In 79 n.C. is de zeventienjarige Plinius de Jongere – op veilige afstand in Misenum – getuige van de uitbarsting van de Vesuvius, een van de beruchtste natuurrampen uit de Oudheid waarbij de steden Pompeï en Herculaneum bedolven raakten onder een dikke laag vulkanisch materiaal.
In brieven aan de geschiedschrijver Tacitus beschrijft Plinius een rookpluim in de vorm van een parasolden, een regen van gloeiende as, ‘tongen van vuur’ en een panikerende menigte die probeert te vluchten voor het plotselinge natuurgeweld.
‘Dagenlang beefde de aarde’
Ook beschrijft hij aardschokken: ‘Dagenlang beefde de aarde. Dat was niet bijzonder zorgwekkend, omdat het zo vaak gebeurt in Campania, maar die nacht waren de bevingen zo hevig dat het voelde alsof alles om ons heen zou omvallen.’
De bevingen die Plinius beschrijft, waren mogelijk destructiever dan voorheen werd gedacht, blijkt uit een recent onderzoek van het Italiaanse Istituto Nazionale di Geofisica e Vulcanologia (INGV) en het Archeologisch Park van Pompeï. Vulkanoloog en hoofdonderzoeker Domenico Sparice benadrukt dat het lastig is om oorzaken en gevolgen van elkaar te onderscheiden wanneer verschillende natuurrampen tegelijk plaatsvinden.
‘Door die complexiteit is het een soort legpuzzel, waarbij alles moet kloppen,’ legt hij uit. ‘Met dit onderzoek hebben we bewezen dat seismische activiteit tijdens de vulkaanuitbarsting een belangrijke rol speelde bij de verwoesting van Pompeï.’
Verpletterd door muur
Tijdens opgravingen in een van de huizen van Pompeï stuitten de onderzoekers op iets vreemds. De ingestorte gebouwen bevatten ‘kenmerken die niet overeenkwamen met schade door vulkanische fenomenen,’ zegt vulkanoloog Mauro Di Vito. ‘Er moest een andere verklaring zijn.’
Twee skeletten met ernstige botbreuken hielpen de onderzoekers aan een antwoord. Beide personen waren zo’n vijftig jaar oud. Uit hun houding kon worden afgeleid dat één van de twee plotseling was verpletterd door een groot stuk van een instortende muur. De ander was zich mogelijk bewust van het gevaar en probeerde zich te beschermen met een rond, houten object waarvan de onderzoekers sporen vonden in de vulkanische laag.
Het team vond aanwijzingen dat de twee mensen niet overleden waren door het inademen van as of door de extreme hitte. Het feit dat ze werden gevonden boven op de vulkanische puinlaag, in plaats van eronder, wijst erop dat ze de eerste fase van de eruptie overleefd hadden.
Schuilplaats niet veilig
De uitbarsting van de Vesuvius kwam als een schok voor de inwoners van Pompeï. Achttien uur lang regenden puin- en asdeeltjes neer op de stad, waardoor mensen gedwongen werden te schuilen. Toen de uitbarsting tot een einde kwam, dachten ze misschien dat het gevaar was geweken – tot de zware aardbevingen begonnen. Toch wisten er ook mensen te ontkomen.
‘Mensen die hun schuilplaats niet verlieten, werden waarschijnlijk overrompeld door de aardbevingen, waardoor de toch al beschadigde gebouwen instortten,’ zegt Valeria Amoretti, een antropoloog bij het Archeologisch Park van Pompeï die meewerkte aan het onderzoek. ‘Dat was het lot van de twee individuen die we vonden.’
Nog niet uitgelezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang de favoriete verhalen van de redactie wekelijks in je mail.