Dit verhaal werd enkele weken geleden voltooid voor publicatie in het septembernummer van National Geographic. Deze onlineversie is waar mogelijk geactualiseerd.

Na vier weken dienst op een post aan het front in de provincie Badachsjan moeten deze Afghaanse militairen vijf uur lopen om provinciehoofstad Faizabad te bereiken De Taliban veroverden het gebied begin juli waarbij ze veel regeringsgezinde militairen doodden of gevangennamen
Na vier weken dienst op een post aan het front in de provincie Badachsjan moeten deze Afghaanse militairen vijf uur lopen om provinciehoofstad Faizabad te bereiken. De Taliban veroverden het gebied begin juli, waarbij ze veel regeringsgezinde militairen doodden of gevangennamen.
Kiana Hayeri

In Cafe Delight in Kandahar, dat blauw staat van de waterpijprook, zou je bijna vergeten dat het oorlog is.

Yuppen met keurig getrimde baarden en matjes in hun nek nippen in fauteuils van hun espresso. Op flatscreens aan de muur worden pikante Turkse en Indiase videoclips getoond, met blote vrouwenbuiken die door de zender zijn geblurd.

Dit is nog altijd Afghanistan, een oerconservatief islamitisch land. Maar het publiek dat zijn ontspanning zoekt in Cafe Delight is opgegroeid na de val van de Taliban en behoort tot een generatie die geen herinnering heeft aan het repressieve fundamentalistische regime dat het land veroverde en televisie, muziek en film in de ban deed, mannen verbood om hun baard af te scheren en vrouwen dwong zich in boerka’s te hullen.

In Cafe Delight in een buitenwijk van Kandahar vermaken zakenlieden ambtenaren en jonge jongens zich door naar sport en videoclips te kijken Hoewel ook vrouwen welkom zijn in deze zaak laten zij zich hier zelden zien Onder de Taliban waren muziek en televisie verboden en mochten vrouwen alleen buitenshuis komen onder begeleiding van een man
In Cafe Delight, in een buitenwijk van Kandahar, vermaken zakenlieden, ambtenaren en jonge jongens zich door naar sport en videoclips te kijken. Hoewel ook vrouwen welkom zijn in deze zaak, laten zij zich hier zelden zien. Onder de Taliban waren muziek en televisie verboden en mochten vrouwen alleen buitenshuis komen onder begeleiding van een man.
Kiana Hayeri

Caféhouder Ahmadullah Akbari keerde in 2018, na twee jaar in het kosmopolitische Dubai te hebben gewoond, terug naar Kandahar om deze zaak te openen in Aino Mena, een nieuwbouwwijk aan de rand van de stad. Sinds een paar houdt Akbari hier vanachter de bar de tv-camera’s in de gaten die hij er onlangs heeft geïnstalleerd om ‘plakbommen’, te detecteren, door mobiele telefoons geactiveerde explosieven. De Taliban heeft ambtenaren, activisten, minderheden en journalisten op het oog, als onderdeel van de strategie om tot diep in stedelijke centra angst te zaaien. Sinds de VS in februari 2020 een overeenkomst met de Taliban sloten, waarbij de Afghaanse regering buitenspel werd gezet en de weg vrij werd gemaakt voor de terugtrekking van Amerikaanse troepen, hebben de Taliban hun greep op het platteland vergroot en naderen ze de steden met adembenemende snelheid.

Toch oogt de omheinde gemeenschap van Ayno Maina, met zijn met eucalyptus omzoomde straten, luxevilla’s en winkelpleinen voor Afghanen uit de midden- en hogere klasse, van wie velen op de loonlijst van de overheid staan, als een oase van rust. ‘We maken ons hier geen zorgen,’ zegt Suleiman Aryan, 28, een leraar Engels die met zijn vrouw en twee kinderen in het complex werkt en woont. Inmiddels is die idylle wreed verstoord.

Op 15 augustus trekken de Taliban de hoofdstad Kabul binnen en is er alom paniek. Dagen eerder hebben de ze Kandahar ingenomen, de op één na grootste stad, samen met een reeks provinciale hoofdsteden. Washington zet in allerijl een operatie op touw om Amerikanen en enkele Afghaanse medewerkers te evacueren.

