Toen neolithische boeren zevenduizend jaar geleden vanuit de Vruchtbare Halvemaan begonnen te emigreren, namen ze hun kort daarvóór gedomesticeerde dieren, zoals geiten, schapen, runderen en honden, met zich mee. Maar ze beseften misschien niet dat ze nog een ander dier op sleeptouw namen: de Nubische wilde kat.
Toen de migranten zo’n zesduizend jaar geleden tot in Polen waren doorgedrongen en daar de bossen begonnen te veranderen in open grasland en akkers, vestigden zich knaagdieren en ook wilde katten – de voorouder van onze huiskat – in het nieuwe ecosysteem. Dat alles blijkt uit nieuw onderzoek naar de eerste skeletresten die tot nu toe van Nubische katten in Europa zijn gevonden. De beenderen werden ontdekt in vier grotten in Polen, vlakbij prehistorische nederzettingen van boeren.
“Dit was totaal onverwacht,” zegt onderzoeksleider Magdalena Krajcarz, archeozoöloge aan de Nicolaas Copernicus-Universiteit in Toruń. Een van de opmerkelijke ontdekkingen die het team deed, was een dijbeen van een kat dat samen met aardewerken kruiken in een laag afzettingen lag begraven.
Onduidelijk is nog of de katten een relatie met mensen hadden, zegt Krajcarz. Neolithische mensen bezochten soms grotten, en het is mogelijk dat het dijbeen door een roofdier naar zo’n grot is gebracht. Maar de aanwezigheid van de kat duidt op de mogelijkheid dat katten weliswaar niet samen maar wel in het bijzijn van mensen konden leven – volgens Krajcarz een belangrijke stap op weg naar volledige domesticatie. (Lees meer over kleine katachtigen die weinig bekend zijn.)
Alle moderne huiskatten stammen af van de Nubische wilde kat, die rond 10.000 jaar geleden voor het eerst werd gedomesticeerd in het Midden-Oosten. De ontdekking van Nubische katten in Europa voegt volgens de onderzoekers een nieuwe kronkel aan dit grillige verhaal toe. Hun onderzoek werd gisteren gepubliceerd in het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.
De wetenschappers legden in dezelfde grotten ook de botten van vier Europese wilde katten bloot, een inheemse verwant van de Nubische wilde kat. Dat betekent dat de Nubische katten in hun nieuwe verspreidingsgebied op een verre neef stuitten. (De laatste gemeenschappelijke voorouder van de beide soorten leefde 200.000 jaar geleden).
Het roept volgens Krajcarz allerlei fascinerende mogelijkheden op, zoals de kans dat beide soorten op dezelfde prooidieren jaagden en misschien zelfs met elkaar paarden. In het laatste geval zou de evolutie van onze huiskat een nog ingewikkelder traject vertonen dan we tot nu toe dachten.
Aanwijzingen in botten
Om meer te weten te komen over de relatie tussen beide soorten, onderzochten de wetenschappers het dieet van de dieren aan de hand van isotopen (chemische varianten) van stikstof in de botten van de katten.
Uit eerdere studies was al gebleken dat prehistorische boeren mest gebruikten om hun gewassen te voeden, zoals bleek uit het verhoogde stikstofgehalte in hun botten en in die van hun honden en veedieren. Maar de nu ontdekte Nubische wilde katten hadden een lager stikstofgehalte in hun botten, een teken dat ze “een vrij losse band met mensen hadden” en voor hun voedsel zeker niet van mensen afhankelijk waren, aldus Claudio Ottoni, paleogeneticus aan de Università degli Studi di Roma ‘Sapienza’, in een e-mail; Ottoni was niet betrokken bij de nieuwe studie. (Ontdek verrassende dingen die je niet over jouw kat wist.)
Deze katten aten waarschijnlijk knaagdieren die op de open akkers van de boeren leefden, waaronder de westelijke huismuis (die eveneens vanuit het Nabije Oosten naar Europa was getrokken) en plaatselijke soorten woel- en bosmuizen.
