De pluizige moordenaar met een lengte van ruim negentig centimeter die in Wyoming werd ontdekt, is tot nu toe de oudste verwant van de Velociraptor die ooit in Noord-Amerika is gevonden, zo maakten paleontologen afgelopen week bekend. Het prehistorische dier met de officiële naam Hesperornithoides miessleriis is ook de kleinste dinosauriër die tot nu toe in Wyoming is ontdekt, een staat die tot nu toe vooral bekend stond om beroemde fossielen van reuzen als de Brachiosaurus, de Diplodocus en de Stegosaurus.
De nu beschreven dinosauriër werd gepresenteerd in het vakblad PeerJen is afkomstig uit een gesteentelaag van circa 150 miljoen jaar oud die de Morrison Formation wordt genoemd en zich over een groot gebied in de westelijke VS in en rond de staten Wyoming en Colorado uitstrekt.
“Als je in de Morrison Formation werkt, verwacht je alleen het grote spul te vinden – zelfs een losse rugwervel van een Diplodocus is bijna zo groot als dit hele skelet,” zegt Dean Lomax, paleontoloog aan de University of Manchester in Groot-Brittannië en medeauteur van de nieuwe studie. Dit piepkleine fossiel laat volgens hem “zien dat de Morrison Formation diverser was dan we tot nu toe dachten (...) en dat er ook kleine dinosauriërs rondliepen.”
Maar de beschrijving van de Hesperornithoides zorgt onder paleontologen voor het nodige gekrakeel, want de auteurs van het onderzoek stellen dat dit fossiel wijst op een van de vroegste vliegende voorlopers van vogelsoorten die zich gedurende hun evolutie ontwikkelden uit dinosauriërs die op de grond leefden, in plaats van uit dinosauriërs die in bomen leefden en konden klimmen en zweven.
Pluizige killer
De kleinste dinosauriër die tot nu toe in Wyoming is gevonden, werd in 2001 bij toeval ontdekt tijdens de opgraving van de gefossiliseerde botten van de grootste dinosauriër die in de staat is gevonden, een 34 meter lange sauropode die tot het geslacht Supersaurusbehoorde. Terwijl men op de vindplaats bezig was de bovenste aardlagen te verwijderen om bij de grote botten van de Supersaurus te komen, werd de snuit van de Hesperornithoides getroffen door een schep, waarbij de schedel van het fossiel helaas gedeeltelijk werd vernield.
Toen het opgravingsteam het kleine fossiel met zijn minuscule beenderen ontdekte, dachten de onderzoekers dat het om een pterosauriër ging, een vliegend reptiel uit het tijdperk van de dinosauriërs. Pas nadat het fossiel nauwgezet was geprepareerd, drong het grote belang van de ontdekking tot hen door.
Het exemplaar wordt momenteel bewaard in de openbare collectie van het Wyoming Dinosaur Center in Thermopolis en wordt al sinds zijn ontdekking met de naam ‘Lori’ aangeduid, naar vrijwilligster Lori Hockemeyer, die aan de opgraving in 2001 deelnam.
Nadat het fossiel was geprepareerd en onderzocht, bleef Lori jarenlang onopgemerkt in het centrum liggen totdat Bill Wahl, beheerder van het preparatielab van het centrum, in 2008 het fossiel aan Lomax liet zien. Lomax was meteen dolenthousiast.
In 2015 wist Lomax een team van onderzoekers samen te stellen om het bijzondere fossiel wetenschappelijk te beschrijven en te publiceren. Om het exemplaar naar de University of Wisconsin-Madison over te brengen en het daar in 2016 een week lang nauwgezet te kunnen onderzoeken, zette Lomax een crowdfunding-actie op touw.
Het team ontdekte dat deze Hesperornithoides tot een groep dinosauriërs behoorde die troödontiden worden genoemd en in het Late Krijt leefden. Door zijn grote ouderdom kon het fossiel ook in de bredere groep van vleesetende dromaeosauriërs worden geplaatst, waartoe ook de Velociraptor uit het Krijt behoort, die circa 75 miljoen jaar geleden leefde.