Twintig jaar geleden vielen de Amerikanen Afghanistan binnen om jacht te maken op Al Qaida en om het Talibanregime ten val te brengen, dat na 9/11 onderdak bood aan kopstukken van de terreurorganisatie. Een deel van de Talibanleiders vluchtte naar buurland Pakistan. Maar naarmate Washington zijn aandacht verlegde naar de oorlog in Irak, bereidden de Taliban zich voor op een terugkeer. De Amerikanen en hun coalitiepartners zetten ondertussen fors in op militaire steun en ontwikkelingshulp aan het nieuwe regime; op het hoogtepunt, in 2011, waren er ruim 150.000 buitenlandse militairen in het land. Maar de Taliban bleken niet te verslaan; uiteindelijk besloten de VS een punt te zetten achter hun langste oorlog in de moderne geschiedenis.

Sinds deze week hebben de Taliban plots vrijwel heel het land in handen. Ruim driekwart van de Afghanen is jonger dan 25 jaar: te jong om zich het eerdere Talibanbewind (1996-2001) te herinneren en, zeker in steden, zo gewend aan de moderne vrijheden dat ze die niet graag opgeven. Op het platteland zien sommigen de terugkeer van de fundamentalisten als positief, maar veel Afghanen willen niets weten van een terugkeer naar het reactionaire en repressieve verleden.

Abdul Ghafoor 22 staat op wacht in een buitenpost in het district Panjwai De post ligt aan de weg naar Kandahar de bakermat van de Taliban die strijders op het moment dat deze foto werd gemaakt proberen te heroveren Ghafoor had graag medicijnen gestudeerd maar moest zich tevredenstellen met een baan bij de politie waar hij voor 140 euro per maand de opmars van de extremisten probeert te stuiten Hij heeft al zes maanden geen loon meer ontvangen maar kan het zich niet veroorloven om ontslag te nemen
Abdul Ghafoor (22) staat op wacht in een buitenpost in het district Panjwai. De post ligt aan de weg naar Kandahar, de bakermat van de Taliban die strijders op het moment dat deze foto werd gemaakt proberen te heroveren. Ghafoor had graag medicijnen gestudeerd, maar moest zich tevredenstellen met een baan bij de politie, waar hij voor 140 euro per maand de opmars van de extremisten probeert te stuiten. Hij heeft al zes maanden geen loon meer ontvangen, maar kan het zich niet veroorloven om ontslag te nemen.
Kiana Hayeri

TERUG NAAR EERDER DIT JAAR. Even buiten Kandahar is de Arghandab veranderd in een frontlinie. Aan de oever wordt een lemen gebouw van de Taliban gebombardeerd door de Afghaanse luchtmacht. De strijders reageren met raketten. Die treffen nu geen doel, maar waren eerder verantwoordelijk voor talloze burgerslachtoffers.

’s Zomers verandert de vallei waar de rivier doorheen stroomt in een wirwar van boomgaarden, kanalen en aarden wallen. Tien jaar geleden verschansten de Taliban zich hier om de Amerikanen in hinderlagen te lokken. Nadat de beveiliging was opgeschroefd, konden boeren weer voort met het oogsten van druiven en granaatappels. Maar de afgelopen jaren is het opnieuw onrustig, vertellen de mensen hier. Dankzij wijdverbreide corruptie en tribale vriendjespolitiek is de bevolking verstoken van de eenvoudigste voorzieningen. 25 jaar geleden wisten de Taliban mede door onvrede over de onbetrouwbare regionale krijgsheren de macht te grijpen. Die geschiedenis lijkt zich nu te herhalen.

Een paar jaar geleden ‘was Arghandab het veiligste district in de regio’, zegt voormalig districtsgouverneur Shah Mohammad Ahmadi mismoedig. ‘De Amerikanen hebben hun schouders eronder gezet en een hoop goede projecten opgetuigd. Maar helaas hebben sommige van onze eigen functionarissen ons land verraden en alleen voor zichzelf gezorgd. Wanneer mensen zich niet gehoord voelen door de overheid, zoeken ze hun heil ergens anders, bijvoorbeeld bij de Taliban.’

Aan de overkant van de rivier, in Talibangebied, zegt stamoudste Haji Adam: ‘De hele wereld heeft hier twintig jaar lang met geld lopen smijten. Maar wat zijn we daarmee opgeschoten? Als we zelf de baas waren geweest over ons water, en als we hier toegang hadden tot elektriciteit, dan hadden we nu geen oorlog maar producten gehad. Als er verharde wegen waren aangelegd, zou er hier niet zo veel zijn verwoest.’ Maar sinds de Taliban in 2001 werden verdreven, is er ‘amper iets gebouwd’ in Kandahar, zegt hij. Het enige grote ziekenhuis in de regio is in de jaren zeventig door de Chinezen neergezet.