De analyse van de botten van de Europese wilde katten leverde een soortgelijk patroon op, wat betekent dat ook deze dieren zich voedden met prooidieren die op de akkers en graanopslag van de mens afkwamen. Maar de analyse toonde ook aan dat Europese wilde katten in hun dieet overstapten van kleine bosdiertjes naar wilde trekvogels (zoals lijsters), die waarschijnlijk werden aangetrokken door het nieuwe, open akkerland.
“De beide soorten wilde katten hadden geen directe concurrentie van elkaar te duchten,” zegt Krajcarz. Ze konden in deze nieuwe habitat “naast elkaar bestaan” en hebben zich zeer waarschijnlijk ook vermengd. Toekomstig genetisch onderzoek zal de mate van die vermenging moeten aantonen en antwoord kunnen geven op de vraag welke invloed de aanvulling met genen van de Europese wilde kat heeft gehad op de evolutie van de Nubische kat tot onze moderne huiskat.
Zo zouden de Europese genen gedurende lange tijd hebben kunnen verhinderen dat de Nubische wilde kat in dit deel van Europa volledig werd gedomesticeerd, aangezien botten van de moderne huiskat pas rond 200 na Chr. in Polen opduiken. Ook nu nog vindt er vermenging plaats tussen de moderne huiskat en de Europese wilde kat, wat tot een genetische verarming van de wilde soort leidt.
Ottoni was vooral te spreken over het onderzoek naar de diëten van de prehistorische katten. “Het betekent een aanzienlijke stap voorwaarts” in onze kennis over de evolutie van de huiskat, zegt hij.
Van woestijn naar woning
Archeologen vermoeden dat de Nubische wilde kat (die iets groter is dan de moderne huiskat, maar verder vrijwel dezelfde anatomie als de gedomesticeerde kat heeft) voor het eerst vanuit de woestijn naar het open akkerland van de Vruchtbare Halvemaan trok, waar hij in de muizen die daar leefden een eenvoudig te verschalken prooi vond.
De Nubische wilde kat was een zogenaamde commensaal, oftewel een dier dat profiteert van voedselvoorraden van andere dieren (of mensen), zoals opslagplaatsen of afvalhopen, terwijl hij verder geen nauwere relatie met deze soorten aangaat. “De domesticatie van de wolf en het zwijn moet ooit op dezelfde manier zijn begonnen,” zegt Krajcarz. (Lees ook hoe huiskatten zichzelf domesticeerden.)
Mensen moeten de sierlijke vleeseters hebben getolereerd, geleidelijk aan hebben ingezien dat ze de populatie aan knaagdiertjes onder controle hielden en ze uiteindelijk in hun woonsteden hebben geaccepteerd.
De oudste bijzetting van een gedomesticeerde kat (in een 9500 jaar oud graf) die tot dusver is gevonden, werd in 2004 op het eiland Cyprus ontdekt, zo’n zeventig kilometer van het vasteland van Turkije. Naast een acht maanden oude kat werden in het graf decoratieve voorwerpen gevonden, waaronder schelpen en gepolijste stenen, en de resten van een 30-jarige persoon van onbekende sekse – mogelijk het ‘baasje’ van de kat. Omdat er op Cyprus geen inheemse wilde katten voorkomen, denken sommige wetenschappers dat de begraven kat zo’n tienduizend jaar geleden door zeelieden naar het eiland werd meegebracht.
Er zijn nog veel vragen rond de genetische en sociale veranderingen die hebben geleid tot de domesticatie van wilde katten: werden deze dieren op zeewaardige schepen meegenomen en hebben ze zich zo over de hele wereld verspreid? Of trokken ze over land van de ene naar de andere nederzetting?
Krajcarz hoopt dat toekomstig genetisch onderzoek inzicht zal bieden in het volledige traject van de wilde kat: van de woestijn via het akkerland van de mens naar de warmte van onze haardsteden en harten.