Na het lekken van een ontwerptekst van opperrechter Samuel Alito over de meerderheidsopinie van het Amerikaanse Hooggerechtshof met betrekking tot de baanbrekende uitspraak Roe vs. Wade uit 1973 – waarmee het landelijke recht op abortus werd bevestigd – is het debat over abortus in de VS weer opgelaaid. In zijn ontwerptekst verwees Alito naar het werk van bepaalde historici en concludeerde dat het recht op abortus niet was geworteld in de ‘geschiedenis of traditie’ van het land.
Maar die kijk op de Amerikaanse geschiedenis wordt lang niet door iedereen gedeeld. Hoewel er verschillende interpretaties worden gehanteerd, zijn de meeste historici die de geschiedenis van abortus in de VS hebben bestudeerd, het erover eens dat het afbreken van een zwangerschap niet altijd illegaal of zelfs maar omstreden is geweest. Hieronder zetten we op een rijtje wat zij te vertellen hebben over de lange en gecompliceerde worsteling in de VS met het thema abortus.
Vóór de abortuswetgeving
In het koloniale Amerika en de begintijd van de Amerikaanse Republiek bestonden er helemaal geen abortuswetten. In een artikel in het tijdschrift William & Mary Journal of Race, Gender, and Social Justice schrijft Carla Spivack van de Oklahoma University of Law dat kerkfunctionarissen de praktijk weliswaar afkeurden, maar dat ze dat deden omdat ze abortus zagen als het gevolg van buitenechtelijke seks – en niet als moord.
In sommige delen van de VS werden rechtszaken met betrekking tot abortus gevoerd. Zo werden in de jaren veertig van de achttiende eeuw in Connecticut een arts en een man uit die staat aangeklaagd wegens een lichte wetsovertreding in verband met de dood van Sarah Grosvenor, die was gestorven na een mislukte abortus. Maar die zaak draaide vooral om de rol van de mannen in de dood van de vrouw, niet zozeer om de abortus zelf, en dit soort zaken waren bovendien zeldzaam.
Volgens Lauren MacIvor Thompson, expert op het gebied van de geschiedenis van vrouwenrechten en vrouwengezondheid en assistent-professor geschiedenis aan de Kennesaw State University, was ‘abortus in het eerste trimester zeer wijdverbreid.’ Dat kwam deels door de manier waarop de samenleving destijds dacht over conceptie en leven.
Veel historici zijn het erover eens dat in een tijd waarin er geen betrouwbare zwangerschapstests bestonden, abortus over het algemeen niet werd vervolgd of veroordeeld zolang de zwangere vrouw nog niet de eerste schopjes en bewegingen van haar foetus kon voelen, dat ‘quickening’ wordt genoemd. Destijds was het moment waarop die eerste bewegingen werden gevoeld vaak het enige onweerlegbare bewijs voor een zwangerschap; in 1841 schreef een arts zelfs dat veel vrouwen pas konden uitrekenen wanneer de baby kwam nadat ze het kind voelden bewegen, wat doorgaans gebeurt in het tweede trimester en soms pas na twintig weken zwangerschap. Dat was het moment waarop een foetus over het algemeen werd erkend als baby of persoon.
Zoals historica Leslie J. Reagan van de University of Illinois in haar boek When Abortion Was a Crime schrijft, werd een vroege zwangerschapsonderbreking tot halverwege de twintigste eeuw niet beschouwd als abortus. Als er een vroegtijdig einde aan een zwangerschap kwam, was die ‘weggeslopen’ of was de regelmatige menstruatie ‘hervat’.
Abortus in vroeger tijden
Destijds waren er talloze opties beschikbaar voor vrouwen die hun zwangerschap wilden afbreken. Kruiden als zevenboom, boerenwormkruid en polei groeiden in talloze moestuinen en konden worden verwerkt en eigenhandig worden toegediend om – in het taalgebruik van die tijd – ‘obstructies’ te verwijderen of de menstruatie op te wekken. ‘Het was echt een besluit dat een vrouw in alle privacy kon nemen,’ zegt MacIvor Thompson.
Een zwangere vrouw zou een vroedvrouw kunnen raadplegen of naar de plaatselijke kruidenier kunnen lopen om daar zonder doktersrecept een gepatenteerd medicijn of spoeling te kopen. Als ze in het bezit was van een boek als het Hand-Book of Domestic Medicine (1855), zou ze de paragraaf over ‘emmenagoge’ kruiden kunnen lezen, die de menstruatie bevorderen. In de paragraaf werd weliswaar niet letterlijk gewag gemaakt van zwangerschap of abortus, maar in de tekst werd wel gesproken over het ‘bevorderen van de maandelijkse vloed uit de uterus’.
