Hagedissen raken niet alleen hun staart kwijt als ze met katten in aanraking komen. Uit nieuw onderzoek blijkt dat hele populaties reptielen worden gedecimeerd door invasieve katachtigen.
Het onderzoek heeft aangetoond dat gewone huiskatten en hun verwilderde verwanten in staat zijn om dood en verderf te zaaien onder vogelpopulaties. Zo zou er slechts één huiskat en zijn of haar nakomelingen nodig zijn geweest om een vogelsoort uit te roeien die uitsluitend op het Nieuw-Zeelandse Stephens Island voorkwam.
Maar uit een Australisch onderzoek dat onlangs in het tijdschrift Biological Conservationis gepubliceerd, blijkt dat ook reptielenpopulaties ernstig te lijden hebben van de komst van huiskatten.
Toevluchtsoord
Om een beeld te krijgen van wat een landschap zonder katten voor reptielen zou betekenen, creëerden onderzoekers gedurende twee jaar zones zonder de aanwezigheid van katten in het Kakadu National Park, in het Noordelijk Territorium van Australië.
De onderzoekers omheinden sommige stukken grond en lieten andere, even grote stukken grond open voor indringers. Vervolgens plaatsten ze cameravallen rond de afgebakende gebieden om er zeker van te zijn dat er geen enkele kat kon binnensluipen; tijdens het experiment hoefden ze slechts één katachtige indringer uit een omheind gedeelte weg te halen. Intussen werd tijdens het onderzoek minstens één binnendringende kat op elk van de niet-afgebakende stukken grond gespot, met een geschat aantal van één kat per vijf vierkante kilometer in het totale gebied – een percentage dat iets lager lag dan het landelijk gemiddelde.
“Uit de resultaten komt naar voren dat wilde katten zelfs in relatief kleine aantallen een aanzienlijke predatiedruk op populaties van kleine reptielen uitoefenen,” schrijven de auteurs.
Ze hielden de veranderingen in reptielenpopulaties bij door het tellen van het aantal reptielen dat in vallen werd gevangen.
In de loop van het twee jaar durende experiment merkten de onderzoekers dat de ‘katvrije’ zones een “aanzienlijke toename van het aantal reptielen” te zien gaven, met ongeveer twee reptielen per stuk grond meer dan op niet-omheinde stukken grond. Omdat de reptielensoorten die werden gevangen vooral kleine hagedissen als gekko’s, skinken en agamen waren (en minstens één slang), denken de auteurs dat deze soorten in een tijdsbestek van één jaar of minder een nieuwe generatie produceren, wat betekent dat twee katvrije jaren genoeg zijn om een getalsmatige verandering in deze populaties te veroorzaken.
Kattencontroverse
Volgens Peter Marra, directeur van het Smithsonian Migratory Bird Center, is de studie “prachtig.” Hoewel hij niet bij dit experiment was betrokken, heeft hij ander onderzoek verricht naar de uitwerking van huiskatten op verschillende soorten.
Volgens hem worden hij en andere onderzoekers voortdurend uitgedaagd om te bewijzen dat katten niet slechts af en toe wat reptielen of vogels doden, maar dat ze schade aan hele populaties van soorten aanrichten. Marra wijst erop dat ook uit een andere studie, die in 2016 in de Proceedings of the National Academy of Scienceswerd gepubliceerd, bleek dat katten hebben bijgedragen aan het uitsterven van tenminste 63 diersoorten, waaronder twee soorten reptielen. Hij meent dat het recente Australische experiment bestaande onderzoeksresultaten bevestigt.
“Het is een toevoeging aan een lange en groeiende lijst van onderzoeken waarin is aangetoond dat katten niet slechts een paar dieren doden, maar op het niveau van populaties schade aanrichten onder wilde soorten,” zegt hij.
Volgens Katie Lisnik, directeur publieksbeleid inzake gezelschapsdieren van de Humane Society, jagen katten zeker op reptielen, kleine zoogdieren en vogels. Maar ze gelooft niet dat de toename van de populaties binnen de omheinde zones geheel kan worden toegeschreven aan de afwezigheid van katten. Roofdieren als dingo’s en andere vleeseters zouden op sommige niet-omheinde stukken grond ook van invloed kunnen zijn geweest op de aanwezigheid van reptielen.
“De aanname dat de invloed die ze hebben geconstateerd, alleen aan katten moet worden toegeschreven, is wat vergezocht,” zegt zij.
Volgens Marra was dit inderdaad de eerste kanttekening die hij met betrekking tot de nieuwe studie plaatste, maar volgens hem hebben de onderzoekers op deze kritiek geantwoord door erop te wijzen dat ook talloze andere roofdieren op de reptielen in de uitgekozen gebieden jagen. Maar inheemse roofdieren als de reuzenvaraan en de dwergbuidelmarter zijn al eerder gedecimeerd door het oprukken van de niet-inheemse en giftige reuzenpad.
Intussen kijkt Australië niet werkeloos toe terwijl de katten hun gang gaan. De regering van de deelstaat Zuid-Australië subsidieert enkele strategieën om verwilderde katten uit te roeien. Plannen die in een sciencefictionverhaal niet zouden misstaan, waaronder robots die de katten kunnen opsporen en ze vervolgens met gif besproeien.
Volgens Lisnik pleit de Humane Society voor andere manieren om het aantal populaties van verwilderde katten te verminderen. Zo zouden de dieren gecastreerd en daarna weer vrijgelaten of naar een ander gebied overgeplaatst kunnen worden, en zouden kattenbezitters opgeroepen moeten worden om hun huisdieren binnen te houden.
Maar Marra, die zelf dol is op katten, vindt deze oplossingen niet erg realistisch, gezien het schuwe gedrag van verwilderde katten. Ook zou het castratiebeleid van een enorme omvang moeten zijn om enig effect te hebben. Volgens hem is het verwijderen van de katten uit de wilde natuur een betere oplossing, hetzij door jonge katjes te adopteren, verwilderde katten in centra te plaatsen of ze te laten inslapen, wat in zijn ogen een betere oplossing is dan om ze andere soorten te laten doden.
“Dit onderzoek is opnieuw een oproep om onze inheemse ecosystemen beter te beschermen,” zegt hij.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com