De nacht is kil. Boven op een heuvel in Zuidwest-Oeganda waait het stevig.
De wind speelt met de schuin hangende metaalplaten die de wand vormen van een enorme insectenval. In het midden brandt een lamp van vierhonderd watt die wordt gevoed door een ronkende dieselgenerator. Het felle licht heeft een magnetische werking op Ruspolia differens. In Oeganda staat dit insect met kegelvormige kop bekend als nsenene, of sprinkhaan. Een misleidende naam, want deze soort maakt deel uit van de sabelsprinkhanen, een familie waar niet de sprinkhaan maar de krekel toe behoort. Onderaan de metaalplaten staan tientallen lege vaten. Kiggundu Islam, voorzitter van de lokale vereniging van sabelsprinkhaanvangers, hoopt dat ze snel volstromen met miljoenen van de ongeveer acht centimeter grote krekels.
De ‘bezoekers’, zoals de lokale bevolking ze noemt, komen na het regenseizoen in het voor- en najaar in grote zwermen samen om te paren en te eten. Honderden mensen in heel Oeganda leggen dan het werk neer om de insecten te komen vangen. De dieren gelden er als delicatesse. Ze worden gefrituurd en met wat zout erop verkocht op markten, bij taxistandplaatsen en langs de weg. ‘Zoals jij bij de film een zakje popcorn neemt, neem ik een zakje nsenene,’ zegt een liefhebber. Het is november 2020. In Harugongo zou de najaarsvangst al heel wat nsenene moeten hebben opgeleverd. Volgens de overlevering komen de insecten van de maan en die is vannacht vol. Maar, zegt Islam, ‘we hebben nog helemaal niets. Waar blijven ze toch?’
Sabelsprinkhanen zijn eiwitrijk en zitten vol ijzer, zink en andere essentiële mineralen. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) noemt dit soort eetbare insecten een ‘voedingsbron van de toekomst’: ze dragen bij tot het vergroten van de voedselzekerheid en vormen een wapen in de strijd tegen honger en ondervoeding. Vooral in landen als Oeganda, waar bijna een derde van de kinderen een groeiachterstand heeft en een derde van de vrouwen lijdt aan bloedarmoede.
Maar wat ooit begon met kleinschalige vangst voor eigen gebruik, is door de toenemende vraag in heel Oeganda ontaard in een levendige commerciële bedrijfstak. Op daken en heuveltoppen zijn gigantische vallen geplaatst, waarmee ladingen insecten tegelijk worden buitgemaakt. Maar de aantallen nemen af. En dus neemt de druk toe om de vangst te verduurzamen.
Islam ving zijn eerste sprinkhanen in 2017, destijds alleen voor zichzelf en zijn familie. Een felle buitenlamp lokte de dieren naar zijn huis.
Maar de groeiende markt bood kans op een mooi inkomen. Islam besloot twee commerciële vallen te bouwen. ‘De nsenene kwamen er in grote groepen op af. We hadden al snel veel klanten,’ vertelt Islam, een slanke man met een zware stem. ‘Een goede nacht levert tot wel vierhonderd zakken vol met krekels op.’ Zo’n zak weegt soms wel vijftig kilo. ‘Die brengen we vervolgens naar Kampala om te verkopen.’ Maar nu staat hij na drie dagen op de heuveltop bij Harugongo nog met lege handen.
‘De vraag naar deze insecten is de pan uit gerezen,’ zegt Phillip Nyeko, entomoloog aan de afdeling Bosbeheer, Biodiversiteit en Toerisme van de Makerere University in Kampala. ‘Het aanbod is seizoensgebonden en niet toereikend om aan de vraag te voldoen.’
Nyeko leidt een onderzoek naar het kweken van sabelsprinkhanen in gevangenschap. Het doel: de druk op de wilde populaties verminderen, het aanbod van nsenene gedurende het hele jaar waarborgen en een nieuwe inkomstenbron voor boeren genereren. Dat laatste is extra belangrijk nu de oogst steeds vaker wordt bedreigd door lange droogteperioden en plagen. Voordat de onderzoekers zich over het vraagstuk bogen, was er nog maar weinig bekend over de sabelsprinkhaan. En dus moesten de wetenschappers bij het begin beginnen: onder welke omstandigheden kun je deze krekels kweken?
HET IS EEN ZONNIGE OCHTEND. Op de Katwemarkt in Kampala staat een rij houten stalletjes opgesteld langs een modderpad. Naast de kraampjes zitten verkopers zich te vervelen onder grote parasols.
Plotseling komt er een man aangelopen met een plastic zak halfvol met sabelsprinkhanen. De verkopers schrikken wakker en belagen hem van alle kanten: ‘Hoeveel vraag je?’ ‘Is dat alles?’ ‘Wanneer kom je weer?’
De man is groothandelaar in sabelsprinkhanen, maar het aanbod van vandaag laat te wensen over. De halve zak wordt gekocht door een man van middelbare leeftijd met een stalletje in de buurt. De anderen druipen teleurgesteld af. Hopelijk hebben ze meer geluk bij de volgende levering, wanneer die ook zal komen.
Overmatige vangst is niet het enige probleem. Door de allesverwoestende houtkap, bedoeld om land vrij te maken voor de teelt van suikerriet en oliepalmen, komt de habitat van de sabelsprinkhaan steeds meer onder druk te staan. Bovendien verloopt het regenseizoen door klimaatverandering steeds grilliger, wat gevolgen heeft voor de vliegpatronen van de dieren.
‘Als we afhankelijk blijven van de wildvangst, heeft dat mogelijk gevolgen voor de toekomst van de soort,’ zegt Geoffrey Malinga, universitair hoofddocent aan de Gulu University. De universiteit werkt met de Makerere University en de Universiteit van Kopenhagen aan een kweekprogramma van sprinkhanen in gevangenschap. Binnenkort starten de eerste veldonderzoeken.
Het verdwijnen van de sabelsprinkhaan zou een regelrechte ramp zijn. Het dier vormt een belangrijke bron van eiwitten, ‘vooral voor arme kinderen van wie de ouders geen vlees kunnen betalen’, legt Malinga uit.
Na acht jaar experimenteren ontdekten Nyeko en zijn collega’s in 2019 hoe ze de sprinkhanen konden houden en kweken. De oplossing: kooien van draadgaas en plexiglas, vochtig zand en een dieet van verschillende soorten granen. De volgende stap is veldonderzoek. Een pilot onder boeren die in 2020 is opgezet, werd door de pandemie tijdelijk opgeschort en verschoven naar begin dit jaar. Aan het onderzoek doen 99 dorpen mee in Centraal-Oeganda, met de ambitie om verder op te schalen.
Een jaar later staat Islam weer op de heuvel bij Harugongo. Hij draagt een lange broek, lange mouwen en een masker om zich te beschermen tegen het felle licht. Het najaarsseizoen van 2021 is al een paar dagen oud, maar tot op heden is de opbrengst slechts drie zakken met sprinkhanen. Net als veel anderen is hij leningen aangegaan om zijn bedrijf draaiende te houden. Hij maakt zich zorgen over de afbetaling. ‘Het wordt tijd voor een plan B,’ zegt hij. ‘We zullen op een andere manier aan ons geld moeten komen, niet meer alleen door de krekelvangst.’