Ondanks het feit dat de wetenschap hem al meer dan een eeuw kent, blijft de Edmontosaurus (een dinosaurus die hoort tot de groep hadrosauridae) voor verrassingen zorgen. In 2013 maakten paleontologen al bekend dat enkele van deze plantenetende dino’s een vlezige kam op hun kop hadden, vergelijkbaar met die van hanen. En nu blijkt uit nieuw onderzoek dat de dieren nog een ander onverwacht kenmerk hadden dat eerder over het hoofd was gezien. De Edmontosaurus had de reptielversie van een hoef; de middelste ‘vingers’ zaten aan elkaar vast en waren bedekt met een grote nagel.

De ontdekking, waarover onlangs een artikel verscheen in het vakblad PLOS ONE, komt voort uit analyse van een Edmontosaurus-‘mummie’ met de bijnaam Dakota. Er zijn ook andere bijzondere fossielen van deze soort gevonden, maar Dakota is een van de gaafste exemplaren. Het fossiel leverde niet alleen de vondst van de ‘hoef’ op, maar droeg ook bij aan kennis over de manier waarop dinosaurusbotten en -weefsel in de loop van de tijd bewaard kunnen blijven.

Dinosaurusfossielen waar weefsel, zoals huid, op wordt aangetroffen worden ook wel ‘mummies’ genoemd. Tot voor kort ‘was de gedachte dat dinosaurusmummies waarschijnlijk snel na hun overlijden waren bedolven,’ vertelt paleontoloog Stephanie Drumheller-Horton van de Amerikaanse University of Tennessee. Het idee was dat als kadavers onbedekt waren gebleven, ze waarschijnlijk zouden zijn aangevreten door aaseters. Bovendien zou blootstelling aan de zon, wind en regen ook bijdragen aan de afbraak van stoffelijke restanten. Wetenschappers gingen ervan uit dat hoe sneller een dinosaurus door sediment werd beschermd tegen negatieve invloeden, hoe groter de kans was dat er iets van het zachte weefsel bewaard was gebleven.

Edmontosaurushuid van het fossiel Dakota Volgens wetenschappers bleef de huid bewaard nadat aaseters zorgden voor gaten in het lichaam van het dier waardoor de vloeistoffen en gassen uit het stoffelijk overblijfsel konden ontsnappen Daardoor kon de huid uitdrogen alvorens bedolven te raken
Edmontosaurus-huid van het fossiel Dakota. Volgens wetenschappers bleef de huid bewaard nadat aaseters zorgden voor gaten in het lichaam van het dier waardoor de vloeistoffen en gassen uit het stoffelijk overblijfsel konden ontsnappen. Daardoor kon de huid uitdrogen alvorens bedolven te raken.
Daan Meens

Overgebleven keratine van een nagel die een groot deel van de rechtervoorpoot van de dinosaurus bedekte
Overgebleven keratine van een nagel die een groot deel van de rechtervoorpoot van de dinosaurus bedekte.
Daan Meens

Toch was deze verklaring niet bevredigend, aldus Drumheller-Horton, omdat een kadaver dat onder de grond ligt ook kan worden aangetast door insecten, schimmels of zelfs micro-organismen. Er moest een andere oorzaak zijn voor het ontstaan van de gemummificeerde fossielen. Dakota blijkt nu aanwijzingen te bevatten voor een onverwachte manier waarop onder meer huid en het keratine van nagels kunnen overleven.

‘We vinden verrassend vaak huid van dinosaurussen terug bij fossielen,’ zegt Drumheller-Horton. De manier waarop Dakota bewaard bleef biedt daar mogelijk een verklaring voor.

Gedroogde dinohuid

Dakota werd niet al snel onder het zand bedolven. Volgens Drumheller-Horton en haar collega’s lag het kadaver meer dan 66 miljoen jaar geleden in de open lucht en droogde het gedurende enkele weken of maanden uit. Er kwamen inderdaad aaseters aan de restanten pikken, zo blijkt uit stukjes huid van Dakota waarop bijtsporen te zien zijn van carnivoren die aan het kadaver knabbelden voordat het dier uiteindelijk bedolven raakte.

‘We weten zeker dat er minstens twee carnivoren, en misschien nog meer, een deel van de poot en de staart van de dode dinosaurus hebben opgegeten,’ aldus Drumheller-Horton. Mogelijk hebben die opportunistische vleeseters er zelfs aan bijgedragen dat de huid van Dakota bewaard bleef.