Nu ligt het Mirwaisziekenhuis, het ‘Chinese ziekenhuis’ in de volksmond, vol gewonden. Twee politieagenten die op patrouille zijn neergeschoten liggen op brancards; ze waren bij aankomst al overleden. Op de intensive care herstellen drie mannen die het slachtoffer werden van een bermbom. Even verder op de gang vecht de zestienjarige Lalai voor zijn leven; hij werd in een Talibandistrict op zes uur rijden hiervandaan geraakt door een verdwaalde kogel. Na twee mislukte ingrepen in een lokale kliniek heeft zijn familie hem naar Kandahar gebracht.

‘Hij is wees,’ fluistert zijn oom. ‘Hij heeft geen ouders meer, en zijn oudere broer is drie maanden geleden omgekomen.’ Na een maand in het ziekenhuis gaat Lalai steeds verder achteruit. Tien dagen later overlijdt hij.

DE KLOOF TUSSEN DE AFGHAANSE STEDEN en het platteland is de afgelopen twintig jaar alleen maar gegroeid. Leiders die deze tweedeling in het verleden negeerden, is dat vaak duur komen te staan. Sinds eind negentiende eeuw ‘is het minstens tien keer voorgekomen dat een elitegroep van buiten de stad de macht greep in Kaboel, het land ging regeren en vervreemd raakte van de mensen die ze vertegenwoordigde’, zegt Tamim Asey, voormalig onderminister van Defensie en oprichter van het Instituut voor Oorlogs- en Vredesstudies in Kaboel. Het is een ‘oorlog tussen twee wereldbeelden en twee opvattingen over normen en waarden. Enerzijds heb je de mensen in de grote steden die ruimdenkender, gematigder en beter opgeleid zijn, maar vervreemd zijn geraakt van de bevolking in de provincie. Anderzijds heb je de conservatieve Afghanen in de provincie die zich verwaarloosd voelen door de centrale staat, waar de elite de lakens uitdeelt.’

Hafiza staart uit het raam van haar huisje bij Faizabad waar ze naartoe is gevlucht toen de Taliban in 2019 haar dorp veroverden Toen een van haar vier zonen zich bij de Taliban aansloot smeekte ze zijn commandant om hem naar huis te sturen Je hebt twee zonen aan de regering gegeven en een aan een burgermilitie was zijn antwoord Deze jongen is voor ons
Hafiza staart uit het raam van haar huisje bij Faizabad, waar ze naartoe is gevlucht toen de Taliban in 2019 haar dorp veroverden. Toen een van haar vier zonen zich bij de Taliban aansloot, smeekte ze zijn commandant om hem naar huis te sturen. ‘Je hebt twee zonen aan de regering gegeven en een aan een burgermilitie,’ was zijn antwoord. ‘Deze jongen is voor ons.’
Kiana Hayeri

De afgelopen vijftig jaar werd Afghanistan getekend door coups en conflicten. In 1973 werd de Afghaanse koning afgezet door generaal Muhammad Daoed Khan, die zichzelf tot president uitriep. Vijf jaar later werd hij vermoord door de Afghaanse communisten die de macht grepen. Zij konden op zo weinig steun van de bevolking rekenen dat de Sovjet-Unie ze te hulp moest schieten, wat het startschot was voor een guerrillaoorlog die tien jaar zou duren. Met miljardensteun van de VS wisten de moedjahedien – strijders uit de hele islamitische wereld, onder wie de Saoedische jihadist Osama bin Laden – het Rode Leger tot de aftocht te dwingen. Na mislukte onderhandelingen over machtsdeling vielen de moedjahedien uiteen in elkaar bestokende groepen. In die chaos kwamen de Taliban bovendrijven, en in 1996 grepen ze de macht.

Al snel haalden de Taliban het wereldnieuws met hun strikte interpretatie van de sharia, brute onderdrukking van vrouwen en minderheden, verwoesting van cultureel erfgoed en het bieden van onderdak aan Al Qaida. Na 9/11 vielen de Amerikanen het land binnen om jacht te maken op de opdrachtgevers van de aanslagen, maar al snel kreeg hun missie een breder karakter. Samen met de NAVO probeerden ze economische welvaart en democratie te brengen om te voorkomen dat het land opnieuw een vrijplaats zou worden voor terroristen.

