Dat het water koud is, voel ik niet. Dat de kapitein vanaf het dek roept waar nog meer dolfijnen zwemmen, hoor ik niet. Hoe lang het duurt tot ik gewend ben aan de school van veertig dolfijnen zo dicht bij me, weet ik ook niet. Ik tol en draai en trappel om de blauwwitte zwemmers bij te houden.
Ze schieten als torpedo’s langs me heen en onder me door. In duo’s vliegen ze langs de boot, langs elkaar en langs Anna en Hellen die samen met mij onder water zijn. Het cliché is waar: dolfijnen glimlachen. Naar ons, want ze zoeken ons gezelschap duidelijk op. Reden genoeg voor sentimentele wezens als mensen om dolfijnen te zien als grote vrienden. Hun gedrag is immers zo sympathiek. Onzin misschien. Maar mijn gevoel van euforie is verre van onzinnig. Schipper Andrew Neighbour had geadviseerd rondjes te zwemmen. ‘Rechtdoor zwemmen vinden ze saai. Dan taaien ze af.’ Als ik eenmaal aan het cirkelen raak met een dolfijn van zeker vier meter en het jonkie dat niet van haar staart wijkt, tol ik van geluk. In hogere sferen onderwater. In de Bay of Shoals – de Zandbankbaai voor de kust van Kangaroo Island.
De dolfijnenduik heeft iets symbolisch, mens en dier die harmonieus het zeewater delen. Van mij mag de duik eeuwig duren. Als het meezit, blijft de verhouding tussen mens, dier en natuur in balans op Kangaroo Island. Je zou dit eiland, gelegen onder de staat South Australia, ‘Little Australia’ kunnen noemen. Een bonus ten opzichte van het continent Australië is dat het eiland minder last heeft van indringers. Kapitein Flinders is de eerste die het eiland aandoet met zijn schip in 1802. Het is dertig jaar na de ontdekking van Australië, de kolonisatie is in volle gang. Flinders treft veel kangoeroes, vandaar de naam. De bemanning slacht ze massaal af, blij eindelijk weer eens vers vlees te kunnen eten na een lange reis op zee. Sporen als vuurplaatsen van Aboriginals ontbreken, de oorspronkelijke bewoners blijken al duizenden jaren geleden te zijn vertrokken. Waarom is niet duidelijk. Maar het scheelt een hoop bloedvergieten. Ten opzichte van de rest van Australië is de loop van de geschiedenis van het eiland daardoor een stuk sympathieker. Bovendien is het ecosysteem hier nooit verstoord door plagen van geïmporteerde vossen of konijnen, zoals elders in Australië. Door het gebrek aan natuurlijke vijanden laten walibi’s, kangoeroes, possums en vogels op Kangaroo Island ons heel dichtbij komen.
Mens en zeehond
Ik ben op reis met James McCormack, Australiër en fotograaf met een voorliefde voor avontuur. Als James met zijn camera een mierenegel (met stekels zo lang als mikadostokjes) achterna sluipt, is het of een kleutertje wegrent voor zijn vader maar toch al te graag gepakt wil worden. De tactiek van de mierenegel is vervolgens roerloos stilzitten in een holletje in het zand, zijn vochtige zwarte miereneterssnuit ingetrokken onder zijn stekelschild, in de hoop niet gepakt te worden. James respecteert de bloeddruk van de grote egel en waagt zich niet nog dichterbij.
De verhouding tussen mens en zeehond is vergeleken met de dolfijnen een ander verhaal. Pelsjagers zorgen dat de zeehond bij Kangaroo Island in de 19de eeuw zo goed als uitgeroeid is. Dankzij het jachtverbod ligt de totale populatie nu rond de 50.000. ‘Let op, die stier daar komt zijn rots opeisen. Straks jaagt hij die andere zeehond weg,’ zegt Chris Baxter, onze gastheer op het eiland. Inderdaad. Met veel vertoon hijst de grootste zeehond zijn logge lijf omhoog. De borst naar voren, meppend met zijn kleine flippers annex poten, maakt hij duidelijk wie de baas is.
