Haaientanden behoren tot de meest gevonden fossielen in de wereld, maar de uit kraakbeen bestaande skeletten van haaien blijven zelden bewaard. Daardoor hebben onderzoekers eigenlijk geen idee hoe prehistorische haaien eruit hebben gezien, ook al bevolkten ze de wereldzeeën in grote aantallen.
Daarom waren paleontologen die in de oostelijke Anti-Atlasbergen in Marokko aan het werk waren, zo verbluft toen ze meerdere schedels en een bijna volledig skelet van twee soorten Phoebodus vonden, een geslacht van oerhaaien dat tot nu toe alleen bekend was door vondsten van zijn driepuntige tanden. De fossielen, die deze week worden beschreven in het vakblad Proceedings of the Royal Society B, laten zien dat Phoebodus een aalachtige romp en een lange snuit had, waardoor hij veel moet hebben geleken op de moderne franjehaai, die nog altijd de diepzee bewoont.
En hoewel deze twee dieren verre verwanten zijn, lijken ook de tanden van Phoebodus en die van de franjehaai duidelijk op elkaar, wat kan betekenen dat hun eetgewoonten niet veel van elkaar verschillen.
“Veel moderne haaien hebben gekartelde tanden waarmee ze hun prooi kunnen verscheuren voordat ze de brokken inslikken,” zegt Christian Klug van de Universität Zürich en medeauteur van de nieuwe studie. Daarentegen dienen de kegelvormige en naar binnen gerichte tanden van Phoebodus en de franjehaai alleen maar om prooi te vangen, waarna deze in z’n geheel wordt ingeslikt.
Zijwaartse uithalen
De fossiele resten van de Phoebodus-haaien werden aangetroffen in een laag die naar schatting 360 tot 370 miljoen jaar oud zijn, op een plek waar zich destijds een ondiepe zee bevond. Toen de haaien daar stierven, ontstond door de geringe watercirculatie en het lage zuurstofgehalte een milieu waarin hun kadavers amper door bacteriën, aaseters en zeestromingen werden aangetast, zodat ze voor de eeuwigheid bewaard zijn gebleven.
De fossielen die we daaraan te danken hebben, zijn door de tand des tijds en door afzettingen beschadigd, maar Klug en zijn team slaagden erin CT-scans te maken van het materiaal dat ze in de Marokkaanse bergen hadden gevonden. De scans leveren een goed inzicht op in het uiterlijk van deze primitieve haaien uit het Laat-Devoon.
“De hoeveelheid informatie die we uit dit soort studies kunnen halen, is verbijsterend groot,” zegt John Maisey, een paleontoloog van het American Museum of Natural History die geen deel uitmaakte van het onderzoeksteam. “We maken een opleving van de anatomie mee.”
Uit de scans komen enkele opvallende overeenkomsten met franjehaaien aan het licht, niet alleen in lichaamsbouw maar ook wat betreft de tanden, wat iets kan vertellen over de eetgewoonten van deze oerhaaien. (Ontdek waarom de witte haai mogelijk verantwoordelijk is geweest voor het uitsterven van de Megalodon.)
“De franjehaai is een gespecialiseerd roofdier met het vermogen om plotseling naar voren te schieten en zijn prooi te grijpen,” zegt David Ebert, een expert in moderne haaien van het Pacific Shark Research Center die al decennia onderzoek doet naar franjehaaien. “Met hun naar binnen staande tanden zorgen ze ervoor dat hun prooi maar één kant op kan: richting hun keel. Misschien deed Phoebodus iets soortgelijks.”
Maar omdat de schuwe franjehaai zelden wordt geobserveerd, bestaan er nog veel vragen over zijn eetgewoonten. Om een beter inzicht te krijgen in het eetgedrag van Phoebodus, keken de onderzoekers ook naar een andere, niet-verwante soort waarvan de schedel, het kaakbeen en de tanden verrassend veel overeenkomsten vertonen met die van Phoebodus: de kaaimansnoek, een grote zoetwatervis. Net als Phoebodus heeft de kaaimansnoek lange kaken en een afgeplatte schedel, waardoor zijn bijtkracht beperkt is. Maar zo’n schedelvorm biedt ook voordelen, zegt Justin Lemberg van de University of Chicago, die het eetgedrag van kaaimansnoeken heeft bestudeerd.
“Ze jagen in open water, waar ze zich niet de luxe kunnen permitteren om te kiezen uit welke richting hun eerstvolgende prooi komt. Een platte schedel en lange kaken zijn ideaal om zijwaarts naar een prooi uit te halen.”
Vreetmechanisme
Hoewel het misschien vreemd klinkt om de eettechnieken van twee dieren met elkaar te vergelijken die zo verschillend zijn als haaien en kaaimansnoeken, zijn dat soort analyses vaak de beste benadering die paleontologen kunnen toepassen om het gedrag van uitgestorven dieren te kunnen achterhalen, zegt Lemberg.
“Als een bepaalde eigenschap of strategie goed werkt, bestaat de neiging dat die tijdens de evolutie keer op keer opduikt, zowel bij levende als uitgestorven soorten,” zegt hij. “Hoewel er veel is veranderd sinds de tijd dat Phoebodus in de wereldzeeën van het Devoon rondzwom, is de mechanica van het eten in water niet veranderd.”
Toch stierf Phoebodus aan het begin van het Krijt uit, miljoenen jaren voordat sommige van zijn fysieke eigenschappen bij moderne haaien opdoken. Zou er dus nog een met Phoebodus verwante soort in de diepzee kunnen rondzwemmen, net als de ongrijpbare franjehaai? “Ik denk het niet,” zegt Ebert. “Ik heb mijn hele loopbaan gewijd aan het zoeken naar nieuwe soorten, maar ik ben nooit zoiets tegengekomen.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com.