenhuis stichtten in de buurt van het Lukácsbad, begon de medische reputatie van het thermale water zich te verspreiden. Op de lommerrijke binnenplaats van het Lukácsbad vind je nog steeds marmeren bedankplaquettes van patiënten die door het zwavelhoudende water zouden zijn genezen.
De bronnen zijn niet allemaal hetzelfde. Elke bron heeft een eigen samenstelling van mineralen die bepaalde aandoeningen kunnen genezen als je in de bron baadt of ervan drinkt. Dit zogeheten geneeskrachtige water kan in een van de drinkhallen net buiten het Széchenyi-, Rudas- of Lukácsbad in een glas of fles worden gekocht. Het water van de Juventusfontein bij het Rudasbad zou veroudering tegengaan, terwijl het water van de bronnen onder het Széchenyibad jichtklachten bestrijden. Volgens sommigen heeft baden ook een gunstig effect op verschillende aandoeningen, zoals reuma, artritis, misvormingen van de wervelkolom en discushernia. Hierdoor worden sommige Hongaarse artsen aangespoord om de baden als behandeling voor te schrijven.
De schitterende baden van Boedapest draaiden van oudsher al om plezier. Het Gellértbad wordt in de jaren twintig van de vorige eeuw uitgebreid met het eerste golfslagbad van Europa, compleet met een van de eerste golfslagmachines ter wereld. Nu hebben de meeste baden hun eigen recreatieve buitenbaden met kolkende stromen en masserende bubbels.
Eeuwen later ademen de baden van Boedapest nog steeds de sfeer van elke periode in de geschiedenis uit, van de achthoekige zwembaden van het Királybad en het Rudasbad tot de pracht en praal van het fin de siècle van het Gellértbad. De thermaalbaden zijn nog steeds een plek voor genezing en ontspanning. Maar aan het eind van de dag worden de baden omgetoverd tot een plek vol hedonistisch feestgedruis.
Jennifer Walker is een Engels-Hongaarse schrijver die in Boedapest in Hongarije woont en over Centraal- en Oost-Europa schrijft. Volg haar op Twitter @JDWalkerWriter en Instagram @jenniferdeborahwalker.