Het spektakel vindt plaats onder een boog van rotsen die is gevormd door eeuwenlange erosie van zeewind en golfslag: Admirals Arch. ‘Hard as hell,’ noemt Chris het vulkanisch gesteente waarop de kalkstenen boog is gevormd. De natuurlijke arcade vormt een beschutte woon-kamer voor een flinke kolonie Nieuw-Zeelandse en Australische pelsrobben. De dieren dompelen zich in bassins tussen de stenen en gaan daarna weer luieren op het droge. Vanaf houten loopbruggen kijken wij toe. ‘Als kind klauterde ik hier met mijn broers gewoon over de rotsen naar het water,’ vertelt Chris. ‘Vanwege de haaien zwommen we alleen in de baai, nooit in de open zee. Zeehonden zijn geliefd haaienvoedsel.’ De houten toeristentribune mag volgens sommigen een aantasting zijn van de natuurlijke omgeving, hij is er blij mee. ‘Zo hebben de zeehonden rust en kunnen wij ze toch goed zien.’
Na een dag lang zo veel mogelijk plekken bezoeken op het eiland, blijven we hier eindeloos turen. Alle elementen die een mooie zonsondergang garanderen, komen samen: uitgesproken roze, paars en oranje zonlicht, dramatisch gevormde rotsen, de eeuwige beweging van wind en golven en het gemoedelijke geklungel van de robben. Stilte. De opkomst van een dunne maansikkel maakt het feest compleet. Al slijten de rotsen en veranderen ze van vorm, de wetenschap dat ze hier altijd liggen heeft een geruststellende uitwerking. Chris vertelt dat de vuurtoren hier op de zuidwestpunt zijn favoriete vakantiebestemming is. ‘Mijn vrouw vindt het hier in de winter spookachtig. Maar dat maakt het nou juist zo prachtig!’
Chris is geboren en getogen op het eiland en hij gaat er nooit meer weg. Hij reist graag, altijd in Australië, en werkte acht jaar als ranger op het vasteland. Omdat hij en zijn vrouw zin hadden om eens ergens anders te zijn. Maar na verloop van tijd misten ze hun eiland toch en keerden ze terug. ‘Mijn vrouw werkt in Adelaide, ze is vier dagen per week in de stad. Mij veel te druk. We zien elkaar in het weekend, dan neemt ze de veerpont naar huis. Vanaf onze veranda hebben we uitzicht op de dierentuin die dit eiland is. Meer kan ik niet wensen.’
Verlaten land
De vader van Chris is een van de soldaten voor wie de Australische overheid na de Tweede Wereldoorlog een plek zocht. 174 mannen kwamen met hun gezin een nieuw bestaan opbouwen nadat ze hadden meegevochten met het Britse leger. Chris: ‘Destijds werd Kangaroo Island gepresenteerd als een kansrijk paradijs. De nieuwe kolonisten kregen ieder 600 hectaren land die ze eerst moesten ontginnen. Maar al snel bleek dat hun voorgangers, de kolonisten uit de 18de eeuw, het eiland niet voor niets snel hadden verlaten.’
Kangaroo Island bestaat voor een groot deel uit een onwrikbaar ijzersteenplateau. Waar gesteente landbouw onmogelijk maakt, houdt een dominant netwerk van wortels, stammen en takken het eiland in zijn greep. Mellee, noemen de Aboriginals het: veel stammen. De begroeiing is een goudmijn voor dieren, ze vinden er volop beschutting en voedsel. Maar de nieuwe boeren moeten vanaf 1948 het gesteente en de begroeiing veelal handmatig uithakken om de grond bouwrijp te maken. Nog steeds wordt het land jaarlijks bewerkt met mineralen, fosfaten en pesticide om er iets op te kunnen verbouwen. Schapen zijn nog het gemakkelijkst te houden. Maar de prijs van merinowol is laag, en dan vreten kangoeroes ook nog mee van het gras. In de basis is plattelandsproblematiek overal hetzelfde, bedenk ik me.