In het onderwijs, de politieke participatie en de positie van vrouwen kwam verbetering, maar tegelijk vergrootten de buitenlandse miljarden de tegenstellingen tussen de steden en de provincie. Door de financiële en militaire steun floreerden de steden, maar voor de meeste Afghaanse boeren is het nog altijd sappelen, ondanks de ruim 144 miljard dollar die de VS sinds 2001 hebben gestoken in wederopbouw.

Om de verschillen te verkleinen, tuigde de eerste gekozen president van Afghanistan, Hamid Karzai, ambitieuze ontwikkelingsprogramma’s op. Onder leiding van toenmalig minister van Financiën Ashraf Ghani, oud-functionaris bij de Wereldbank en tegenwoordig president van Afghanistan, wist de regering in Kaboel bijna drie miljard dollar aan buitenlands hulpgeld via autonome gemeenschapsraden bij lokale projecten te krijgen. Met de miljarden van over de grens werden wegen aangelegd om dorpen met marktsteden te verbinden.

‘Toegang tot wegen, modern onderwijs, gezondheidszorg en elektriciteit: het moest allemaal bijdragen aan de stabiliteit van het land,’ zegt Richard Boucher, van 2006 tot 2009 de hoogste Amerikaanse gezant in Zuid- en Centraal-Azië. Op papier klopte dat, zegt hij, maar de uitvoering liet te wensen over. ‘We hadden ons meer moeten richten op het opleiden van Afghaanse technocraten, mensen die zouden toezien op wat er met het geld gebeurde en controleerden of het overheidsbeleid werd uitgevoerd. We hebben een hoop geld uitgegeven aan onszelf en de mensen die voor ons werkten, en te weinig aan de Afghaanse bevolking.’

Afspraken over wederopbouw en beveiliging liepen via krijgsheren en de elite, die het geld en het werk toespeelden aan hun eigen etnische groep, stam of familie. Die situatie is nog altijd niet veranderd. ‘Er hadden allang controlerende instanties moeten zijn,’ zegt Rahmatullah Amiri, een veiligheidsanalist uit Kandahar. ‘Maar dat werk wordt slechts gedaan door individuen.’

Van de 63 miljard dollar voor wederopbouw ging bijna een derde, ongeveer negentien miljard, ‘op aan verspilling, fraude en oneigenlijk gebruik’, zo blijkt uit een rapport van de Amerikaanse inspecteur-generaal in Afghanistan, dat in oktober 2020 werd gepubliceerd. Een deel van dat geld wordt verpatst in Kaboel, waar flitsmiljonairs in gepantserde SUV’s met een konvooi van gewapende beveiligers achter zich aan heen en weer rijden tussen luxe torenflats en ommuurde villawijken. Sommige mensen hebben na 2001 fortuin gemaakt in nieuwe bedrijfstakken, maar ook ambtenaren hebben astronomische bedragen weggesluisd naar Dubai en daar op de bank gezet of geïnvesteerd in dure appartementen.

Vooral de politie heeft last van het achteroverdrukken van buitenlands geld. ‘Op een politiebureau waar vijftien agenten horen te zitten, lopen slechts drie man rond. Geld voor meer personeel is gestolen,’ zegt Ahmadi, de voormalige districtsgouverneur in Kandahar.

Bovendien zijn de agenten berucht om het smeergeld dat ze burgers aftroggelen ter compensatie van achterstallig loon en gebrek aan materieel. ‘De Taliban leveren geen nutsdiensten en ze bouwen geen huizen of klinieken, maar het zijn tenminste geen dieven,’ zegt Abdullah Jan, een werkloze boer die gevlucht is uit Arghandab.

GEZEGEND MET GOEDE CONNECTIES liet Mahmood Karzai zijn restaurantketen in de VS achter om zich in de bloeiende bouwsector van zijn geboorteland te storten. De oudere broer van de voormalige president is de drijvende kracht achter Aino Mena, een van de lucratiefste vastgoedprojecten van Afghanistan.