Net als de beroemde roofdinosauriër uit de filmreeks Jurassic Park had ook Hesperornithoides miessleriis een grote sikkelvormige klauw aan elke achterpoot, waarschijnlijk om er gevangen prooi mee open te rijten. Het fossiel vertoonde ook allerlei vogelachtige kenmerken maar was toch duidelijk een dier dat op de grond leefde. Dat lijkt volgens Lomax het idee te bevestigden dat vogels zich gedurende hun evolutie op de grond ontwikkelden uit lopende dinosauriërs.
De experts denken dat Hesperornithoides miessleriis bedekt was met veren, waaronder ook lange veren aan zijn voorpoten, waardoor hij in feite over kleine vleugels beschikte. Maar de verhouding tussen zijn voorpoten en romp wijst erop dat dit dier niet kon vliegen. De kleine dinosauriër leefde waarschijnlijk in wetlands en aan de oevers van meren en jaagde op kleine prooidieren, waaronder kleine zoogdieren, hagedissen en andere dinosauriërs.
“Het was een typische roofvogelachtige dinosauriër. Hij moet zich duidelijk als een vogel hebben gedragen en was ongeveer zo groot als een kip met een lange staart,” zegt Lomax.
Rommelige afkomst
De kleine dinosauriër “is een uitzonderlijk zeldzame vondst en de beste van dit type gedurende 150 jaar fossielenjacht in de Morrison Formation,” zegt David Varricchio, een paleontoloog van de Montana State University in Bozeman die onderzoek doet naar troödontiden maar die niet bij het nieuwe onderzoek was betrokken.
Op basis van vondsten van soortgelijke fossielen in China vermoedden experts dat kleine vogelachtige dinosauriërs ook in deze gesteentelaag in de VS gevonden zouden moeten worden, maar ruim een eeuw van speuren naar fossielen “heeft nauwelijks exemplaren opgeleverd,” zegt Varricchio. “Het is verbazingwekkend hoe weinig we over deze dieren uit die periode in Noord-Amerika wisten.”
Hesperornithoides miessleriis is verreweg het meest complete kleine dinosauriërfossiel dat in deze regio is gevonden. Ongeveer 44 procent van het skelet is bewaard gebleven, terwijl van andere soorten alleen losse tanden zijn gevonden. Daardoor waren de onderzoekers in staat om een nieuwe en gedetailleerde stamboom te creëren van de dinosauriërs die het nauwst aan vogels zijn verwant.
Op grond van hun werk lijkt het erop dat “de meeste kenmerken die we met vogels associëren – vleugels, veren en dergelijke – zich in een bodemcontext hebben ontwikkeld, en wel voorafgaande aan het ontstaan van vliegende vogels,” zegt hoofdonderzoeker Scott Hartman van de University of Wisconsin-Madison. Hij stelt dat de in China gevonden dinosauriërs – die in bomen leefden en worden gezien als mogelijke tussenschakels in de evolutie van vliegende vogels – wellicht dinosauriërs zijn die zich tijdens hun evolutie onafhankelijk van de directe voorlopers van de vogels hebben ontwikkeld.
“Het is zeker een geweldig exemplaar en het voegt veel toe aan het zeer fragmentarische beeld van het aantal dinosauriërs uit deze periode dat aan vogels verwant is,” zegt Jingmai O’Connor, paleontologe aan het Institute of Vertebrate Paleontology and Paleoanthropology (IVPP) in Beijing. “Het is vrij duidelijk dat dinosauriërs het vliegvermogen meer dan eens hebben ontwikkeld, en deze nieuwe set van gegevens ondersteunt dat idee.”
Maar ze wijst erop dat de conclusies met betrekking tot de oorsprong van vliegende vogels nog zeer speculatief zijn en dat we er niet veel uit kunnen afleiden zolang er niet meer fossielen zijn gevonden die dit soort verbanden kunnen verhelderen.
“We moeten eerst meer te weten komen (...) voordat we kunnen praten over de vraag hoe en waarom het vliegvermogen bij vogels zich heeft ontwikkeld,” zegt ook Varricchio. “Ik denk dat het voorlopig nog wel een rommelig beeld zal blijven.”
Volg John Pickrell op Twitter.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Engels op NationalGeographic.com