Baxter Road, vernoemd naar de familie van Chris, voert naar verlaten land. De boerderij is met de grond gelijk gemaakt, Chris’ ouders en alle broers zijn al jaren geleden vertrokken naar het vasteland. Een andere boerderij ligt er verloren bij: golfplaten bedekken de vierkante woning, een hek scheidt de voormalige moestuin van de wildernis. Nu wordt het erf omringd door sugar gumtrees, bomen uit de eucalyptusfamilie die net zo bepalend zijn voor het Australische landschap als kangoeroes. Deze exemplaren zijn geplant toen de meeste boeren één voor één vertrokken. Rondom de stammen ligt de grond bezaaid met resten van de appels en zaden waaraan de kaketoes zich tegoed doen. ‘Het is misschien politiek incorrect om te zeggen, maar achteraf denk ik dat ze het land hier hadden moeten laten zoals het was,’ zegt Chris. Hij heeft het landbouwbedrijf van zijn vader nooit willen overnemen. Liever kijkt hij vogels als hij niet op pad is met andere natuurliefhebbers die het eiland bezoeken.
Ideale surfbaai
Flinders Chase National Park beslaat het westelijk deel van het eiland en is sinds 1919 beschermd natuurgebied. Voor mijn gevoel is het hele eiland één groot natuurpark. Een wet uit 1984 schrijft voor dat op het eiland geen land meer mag worden ontgonnen voor agrarisch gebruik. Dankzij de 150.000 bezoekers per jaar is toerisme de belangrijkste bron van inkomsten. De bebouwing ten behoeve van de 4400 inwoners valt in het niet in vergelijking met de totale oppervlakte van ook 4400 vierkante kilometer; het eiland is bijna net zo groot als de provincie Gelderland. Kingscote is een saai toeristisch plaatsje waar een goed restaurant ontbreekt. Toch is dit het bewoonde centrum van het eiland. Op Kangaroo Island draait alles om de natuur, al probeert het toeristenbureau met de promotie van lokaal geproduceerde schapenkaas en honing van ligurische bijen ook andere – culinaire – kanten van het eiland te benadrukken. Die bijen zijn overigens het zuiverste ligurische volkje ter wereld, doordat ze na hun verhuizing hiernaartoe door handelsreizigers sinds 1880 nooit kruisten met andere soorten.
Een ander geïmporteerd beestje is de koala. Het dier met zijn pluizige vacht brengt beperkte schade aan: hij vreet zich klem aan de bladeren van de alom aanwezige Tasmaanse eucalyptusbomen. De aangevreten exemplaren ogen daardoor kaal en mistroostig. Kangaroo Island dient als sanatorium voor koala’s omdat ze op het vaste land dreigden uit te sterven. In het wild zijn ze lastig te ontwaren, zo hoog tussen de takken. Maar in het Hanson Bay Koala Sanctuary zit een heel stel showmodellen. Op het terrein van deze voormalige boerderij worden ze bijgevoerd en zitten de luie dieren mooi in het zicht. Ik heb geluk, met mijn hoofd krampachtig in mijn nek tuur ik naar boven als een koalabeer in slowmotion zijn kop eens draait. Heel even lijken we oogcontact te hebben. Dan laat hij zijn oogleden weer loom zakken. Door mijn verrekijker zie ik dat hij door een oogspleetje blijft turen. Hij krabt wat in zijn dikke vacht, strekt zijn forse klauw uit en haakt zich daarna weer stevig klem aan zijn tak. Koala’s komen slechts vier van de 24 uur in beweging.
Al is het zogenoemde koalaheiligdom wat gekunsteld, op de meeste plekken waar van natuur een toeristenattractie is gemaakt gaat men respectvol om met de omgeving, de pinguïnparade in Kingscote uitgezonderd. Daar ziet een werkloos geraakte boer meer economisch gewin dan liefde in de waggelende beestjes. Hij voert een akelige propagandacampagne tegen de zeehonden die hij zonder enig wetenschappelijk bewijs in handen aanwijst als vijand van ‘zijn’ slinkende kolonie pinguïns. Misschien nemen de schuwe pinguïns ook gewoon de wijk voor de stroom toeristen die de pinguïnboer langs de basaltblokken in de haven loodst. Verderop langs de noordkust is plek zat voor de beesten om te broeden.
