‘Schattig’ is niet een woord dat je gewoonlijk associeert met hagedissen, maar helmskinken doen de harten smelten. Met hun grote, levendige ogen, dinosauriërachtige platen op hun kop en rugstekels die doen denken aan die van krokodillen, zien deze vuistgrote hagedissen eruit alsof ze zo uit het Pokémon-universum zijn gestapt. Het zal dan ook niet verbazen dat ze als exotische huisdieren heel populair zijn.

Het lijkt erop dat de internationale handel in alle tien soorten helmskinken, die op Nieuw-Guinea en de Salomonseilanden en in Indonesië voorkomen, steeds verder toeneemt. Maar niemand weet precies hoeveel van deze hagedissen er per jaar in het wild worden gevangen, in welke landen ze belanden en welke invloed dit op hun populaties heeft. Dat komt doordat ze net als vele duizenden andere soorten niet voorkomen op de officiële lijsten van de CITES (de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten), het 45 jaar oude verdrag dat bedoeld is om te voorkomen dat planten- en diersoorten uitsterven als gevolg van de internationale handel in wilde flora en fauna.

Voor soorten die niet op de CITES-lijsten staan, zoals helmkinken, is de handel “grotendeels een vrije markt,” zegt Chris Shepherd, directeur van Monitor, een ngo die probeert een einde te maken aan de illegale en niet-duurzame handel in wilde dieren en planten. “We raken veel soorten kwijt omdat de handel erin onopgemerkt blijft.”

Op basis van hun beschermingsstatus worden wilde dieren en planten door de CITES op een van haar drie lijsten geplaatst, die aangeven in welke mate er in deze soorten gehandeld mag worden. De handel in ernstig bedreigde soorten is meestal verboden, maar minder bedreigde soorten kunnen vaak met een vergunning worden verhandeld. De deelnemende naties in de CITES – bijna alle landen van de wereld – houden al hun handel in een openbare database bij.

Maar planten en dieren worden niet automatisch op de CITES-lijsten geplaatst. Het is aan de afzonderlijke landen om soorten die als gevolg van de handel mogelijk met uitsterving worden bedreigd, op de desbetreffende lijst te plaatsen.

Volgens Shepherd wachten landen vaak totdat een bepaalde soort in ernstige moeilijkheden is geraakt voordat ze deze voor opname in een CITES-lijst voordragen. Maar dan kan het al te laat zijn om de achteruitgang van de soort om te buigen. En in veel gevallen, waaronder die van de helmskinken, is er maar weinig onderzoek gedaan naar een bepaalde dier- of plantensoort in het wild, zodat het onmogelijk is te zeggen hoe het met de populaties van deze soorten gaat.

Het probleem is volgens Shepherd van een verbijsterende omvang: “Er staan net zoveel of mogelijk méér soorten niet op de CITES-lijsten dan wél.” Zo wordt slechts acht procent van de 10.700 soorten reptielen in de wereld door het verdrag erkend. En de helmskink behoort daar niet toe.

Slechts acht procent van alle soorten reptielen in de wereld staat op de lijsten van de CITES het verdrag dat toeziet op de internationale handel in wilde dieren en planten Ook koningspythons als deze die vanuit WestAfrika worden gexporteerd staan niet op de CITESlijsten
Slechts acht procent van alle soorten reptielen in de wereld staat op de lijsten van de CITES, het verdrag dat toeziet op de internationale handel in wilde dieren en planten. Ook koningspythons als deze, die vanuit West-Afrika worden geëxporteerd, staan niet op de CITES-lijsten.
Joël Sartore, National Geographic Photo Ark

Om hier meer licht op te werpen, publiceerden Shepherd en medeauteur Jordi Janssen deze maand een case studyover de internationale handel in helmskinken. Op de Salomonseilanden worden deze hagedissen binnen het eigen territorium beschermd, terwijl Papoea-Nieuw-Guinea de export van de dieren verbiedt. Indonesië stelt jaarlijks quota’s vast voor de export van 3500 exemplaren.

Weinig landen rapporteren over de handel in soorten die niet op de CITES-lijsten staan, maar de VS en tot op zekere hoogte Europa doen dat wel. Shepherd en Janssen onderzochten de gegevens over de export van helmskinken naar de VS en Europa en over inbeslagnames in die landen. Ook probeerden ze onderzoek te doen naar de importen in Japan, een andere grote markt voor exotische huisdieren die vaak niet op de CITES-lijsten staan. Maar de gegevens van de Japanse douane biedt geen gedetailleerdere informatie dan die over ‘hagedissen’ in het algemeen.

