Eigenlijk zouden er in het zuidoosten van Groenland geen ijsberen moeten voorkomen, maar zo te zien denken de ijsberen daar zelf anders over. Hoewel deze dieren uitmuntende zwemmers zijn, zijn ze in wezen landdieren die voor hun voeding vrijwel geheel afhankelijk zijn van het zeeleven. En om als landdieren van de zee te leven hebben ze zich ontwikkeld tot echte hinderlaagjagers, die boven gaten en spleten in het pakijs wachten totdat een zeehond opduikt om adem te halen.
Maar in het zuidoosten van Groenland is het pakijsseizoen inmiddels geslonken tot vier maanden, wat ‘voor ijsberen te kort is om te kunnen overleven,’ zegt Kristin Laidre, die aan de University of Washington en in samenwerking met het Grønlands Naturinstitut de dierecologie van het Noordpoolgebied bestudeert. Dus waarom leven er dan toch ijsberen in dit gebied?
Al sinds lang beweren inheemse jagers op Groenland dat er het hele jaar door ijsberen in de fjorden rond de zuidkust van het eiland voorkomen. Toen de Groenlandse regering onderzoek liet doen naar de verspreiding van de soort, gingen Laidre en haar team uit van kaarten die waren getekend door Inuit. De inheemse jagers werkten samen met het team en waren voor het onderzoek ‘van onschatbare waarde,’ aldus Laidre. Op de kaarten stond een nog niet onderzochte groep beren aangeduid die aan de voet van gletsjers leefde, in de buurt van een zeer afgelegen nederzetting in het zuidoosten van het eiland: Skjoldungen-Timmiarmiit.
Zie ook: Dit is wat er gebeurt als een ijsbeer een camera vindt | National Geographic
In het nieuwe onderzoek, dat deze week is gepubliceerd in het tijdschrift Science, worden DNA-analyses gepresenteerd die aantonen dat de ongeveer honderd ijsberen die in het gebied leven, dusdanig verschillen van de ongeveer 26.000 andere ijsberen in de wereld dat ze als de twintigste subpopulatie beschouwd kunnen worden. Een subpopulatie is een groep dieren binnen één bepaalde soort die genetisch en geografisch geïsoleerd is geraakt. Uit satellietgegevens van 27 rondtrekkende beren die met een halsband en zendertje waren uitgerust, bleek bovendien dat deze subpopulatie drie maanden langer zonder pakijs kon overleven dan wetenschappers voor mogelijk hadden gehouden.
In het licht van deze gegevens is het verleidelijk om het onderzoek te zien als een hoopvol teken dat ijsberen hebben geleerd om ook met minder pakijs te overleven, maar de auteurs van de studie benadrukken dat die conclusie onjuist is: ijsberen zijn niet beter tegen de klimaatverandering bestand dan werd gedacht. Veeleer denken ze dat ijsberen plekken als het zuidoosten van Groenland, waar gletsjers vanaf het vasteland het verlies aan pakijs op zee compenseren, als laatste toevluchtsoord kiezen.
Herculestaak
Samen met Fernando Ugarte van het Grønlands Naturinstitut en een groot aantal internationale onderzoekers kamde Laidre 36 jaar aan gegevens en DNA-analyses door om erachter te komen wat deze groep beren anders maakt dan andere populaties. Tot hun verrassing ontdekten ze in de gegevens dat ijsberen die ten noorden van de 64e breedtegraad leefden daar al langere tijd voorkomen en dat de zuidoostelijke ijsberen zich uitsluitend ten zuiden van deze scheidslijn begaven zonder dat beide groepen onderling veel contact hadden.