‘Ik heb altijd risico’s genomen. Als ik een miljoen had, zou ik er in Las Vegas mee gaan gokken,’ vertelt Mahmood, majesteitelijk gezeten onder een kristallen kroonluchter in zijn hoofdkwartier in het hart van de wijk. Naast de deur hangt een geschilderd portret van een andere broer, Ahmed Wali Karzai, die in 2011 werd vermoord. Ahmed Wali was het hoofd van de provincieraad van Kandahar, de machtigste man van Zuid-Afghanistan en een symbool van wat er schortte aan de Amerikaanse missie. Hij was een machtig zakenman en bestuurder die door de CIA zou zijn betaald en zijn positie en netwerk zou hebben gebruikt als dekmantel voor grootschalige drugshandel en witwasserij.

Ook aan Mahmoods carrière zit een luchtje, vooral sinds hij in 2010 betrokken raakte bij een schandaal rond de Kabul Bank, waarvan hij de op twee na grootste aandeelhouder was. Het gerucht ging dat de bank, destijds de grootste van het land, op omvallen stond. Het veroorzaakte een run die de Kabul Bank bijna fataal werd. Onafhankelijk onderzoek wees uit dat er zo’n 750 miljoen euro was verduisterd, op dat moment acht procent van het totale Afghaanse bbp van tien miljard euro. In de VS werd een onderzoek ingesteld naar Mahmood op verdenking van afpersing en belastingontduiking bij een vastgoeddeal in Dubai, maar het kwam nooit tot een aanklacht.

Mahmood doet de beschuldigingen af als leugens uit de koker van tegenstanders, maar geeft toe dat hij profijt heeft van zijn nauwe banden met machtige figuren. Toen zijn broer president was, speelde de gouverneur van Kandahar hem de grond toe voor Aino Mena. ‘De nieuwe rijkdom is slechts bij een selecte groep terechtgekomen, en ik behoor tot die groep,’ zegt hij zonder blikken of blozen. ‘Helaas hebben de meeste Afghanen niet meegeprofiteerd. We hebben ons te veel gericht op de ontwikkeling van de steden en we zijn de buitengebieden vergeten. En daar zitten de wapens.’

Vorig jaar werd Mahmood door president Ghani benoemd tot minister van Stedelijke en Landelijke Ontwikkeling. Hij heeft beloofd om het eigenwoningbezit te bevorderen onder de stedelijke bevolking, die snel groeit door het hoge geboortecijfer en de toestroom vanuit de provincie, waar veel mensen wegtrekken door het gebrek aan economisch perspectief en de onveiligheid. Mahmood breidt het aantal betaalbare huizen in Aino Mena verder uit en is bezig met een nog groter project in Kaboel: een met overheidsgeld gefinancierde ommuurde nieuwbouwwijk met een oppervlakte van vijfduizend hectare. ‘Het loopt storm,’ zegt hij met het enthousiasme van een makelaar. ‘Als ik alles verkoop, ben ik steenrijk.’ Maar toch, geeft hij toe, ‘ben ik niet gerust op de toekomst van het land’. Hij vreest dat de Taliban na de Amerikaanse terugtrekking ‘het land met geweld zullen veroveren’. Als er een burgeroorlog uitbreekt, is hij weg, zegt hij. ‘Ik wil niet worden vermoord.’

IN DE LOUNGE van het chique Serena Hotel in Kaboel zit Raihana Azad (38) met de zelfbewuste uitstraling van een vrouw uit de welvarende stedelijke elite. Ze zit al sinds 2010 in het parlement, draagt een strak mantelpak zonder hoofddoek, en praat snel en vurig.

Azad is Hazara en komt uit de provincie Daikundi, waar ze op haar dertiende werd uitgehuwelijkt en twee kinderen kreeg. Voor de meeste ambitieuze Afghaanse vrouwen is het dan einde verhaal, maar Azad maakte haar opleiding af en kreeg een baan bij de VN als voorvechtster van meisjesonderwijs. Uiteindelijk ging ze rechten studeren in Kaboel. Ze gebruikte haar opleiding om taboes te doorbreken en scheidde van haar man. Ze stelde zich kandidaat als parlementslid en werd nog gekozen ook, wat uitzonderlijk is voor een vrouw die gescheiden en uitgesproken atheïst is. ‘Mensen bemoeien zich niet met mijn privéleven, omdat ik me inzet voor mensen en recht door zee ben,’ zegt ze schouderophalend.