Volgens de bevindingen van het onderzoekwerden tussen 2000 en 2014 maar liefst 15.630 helmskinken in de VS ingevoerd. Bijna al deze dieren waren in het wild gevangen. De meeste kwamen uit Indonesië, maar sommige ook van de Salomonseilanden, ondanks het feit dat de eigen wetgeving van de eilanden de vangst en uitvoer van de hagedissen verbiedt. De Europese autoriteiten houden alleen gegevens over enkele specifieke soorten helmskinken bij, maar desalniettemin registreerden ze tussen 2000 en 2016 de import van 6805 exemplaren. De onderzoekers ontdekten ook een cijfer voor het aantal helmskinken dat in Japanse dierenwinkels en op dierenbeurzen werd verkocht, waaruit zou blijken dat Japan de dieren importeert.

Al met al waren de gegevens over de handel in helmskinken “verwarrend, niet doorlopend en verre van volledig,” rapporteerden Shepherd en Janssen. De schaarse gegevens die ze wisten op te diepen berustten geheel en al op de professionaliteit en bereidheid in de importlanden om de handel bij te houden en de gegevens openbaar te maken.

In de meeste landen houden douaneautoriteiten zich alleen bezig met CITES-soorten, zegt John Scanlon, voormalig secretaris-generaal van de CITES, die niet bij dit onderzoek was betrokken. Als er dieren aankomen die niet op de CITES-lijsten staan, “checken ze niet of de eigenaar op legale wijze aan zo’n dier is gekomen, en de rapportage over de handel is niet verplicht.”

VOORVECHTERS GEVRAAGD

Dat geldt ook voor veel bedreigde en zelfs ernstig met uitsterving bedreigde soorten en voor nog veel meer soorten die in hun eigen verspreidingsgebied worden beschermd. “Ze staan niet op de CITES-lijsten omdat niemand het voor ze opneemt,” zegt Vincent Nijman, antropoloog aan de Oxford Brookes University in het Verenigd Koninkrijk. “Als niemand ze op een lijst zet, gebeurt er ook niets.”

Het probleem betreft vooral reptielen, amfibieën, zangvogels, weekdieren, vissen en kleine zoogdieren – allemaal soorten die gemakkelijk over het hoofd worden gezien maar waarvan er niettemin honderdduizenden of zelfs miljoenen exemplaren per jaar worden verhandeld. In veel landen berichten plaatselijke jagers volgens Shepherd dat deze soorten steeds moeilijker zijn te vinden of zelfs helemaal zijn verdwenen, terwijl de meeste politici, activisten en natuurbeschermers ter plekke niet eens weten hoe snel deze dieren in aantal achteruitgaan.

“In het algemeen hebben mensen een heel beperkt beeld van de internationale wildhandel, omdat ze telkens dezelfde soorten zien: allemaal zoogdieren, waarvan er hooguit tienduizenden worden verhandeld,” zegt Nijman. “Voor mensen die zich meer bewust zijn van de volle omvang van deze handel, staat tienduizend gelijk aan een woensdagmiddag.”

Het is niet realistisch te verwachten dat landen plotseling tienduizenden soorten die over het hoofd worden gezien, aan de CITES-lijsten zullen toevoegen. “Wie heeft de tijd om zich in al deze soorten te verdiepen en uit te zoeken op welke schaal ze worden verhandeld en welke gevolgen dat voor populaties in het wild heeft?” vraagt Nijman zich af. “Je zou een heel leger mensen nodig hebben – het is gewoon niet te doen.”

Om toch een oplossing te vinden zouden in plaats van één soort per keer hele groepen van planten of dieren waarin veel wordt gehandeld, in de lijsten opgenomen kunnen worden, zo bepleit Shepherd. Dat is eerder gedaan in het geval van papegaaien, primaten, roofvogels, orchideeën en katachtigen. Daarmee zouden landen de bevoegdheid krijgen om alle soorten bij te houden die onder de beschermende paraplu van een hele groep vallen en om over de handel erin te rapporteren, zodat ze al in een vroeg stadium kunnen zien wanneer populaties in aantallen achteruitgaan.

“Zeker, mensen zullen klagen dat er meer papierwerk moet worden afgehandeld, maar ik zie liever wat meer papierwerk dan dat hele soorten verdwijnen,” zegt Shepherd. “Als landen het behoud van hun wilde flora en fauna echt aan het hart gaat, dan is het voorkomen van een te grote exploitatie van wezenlijk belang.”

De non-profitorganisatie Wildlife Watch is een onderzoeksjournalistiek project van de National Geographic Society en National Geographic Partners, met speciale aandacht voor wildcriminaliteit en de uitbuiting van wilde dieren. Lees meer verhalen over wildcriminaliteit op natgeo.nl/wildcriminaliteit