De bijtsporen wijzen erop dat de aaseters vermoedelijk gaten maakten in de lichaamswand van de dinosaurus, waardoor de vloeistoffen, gassen en microben die door de ontbinding ontstonden een uitweg hadden. Terwijl de interne weefsels werden opgegeten of vergingen, kon de schubachtige, harde huid van de hadrosaurus in de zon uitdrogen en zo een soort inpakmateriaal rond de botten vormen alvorens het dier bedolven raakte. Drumheller-Horton en haar collega’s stellen dat dit de reden is dat Dakota er ‘leeggelopen’ uitziet, en dat de huid niet meer zijn oorspronkelijke formaat heeft, maar is ingekrompen tot een omhulsel van alleen de botten.

Paleontologen braken zich al tientallen jaren het hoofd over de manier waarop dinosaurusmummies bewaard konden blijven. Het nieuwe onderzoek ‘voert sterke bewijzen aan’ dat Dakota aan de elementen werd blootgesteld voordat de restanten uiteindelijk bedolven raakten, zegt paleontoloog Karen Poole van het New York Institute of Technology, die niet bij het onderzoek betrokken was. Hoewel het moeilijk te bepalen is wanneer aaseters zich tegoed deden aan de overblijfselen, is het volgens haar duidelijk dat die enigszins verrot en verdroogd waren, en dat het fossiel niet ontstond uit een ongeschonden kadaver.

En Dakota was waarschijnlijk niet de enige hadrosaurus bij wie dit proces zo verliep. Paleontologen treffen vaak huid of huidafdrukken aan op deze dino’s, zonder dat er restanten van ander zacht weefsel, zoals inwendige organen, worden gevonden. Dat kan er op duiden dat de huid van de hadrosaurussen zo hard was dat die niet erg aantrekkelijk was voor carnivoren en dat die veel beter bestand was tegen allerlei invloeden dan de zachtere delen van het lichaam van de dinosaurus. Daardoor was de kans groter dat er fossiele restanten van overbleven.

Een van de eerste ‘hoeven’

Exemplaren als Dakota kunnen een nieuw licht werpen op onze kennis over het uiterlijk van dinosaurussen. Die is vaak alleen gebaseerd op de beenderen van de dieren. Tegenwoordig levende dieren hebben allerlei structuren die geen botten bevatten, zoals de slurf van olifanten of de lel van kalkoenen. Dat betekent dat we die niet zouden kennen als we alleen de beschikking hadden over de fossielen van de dieren. Ook bij dinosaurussen was ongetwijfeld sprake van uitsteeksels of lichaamsdelen die niet terug te zien zijn in hun skelet. Door de vondst van goed bewaard gebleven dieren als Dakota, kunnen dergelijke kenmerken worden ontdekt.

Met name de voorpoten van Dakota bleken een verrassing te bevatten voor paleontologen. Aan de hand van gevonden skeletten hadden paleontologen al ontdekt dat Edmontosaurus vier vingers aan elke voorpoot had. Uit de vondst van andere hadrosaurusmummies en achtergebleven pootafdrukken leidden ze af dat die vingers bij elkaar gehouden werden door een soort ‘want’, en dat ze eerder een soort enkele steunpilaar vormden dan verschillende losse vingers.

Dakota bleek meer duidelijkheid te bieden over deze structuur. ‘De term ‘hoef’ viel op sociale media toen de foto’s van de poot van het dier voor het eerst naar buiten kwamen, en die term is sindsdien blijven hangen,’ zegt een van de andere onderzoekers, Clint Boyd. De structuur is niet hetzelfde als de hoef van een paard, omdat de harde buitenlaag niet doorloopt tot de onderkant van de poot. Toch ziet het er wel uit als een hoef, met een grote nagel over de middelste vingers, wat anders is dan de poten van de meeste andere reptielen.

‘De ‘hand’ van het dier ziet er een beetje uit als een hoef met een kleinere achterteen aan allebei de kanten,’ zegt Poole.

En waarschijnlijk verbergt Dakota nog meer geheimen. ‘Er wordt vaak gedacht dat van de huid van dinosaurussen alleen afdrukken over zijn,’ vertelt Drumheller-Horton. ‘Maar bij Dakota zien we dat er echt huid aanwezig is, in drie dimensies.’ Dat betekent dat niet alleen de vorm van de huid, maar ook de huid zelf gedurende meer dan 66 miljoen jaar bewaard is gebleven.

‘Vondsten als Dakota bieden ons een geweldige mogelijkheid om weer even een stapje terug te doen, en na te denken over de aannames die we hebben gedaan over de anatomie van deze dieren,’ aldus Poole.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com