Toch heeft Azad met al haar vrijmoedigheid wel degelijk vijanden gemaakt. Ze overleefde een zelfmoordaanslag en een poging tot moord toen ze zich na haar campagne buiten de stad waagde. Vanwege alle doodsbedreigingen heeft ze haar kinderen naar het buitenland gestuurd, verblijft ze nooit lang op hetzelfde adres en verplaatst ze zich in gepantserde wagens. ‘Ik heb me over mijn angst heen gezet,’ zegt ze. ‘Ik blijf vechten, zodat de volgende generaties het beter zullen hebben dan wij.’

De volksvertegenwoordiging bestaat inmiddels voor 27 procent uit vrouwen, mede dankzij de quota die na de val van het Talibanregime zijn ingevoerd. Dat is vijftien respectievelijk tien procent minder dan in België en Nederland, maar ongeveer evenveel als in de VS. Omdat ze als onafhankelijk parlementslid weigert om deals te sluiten met krijgsheren, lukt het haar nauwelijks om subsidie te krijgen voor projecten in Daikundi, een afgelegen regio zonder noemenswaardige infrastructuur waar de meeste inwoners tot de Hazaraminderheid horen. De regering en buitenlandse geldschieters ‘hebben alleen oog voor onveilige gebieden’, zegt ze. ‘Wij worden als voorbeeldige provincie gewoon overgeslagen.’

Daikundi, vierhonderd kilometer ten westen van Kaboel, is drie maanden per jaar afgesloten van alle handel en verkeer omdat de wegen ’s winters onbegaanbaar zijn. Zelfs bij gunstig weer is het nog altijd minstens twee dagen rijden over een slecht begaanbare zandweg.

Daikundi is een van de vredigste provincies van Afghanistan en wordt voornamelijk bevolkt door Hazara’s, een sjiitische moslimminderheid die door de Taliban als ketters werden vervolgd. Hazara’s zijn relatief progressief: ze hechten waarde aan onderwijs, jongens en meisjes volgen lessen in gemengde klassen, veel mensen spreken Engels en vrouwen werken in de landbouw, hebben eigen bedrijven en rijden auto. Hazara’s halen vaak de beste cijfers bij toelatingsexamens voor universiteiten, hoewel sommige studenten hun toetsen noodgedwongen buiten maken, gehurkt in de sneeuw. ‘Onderwijs is alles voor ons,’ zegt Rahmatullah Sultani, een voormalig schaapsherder die aan een universiteit heeft gestudeerd en nu werkt als docent Engels aan een door de VN gefinancierde school in provinciehoofdstad Nili. ‘Het betekent vrijheid,’ vervolgt hij, ‘het vermogen om zelf na te denken en je eigen weg te gaan.’

HET ONHERBERGZAME LANDSCHAP is een van de redenen dat de berggebieden achterblijven in hun ontwikkeling, maar het heeft de Hazara’s niet gevrijwaard van aanvallen door de Taliban en Islamitische Staat, dat het evengoed heeft gemunt op minderheden die niet de soennitische islam aanhangen.

Nadat de vredesbesprekingen tussen de Afghaanse regering en de Taliban op niets waren uitgelopen, verenigden etnische minderheden – waaronder de Hazara’s – zich opnieuw in burgermilities, maar die konden uiteindelijk de opmars van de Taliban niet stuitten. De Amerikanen wilden een einde aan de uitzichtloze oorlog, die de VS twee biljoen dollar aan belastinggeld heeft gekost, plus het leven van meer dan 170.000 Afghaanse burgers, militairen, politiemensen en oppositiestrijders, Amerikaanse en andere NAVO-militairen en mensen die voor hen werkten, en journalisten en hulpverleners – aldus het Costs of War-project van de Brown University.

‘De wereld heeft de afgelopen twintig jaar een geweldige kans laten lopen en zal die de komende veertig jaar ook niet meer krijgen,’ stelt Amiri, de veiligheidsanalist. Het Afghaanse leger heeft weinig uitrichten kunnen uitrichten tegen hun de opmars van de Taliban zonder de luchtsteun van de Amerikanen, en er steeds meer Afghaanse militairen deserteerden de afgelopen maanden door uitputting en gebrek aan moraal.

WEER TERUG NAAR EERDER DIT JAAR. Vanuit een eenzame politiepost in het district Panjwai, op een halfuur rijden ten westen van Kandahar, zijn in de verte de witte vlaggen van de Taliban te zien. Met ongekamde haren en versuft door slaapgebrek vertelt agent Abdul Ghafoor dat vijandelijke sluipschutters na zonsondergang bermbommen leggen en aanvallen plegen met Amerikaanse wapens en nachtkijkers die ze waarschijnlijk hebben buitgemaakt op het Afghaanse leger.