Hartverscheurende video: uitgehongerde ijsbeer op land zonder ijs | National Geographic
Terwijl hun soortgenoten in het noordoosten van Groenland gemiddeld bijna tien kilometer per dag over grote stukken pakijs zwierven, bleef de zuidoostelijke populatie dicht bij de kust om er te jagen in een reeks fjorden – langgerekte inhammen die in het verleden zijn uitgesleten door gletsjers die vanaf de Groenlandse ijskap de zee in stromen. In de zomermaanden kalven grote stukken ijs van deze gletsjers af, waardoor er direct voor de kust zogenaamde ‘gletsjermélanges’ ontstaan, een mix van ijsschollen die dusdanig dicht opeengepakt kan zijn dat ijsberen erop kunnen lopen – en jagen.
Laidre ontdekte dat sommige ijsberen geruime tijd in één enkel fjord of een paar fjorden bleven jagen, waarbij ze een jachtgebied van soms niet meer dan dertien tot vijftien vierkante kilometer bestreken. Dat is een postzegel vergeleken met de territoria van de noordoostelijke groep, waar de gemiddelde ijsbeer elk jaar meer dan 1400 kilometer over het pakijs zwerft.
Gestrande ijsberen
Uit de analyse van DNA-materiaal – dat in het veld door het team van Laidre werd vergaard, tijdens eerdere studies was verzameld en door inheemse jagers was aangeleverd – blijkt dat de zuidoostelijke dieren de ‘genetisch meest geïsoleerde ijsberen op aarde’ vormen, aldus Laidre. Kortom, ze zijn minder verwant aan hun naburige subpopulaties dan dat de negentien andere – officieel erkende – subpopulaties in de wereld aan hun respectievelijke buurpopulaties verwant zijn.
Maar hoe komt het dat beide groepen ijsberen zo geïsoleerd van elkaar zijn geraakt? Volgens de onderzoekers zijn er aanwijzingen voor een ‘stichtereffect’, wat betekent dat de zuidoostelijke populatie los van een grotere groep door slechts een klein aantal exemplaren is gevestigd, waarna de nakomelingen van deze ijsberen zich onderling hebben voortgeplant. Uit genetische analyses komt naar voren dat alle zuidoostelijke ijsberen waarvan weefselmonsters werden genomen, een recente gemeenschappelijke voorouder hebben die ongeveer tweehonderd jaar geleden heeft geleefd.
De meest waarschijnlijke oorzaak voor het stranden van ijsberen in deze fjorden is de Oost-Groenlandstroom, een reusachtige zeestroming die op hoge snelheid langs de oostkust van het eiland zuidwaarts stroomt. De stroming veroorzaakt feitelijk een lopende band van drijfijs, dat aan de noordoostkust ontstaat en dan in kleinere schollen opbreekt naarmate het verder naar het zuiden drijft.
Volgens Ugarte wordt er op deze wijze jaarlijks een handvol noordoostelijke ijsberen zuidwaarts meegevoerd, tot rond Kaap Vaarwel, de uiterste zuidpunt van Groenland. De ijsberen die het overleven, zijn dieren die de zuidwestkust bereiken, vanwaar ze noord- en dan westwaarts kunnen trekken en zo Canada kunnen bereiken. De minder gelukkige ijsberen verdrinken.
‘Wat zo interessant en bijzonder aan deze nieuwe populatie is, is het feit dat ze met hun situatie weten om te gaan,’ zegt Ugarte. Elf van de ijsberen die met een zendertje werden gevolgd, werden meegevoerd op stromingen voor de kust en dreven in twee weken tijd gemiddeld 188 kilometer op het pakijs mee. Maar binnen een maand of twee waren ze er allemaal in geslaagd de terugweg naar hun ‘thuisfjorden’ te vinden, namelijk door de ijskoude wateren al zwemmend over te steken of langs de kust te trekken.
Tijdelijk toevluchtsoord
Volgens Andrew Derocher, een professor in de biologie van de University of Alberta die al ruim veertig jaar onderzoek doet naar ijsberen in het Noordpoolgebied en niet bij de nieuwe studie was betrokken, is het onderzoek ‘elegant’ en brengt het ‘enkele interessante bevindingen’ samen.
