Ruim tweehonderd jaar lang handelde Nederland in mensen. Dat begon in de zeventiende eeuw, toen Nederland in 1630 een deel van Brazilië op de Portugezen veroverde. De West-Indische Compagnie (WIC) zag daar hoe de Portugezen tot slaaf gemaakte Afrikanen verhandelden en op plantages dwangarbeid lieten verrichten.

Nederland besloot daarop het Portugese Fort Elmina aan de Ghanese kust in te nemen. Het markeert het begin van de trans-Atlantische slavenhandel door Nederland: een zwarte bladzijde in onze geschiedenis.

Het centrum van de Nederlandse slavenhandel

Fort Elmina werd het hoofdkwartier van de Nederlandse slavenhandel. In het fort werden Afrikaanse tot slaaf gemaakten uit het binnenland verzameld, gekeurd en van Afrikaanse handelaren overgekocht. Voor een slaafgemaakte man betaalde de WIC zo’n veertig gulden.

Nadat de slaafgemaakten een brandmerk hadden gekregen, werden ze opgesloten in het fort. Mannen, vrouwen en kinderen zaten er soms maandenlang vast, in donkere kelders – totdat er weer een schip aankwam om ze naar de koloniën in Amerika en het Caribisch gebied te voeren.

Het leven aan boord

De omstandigheden op de schepen van de WIC waren erbarmelijk. De reis over de Atlantische Oceaan duurde soms wel twee maanden en de schepen waren overvol. Om opstanden te voorkomen werden de mannen vastgeketend. Een op de acht slaafgemaakten overleefde de reis niet.

Zieken en doden werden overboord gegooid. Wie de overtocht wel doorstond, wachtte een leven lang dwangarbeid op plantages, in huishoudens of op schepen – onder zeer zware omstandigheden.

Tussen 1650 en 1675 nam Nederland meer dan de helft van alle slaventransporten over de Atlantische Oceaan voor zijn rekening. Curaçao was daarbij een belangrijke tussenstop. Vanuit daar verkochten Nederlandse handelaren hun slaafgemaakten aan andere Europeanen. De WIC heeft in totaal zo’n zeshonderdduizend Afrikaanse slaafgemaakten verhandeld.

De afschaffing van de slavernij

Na tweehonderd jaar schafte Nederland op 1 juli 1863 de slavernij af. Daarmee was Nederland een van de laatste Europese landen die mensenhandel verboden maakte: alleen Spanje en Portugal zouden nog later volgen.

Toch moesten vele slaafgemaakten in Suriname en op de Antillen nog tien jaar gedwongen doorwerken voor een laag loon. Pas in 1873 werden zij echt vrijgelaten. Hun voormalige eigenaren werden daarvoor gecompenseerd. De voormalig slaafgemaakten moesten zonder geld, huis of opleiding een nieuw leven zien op te bouwen.

Gebroken ketenen

De afschaffing van de slavernij wordt sinds de millenniumwisseling jaarlijks op 1 juli gevierd tijdens Keti Koti. Keti koti betekent ‘gebroken ketenen’ in het Sranantongo: de taal die op de Surinaamse plantages gesproken werd.

Bij het Nationaal monument slavernijverleden in het Amsterdamse Oosterpark, en op veel andere plekken in Nederland, wordt op Keti Koti stilgestaan bij het Nederlandse slavernijverleden. Een belangrijke herdenking van een pijnlijke periode in onze gedeelde geschiedenis.

Nog niet uitgelezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang de favoriete verhalen van de redactie wekelijks in je mail.