Ghafoor (22) had eigenlijk medicijnen willen studeren. Maar door de slechte economische vooruitzichten in zijn geboorteprovincie Kapisa en een vaderlandslievende inborst koos hij toch maar voor de politie, waar hij het schamele bedrag verdient van dertienduizend Afghani per maand, zo’n 140 euro. Hij is verloofd, maar moest zijn bruiloft uitstellen omdat hij al een halfjaar geen salaris meer heeft ontvangen. ‘Onze lonen verdwijnen in het systeem,’ verzucht hij. ‘Maar het gaat hier steeds slechter, en zolang er bloed door onze aderen stroomt, zullen we ons land moeten verdedigen.’

Zo’n vijfhonderd kilometer verderop, in een van de betere buurten van Kaboel, viert Nilofa Ayoubi de opening van haar boetiek met ballonnen en een televisieploeg – een moedige daad in een land waar vrouwen die opvallen hun leven niet zeker zijn. Ook Ayoubi heeft doodsbedreigingen ontvangen en is zelfs ooit op klaarlichte dag ontvoerd, maar ze weigert de relatieve vrijheid op te geven die ze geniet in Kaboel. ‘Ik zie mezelf nergens anders wonen,’ zegt ze.

De 26-jarige Ayoubi is Pathaans en komt uit de noordelijke stad Kunduz. Ze herinnert zich nog maar al te goed dat haar moeder tijdens het bewind van de Taliban werd geslagen omdat ze boodschappen deed zonder begeleiding van een mannelijk familielid. Nu heeft ze een kledingzaak voor moderne vrouwen die zelfstandig komen winkelen. ‘Je moet gewoon door,’ zegt ze.

Qari Mehrabuddin een regeringsgezinde commandant van een burgermilitie zit met twee van zijn kinderen in zijn huis in Faizabad Op een religieuze school in buurland Pakistan kreeg hij extremistische ideen waarna hij terugkeerde naar Afghanistan om zich aan te sluiten bij de Taliban Na een conflict met de leiders liep hij over naar de regeringstroepen Nu rekruteert hij samen met lijfwacht Abdul Qias rechts eveneens een voormalig Talibanlid strijders die dezelfde overstap willen maken
Qari Mehrabuddin, een regeringsgezinde commandant van een burgermilitie, zit met twee van zijn kinderen in zijn huis in Faizabad. Op een religieuze school in buurland Pakistan kreeg hij extremistische ideeën, waarna hij terugkeerde naar Afghanistan om zich aan te sluiten bij de Taliban. Na een conflict met de leiders liep hij over naar de regeringstroepen. Nu rekruteert hij samen met lijfwacht Abdul Qias (rechts), eveneens een voormalig Talibanlid, strijders die dezelfde overstap willen maken.
Kiana Hayeri

WAT ER OOK GEBEURT, ‘het nieuwe Afghanistan laat zich niet meer besturen via de loop van een geweer’, zegt Asey, de voormalige onderminister van Defensie. ‘Deze vrijheidslievende, liberale en tolerante generatie zal na de Amerikaanse terugtrekking de vaandeldrager zijn van het nieuwe Afghanistan, en zal niet toestaan dat hun moeders en zusters worden gegeseld, of dat er mensen op straat worden opgehangen.’

Raihana Azad is daar niet zo zeker van. Ze vindt het onbegrijpelijk dat Washington een deal heeft gesloten met de Taliban waarin de bescherming van vrouwen en minderheden niet is geregeld. Bij onze eerste ontmoeting zei ze nog dat de Afghanen zich tegen de Taliban zouden verzetten. Maar sinds de Amerikanen hun volledige terugtrekking aankondigden, is ze cynisch geworden. Wanneer ik haar spreek, heeft ze nog twee jaar te gaan tot het eind van haar ambtstermijn; daarna overweegt ze om Afghanistan te verlaten.

Veel tijd voor overleg heeft ze niet meer gehad.

Jason Motlagh is schrijver en filmmaker en doet al sinds 2006 verslag van de oorlog in Afghanistan. De Iraans-Canadese fotografe Kiana Hayeri werkt sinds 2013 in Afghanistan.