Hoewel de redenen uiteenliepen, waren de voornaamste oorzaken voor het afbreken van ongewenste zwangerschappen het gebrek aan betrouwbare voorbehoedsmiddelen, de schande die het ter wereld brengen van een buitenechtelijk kind met zich meebracht en de gevaren van een geboorte. Hoewel de geboortecijfers hoog waren (in 1835 bracht de gemiddelde vrouw gedurende haar leven meer dan zes kinderen ter wereld), wilden veel vrouwen het aantal keren dat ze zwanger waren en kinderen baarden, beperken. In een tijd waarin de moderne geneeskunde nog moest opkomen, wist iedereen hoe gevaarlijk een geboorte kon zijn. In de woorden van historica Judith Walzer Leavitt: ‘Vrouwen wisten dat zij en hun baby bij de geboorte konden sterven of anders voor het leven verminkt konden raken.’
Het gevolg was dat talloze zwangerschappen vervroegd werden afgebroken. In sommige schattingen wordt ervan uitgegaan dat in de negentiende eeuw zo’n 35 procent van alle zwangerschappen met een abortus werden beëindigd.
Voor vrouwelijke slaafgemaakten was abortus aan strengere regels gebonden, omdat hun baby’s als het eigendom van de slavenhouder werden beschouwd. In het Journal of American Studies schrijft historica Liese M. Perrin dat veel slavenhouders zeer achterdochtig waren over abortussen op hun plantages; ze laat zien dat tenminste één slavenhouder een vrouwelijke slaafgemaakte opsloot en al haar privileges opschortte omdat hij vermoedde dat ze haar miskraam zelf had opgewekt. De zorg voor slaafgemaakten werd doorgaans overgelaten aan zwarte vroedvrouwen die op basis van volksgeloof hun eigen heelmiddeltjes toepasten. En het is bekend dat tenminste enkele vrouwelijke slaafgemaakten abortusopwekkende middelen gebruikten, door bijvoorbeeld op katoenwortel te kauwen of substanties als kalomel of terpentine in te nemen.
In de negentiende eeuw waren witte vrouwen uit de middenklasse en de hogere klassen daarentegen in het voordeel als het ging om het herkennen en afbreken van ongewenste zwangerschappen. Hun strikt voorgeschreven rol in de samenleving behelsde ook dat het huis – en kwesties rond geboorte – het domein van de vrouw waren. Dus waren het vrouwen, niet artsen, die hun kennis over zwangerschap, geboorte en contraceptie van generatie op generatie doorgaven. ‘Ze hadden daardoor de ruimte om hun eigen beslissingen over hun gezondheid te nemen,’ zegt MacIvor Thompson.
Criminalisering van abortus
Daarin zou in de loop van de eeuw verandering komen, toen de eerste anti-abortuswetten geleidelijk aan in de wetgeving werden opgenomen. De meeste daarvan waren gericht tegen het gebruik van gepatenteerde maar ongereguleerde geneesmiddelen en op abortussen die na het moment van de eerste bewegingen van de foetus (na de ‘quickening’) waren doorgevoerd. De eerste van dit soort wetten werd in 1821 in Connecticut aangenomen en bestrafte degene die gif ‘of andere giftige en vernietigende substanties’ toediende of innam met het oogmerk ‘een miskraam bij een vrouw te veroorzaken die op het punt staat haar kind te baren.’
Men maakte zich vooral zorgen over gepatenteerde geneesmiddelen, die zonder recept verkrijgbaar waren. De makers van deze middelen konden hun ingrediënten naar believen uitkiezen en ze op alle mogelijke manieren aanprijzen. Veel van deze ‘medicijnen’ waren abortusopwekkend en werden als zodanig aangeprezen – en ze waren vooral een doorn in het oog van artsen.
Naarmate de geneeskundige stand halverwege de negentiende eeuw steeds professioneler werd, pleitten artsen ervoor dat vrouwen vóór, gedurende en na hun zwangerschap door gediplomeerde artsen, en niet door vroedvrouwen, werden begeleid. En daarmee begonnen ze ook de praktijk van abortus te hekelen.
De gynaecoloog Horatio Storer liep daarin voorop. In 1857, een jaar nadat hij lid was geworden van de amper tien jaar eerder opgerichte American Medical Association (AMA), begon Storer binnen de vereniging te pleiten voor een onderzoek naar, in zijn woorden, ‘criminele abortussen’. Storer meende dat abortus immoreel was en bij vrouwen tot ‘ontsporing’ leidde omdat de praktijk tegennatuurlijk was. Binnen de AMA voerde hij campagne om abortus niet langer als een medische ingreep te zien maar als een ernstige misdaad waarmee de medische stand als geheel werd onteerd.
Storer was bedreven in het machtsspel binnen de organisatie en wist andere artsen te rekruteren voor zijn kruistocht, die hij ‘Physicians Campaign Against Abortion’ noemde (‘Artsen tegen Abortus’). De status van deze artsen droeg bij aan de opname van een groeiend aantal anti-abortuswetten in het strafrecht.
Voor de tegenstanders van abortus was de praktijk niet alleen een moreel kwaad maar ook een teken van sociaal verval. Door de toestroom van immigranten, de snelle groei van de steden en het einde van de slavernij groeide onder delen van de witte bevolking de angst dat er in hun bevolkingsgroep niet genoeg baby’s meer werden geboren om de overheersing van ‘ongewenste’ groepen af te wenden. Deze angst bracht artsen als Storer ertoe om ervoor te pleiten dat witte vrouwen meer kinderen kregen, om zo het ‘toekomstige lot van de natie’ veilig te stellen.