Hij wijst erop dat al eerder is vastgesteld dat een populatie ijsberen bij afwezigheid van pakijs op gletsjerijs is gaan jagen. Een goed gedocumenteerd voorbeeld daarvan is een populatie op de Noorse archipel Spitsbergen, waar onderzoekers ijsberen ontdekten die zeer kleine jachtgebieden op gletsjerijs bestreken.
Wetenschappers voorspellen dat Arctische gletsjers die door fjorden lopen gedurende de klimaatverandering langer intact zullen blijven dan het pakijs in de regio, waardoor ze tijdelijke toevluchtsoorden zouden kunnen worden voor soorten die elders in de problemen raken, bijvoorbeeld ijsberen die afhankelijk zijn van de jacht op het pakijs.
Maar dat betekent niet ‘de redding van de ijsbeer,’ zegt Steven Amstrup, hoofdwetenschapper van de milieugroep Polar Bears International. Amstrup was dertig jaar lang directeur van het ijsberenonderzoek van de US Geological Survey in Alaska.
Hoewel het in het Noordpoolgebied lijkt te wemelen van de gletsjers, bestaat verreweg het grootste deel van de regio uit toendra, boomloze vlakten met een permanent bevroren ondergrond, de permafrost. ‘In het Noordpoolgebied vind je echt grote reservoirs aan gletsjerijs alleen op Groenland en Spitsbergen, en nog wat in het uiterste noorden van Canada,’ zegt Laidre. Gletsjermélanges zijn dus niet zo wijdverbreid als je zou denken en ze zouden slechts kleine aantallen ijsberen kunnen onderhouden.
Amstrup hoopt dat het onderzoek wetenschappers en natuurbeheerders ertoe zal aanzetten om te inventariseren waar in het Noordpoolgebied ijsberen nog meer hun toevlucht op gletsjerijs kunnen nemen, zodat ze daar langer kunnen overleven.
‘In elk geval is deze studie weer een voorbeeld van de fundamentele relatie tussen ijsberen en drijfijs,’ zegt hij. ‘Maakt het de ijsberen echt uit of ze op pakijs van zoutwater of op gletsjerijs van zoetwater jagen? Waarschijnlijk niet, zolang er maar zeehonden onder zitten.’
Subgroep
De auteurs van de nieuwe studie menen dat de zuidoostelijke beren op Groenland door hun genetische verschillen en geografische isolatie van de noordoostelijke hoofdgroep beschouwd moeten worden als de twintigste subpopulatie van ijsberen in het Noordpoolgebied.
Uiteindelijk is dat een kwestie die door de ijsberenexperts van de International Union for Conservation of Nature (onder wie Laidre en Derocher) beoordeeld zal worden. Daarbij zullen ze rekening houden met factoren als het aantal ijsberen binnen de subgroep – een aantal dat nog preciezer moet worden vastgesteld – en het antwoord op de vraag of het goed voor de dieren zou zijn als ze als aparte populatie beheerd zouden worden.
De auteurs zien de genetische afzondering van de zuidoostelijke populatie als iets bijzonders, dat beschermd zou moeten worden. Derocher en Amstrup zijn het daarmee niet oneens, maar ze plaatsen wel kanttekeningen.
‘Ik denk dat we te maken hebben met een kleine en geïsoleerde populatie met veel inteelt,’ zegt Derocher. ‘We weten uit andere onderzoeken naar grote vleeseters dat zulke populaties kwetsbaar zijn voor inteeltdepressie [de algehele verzwakking van de populatie door erfelijke aandoeningen], ziekten en toevallige demografische voorvallen.’
‘Vanuit evolutionair perspectief zijn geïsoleerde populaties doorgaans kwetsbaarder,’ zegt ook Amstrup. ‘Naarmate steeds kleinere groepen ijsberen hun toevlucht nemen in steeds geïsoleerder gebieden, zullen we zulke genetische isolatie en fragmentatie waarschijnlijk veel vaker zien,’ zegt Derocher.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com