Aan de noordkust passeren James en ik Stokes Bay, een natuurlijk gevormde tunnel tussen rotsblokken biedt toegang tot een ideale surfbaai. We treffen Trish van der Linden – haar schoonvader is Nederlands – met haar surfboard onder de arm. Pup Tilly speelt in het zand. De zoon van Trish ligt al in de golven op zijn boogieboard. ‘We hebben het strand weer voor onszelf,’ zegt Trish. ‘Tijdens jullie zomer is het hier winter en komen er nauwelijks toeristen. Maar ook in het hoogseizoen is het hier oké hoor, zeker als je het vergelijkt met de stranden op het vasteland. Voordeel is dat de honden nu los kunnen lopen op het strand.’
Biologische wetten
De weg naar de eenzame vuurtoren van Cape Borda op de uiterste noordwestpunt is stil en langgerekt. Een arend zeilt pal langs ons met zijn lunch nog spartelend tussen de klauwen. Met uitgestrekte vleugels meten de grootste exemplaren hier tweeënhalve meter. Het landschap glooit wat, waardoor we links van ons soms neerkijken op een zee van grijs, dor hout. De bosbrand van 2007 heeft grote lappen bos in vlammen gezet. Blikseminslag was de oorzaak, 95.000 hectare bos werd ernstig aangetast. De bomen die nog leven zijn nog steeds niet uitgelopen.
Chris: ‘Als jong ventje was ik assistent-ranger bij Old George, die het park beheerde. We staken zelf branden aan om het bos schoon te houden. Eén keer liep het uit de hand en hadden we geen controle meer. Ik stond doodsangsten uit. Maar nu zouden ze in het najaar, als er genoeg vocht in de grond zit, weer eens vonkjes uit een vliegtuigje moeten werpen. Er is veel te veel droog hout.’ Beheerst fikken is een heikel punt op het eiland. Nood-zakelijk voor het bosbeheer, maar angstaanjagend voor mensen die hun huizen veilig willen stellen. Het westen is praktisch onbewoond. Ineens zien we een teken van leven langs de weg. Of eigenlijk een teken van voormalig leven: de begraafplaats van Havey’s Return. Het oudste graf is van vuurtorenwachter Woodward, gestorven 13 september 1884. Drie wachters hielden in toerbeurten de wacht. Er liggen relatief veel kinderen onder de zoden. Het moeten ruige dagen zijn geweest in dit desolate land. Ik wandel tussen de bomen door naar de rand van het bos, het begin van de afgrond. Een stenen trap voert 150 meter omlaag naar het water. Alleen per schip konden de vroege pioniers het eiland bereiken of verlaten.
Kangaroo Island nodigt uit tot vertragen. Al kan ik dat niet altijd zeggen van mijn reisgenoten. Als we bij Remarkable Rocks zijn, rent James met zijn camera op statief heen en weer omdat hij eigenlijk tegelijkertijd zowel de bizarre rotsformatie als de kustlijn aan de overkant wil fotograferen. Beide spots liggen er spectaculair bij. Flarden nevel hangen boven zee. Het licht van de opkomende zon kleurt de stenen die Remarkable Rocks vormen vurig oranje. De giganten zijn van zichzelf al oranje gekleurd door een korstmos. Dat minuscule organisme overleeft op kaal gesteente door er voedingsstoffen aan te onttrekken waardoor de rots langzaam erodeert. Misschien moeten deze rotsen door de kleine uitvreters een paar jaar inleveren op hun tweehonderdmiljoenjarige bestaan? Dit is alweer een plek waar de natuur ontzag wekt. Terwijl ik sta te mijmeren bij de rare golven van steen, holt ook gids Chris met zijn handcamera rond.
Enthousiast, alsof hij hier niet al talloze keren is geweest. In het omringende struikgewas beginnen steeds meer vogels de opkomende dag tegemoet te fluiten. Chris wijst me op Willy wagtail, zoals hij het vogeltje noemt dat vlakbij ons zit te wiebelen. ‘Eigenlijk heet hij Willy fantail, naar de waaiervorm van zijn staart.’ ‘Als je kunt kiezen,’ vraag ik Chris, ‘welk dier zou je dan willen zijn?’ ‘Een vogel,’ antwoordt hij direct. ‘Een arend, want die staat boven aan de voedselketen.’ Eens te meer wordt mij duidelijk: biologische wetten dicteren Kangaroo Island.