Land van wetsovertreders
In zijn boek Abortion in America schrijft historicus James C. Mohr van de University of Oregon dat de VS rond 1900 inmiddels ‘de overstap hadden gemaakt van een natie zonder enige vorm van abortuswetgeving naar een land waarin abortus illegaal en officieel verboden was.’ Amper tien jaar later waren in alle staten van de VS anti-abortuswetten ingevoerd, hoewel veel van deze wetten uitzonderingen toestonden voor zwangerschappen die het leven van de moeder in gevaar brachten.
Dankzij de hulp van een Amerikaanse postbeambte genaamd Anthony Comstock was het ook veel moeilijker geworden om informatie in te winnen over het afbreken van een ongewenste zwangerschap, informatie die voorheen algemeen toegankelijk was geweest. Met de invoering van de Comstock Act in 1873 werd het verboden om ‘obsceen materiaal’ – waaronder informatie over abortus of contraceptie – per post naar een andere staat te versturen. ‘De Amerikanen begrepen dat abortus en geboortecontrole hand in hand gingen,’ zegt MacIvor Thompson.
Door een combinatie van wetten tegen ‘obsceniteit’, strafrechtelijke wetsartikelen en de Pure Food and Drug Act uit 1906, waarmee het illegaal werd om onjuist omschreven of ‘misleidende’ medicijnen of huismiddelen te fabriceren, verkopen of vervoeren, werd het voor vrouwen steeds moeilijker om veiliger vormen van abortus toe te passen.
‘De straffen die werden ingevoerd, hadden zeker een verstikkend effect,’ zegt MacIvor Thompson. ‘Maar net als honderd jaar eerder bleven vrouwen deze middelen gebruiken.’
Aan het begin van de twintigste eeuw werden clandestiene chirurgische abortussen steeds gebruikelijker onder vrouwen die zich zo’n ingreep konden veroorloven. Ze werden in alle discretie uitgevoerd door artsen die hun diensten via mond-op-mondreclame aanprezen. Minder bemiddelde vrouwen gebruikten nog steeds de aloude kruiden, dronken zelfbedachte brouwsels, gebruikten spoelingen met substanties als Lysol of probeerden hun foetus eigenhandig te verwijderen.
Aanhangers van de groeiende beweging voor geboortecontrole pasten methoden toe die nu zelfs zijn verboden en pleitten voor wettelijk verplichte contraceptie. Een van de pioniers van deze beweging, Margaret Sanger, zei dat ze zich geroepen voelde om vrouwen te onderrichten in het gebruik van voorbehoedsmiddelen nadat ze een vrouw had behandeld die was overleden tijdens een poging om haar foetus zelf af te drijven – een praktijk die Sanger omschreef als een ‘schande voor elke beschaafde samenleving.’
Er wordt nog altijd gedebatteerd over de vraag hoe vaak vrouwen in de twintigste eeuw hun toevlucht namen tot abortus en hoe vaak vrouwen overleden aan zelf uitgevoerde abortussen of aan mislukte ‘achteraf-abortussen’. In 1942 bezorgde deze vraag de hoofdstatisticus van het Bureau of the Census, Halbert Dunn, hoofdbrekens. Hij schreef dat abortus ondanks het gebrek aan officiële meldingen ‘duidelijk nog altijd een van de grootste problemen is als het gaat om een verdere verlaging van het sterftecijfer onder moeders in het land.’
Moderne strijd rond abortus
In 1967 was abortus inmiddels in bijna elke staat een misdrijf, waarbij er maar weinig rekening werd gehouden met de gezondheid van de moeder of met zwangerschappen die het gevolg waren van verkrachting.
Maar dat alles veranderde in de jaren zeventig. Talloze staten van de VS begonnen hun wetgeving te herzien en beperkingen op abortus te versoepelen. En in 1973 leek de kwestie ogenschijnlijk voorgoed te zijn geregeld met twee baanbrekende uitspraken van het Hooggerechtshof: ‘Roe vs. Wade’ en de minder bekende maar niet minder belangrijke uitspraak in de zaak ‘Doe vs. Bolton’; in beide uitspraken werd het landelijke recht op afbreking van de zwangerschap bevestigd.
Sindsdien is het debat over de waarde van deze uitspraken niet meer geluwd. Vijftig jaar later zijn er in de VS talloze vrouwen die niet weten hoe het leven er vóór Roe vs. Wade uitzag. Volgens MacIvor Thompson veranderde de uitspraak ‘het landschap wat betreft de veiligheid, efficiëntie en beschikbaarheid’ van abortussen. ‘Als Roe vs. Wade ongedaan wordt gemaakt, zal dat landschap opnieuw verschuiven,’ zegt zij. En in de veelbewogen geschiedenis van de VS zijn er genoeg aanwijzingen te vinden voor de manier waarop dat zal gebeuren.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com