In bijna alle foto’s van het uitstapje dat ons gezin in 1986 naar Washington DC maakte, toon ik trots de souvenir die ik in de geschenkenwinkel van de National Zoo van het Smithsonian had uitgekozen: een witte, veel te grote trui van katoen met daarop een print van dansende panda’s. Ik was negen jaar en panda’s waren gaaf. Zelfs de hitte van de hoogzomer weerhield me er niet van om de trui de hele vakantie te dragen.
Ik herinner me weinig van die trip, afgezien van de opwinding die ik voelde toen ik de dierentuin bezocht en daar de reuzenpanda’s Ling-Ling en Hsing-Hsing zag – sterren van het wereldwijde pandacircus. Het jaar daarop baarde Ling-Ling een tweeling. De baby’s leefden niet lang, maar ik herinner me niet dat we daar als kinderen iets over te horen kregen.
Bijna dertig jaar later maakte ik deel uit van een groep foto- en videojournalisten die zich in een pandaverblijf verdrongen. Een welpje met de naam Bei Bei werd aan de wereld voorgesteld en ik deed verslag voor National Geographic. Ik had nog nooit een gebeurtenis vastgelegd die zóveel opwinding teweegbracht, of het moet die keer geweest zijn dat Angelina Jolie voor een plechtigheid het gebouw van de National Geographic Society bezocht.
Ik geef toe dat mijn kinderlijke pandaliefde niet standhield. Die panda’s waren gewoon toeristische bestemmingen en het fotograferen van een nieuw welpje was onderdeel van mijn werk. Maar ik had ook kinderen, en zoals de meeste ouders in de agglomeratie Washington nam ik ze geregeld mee naar de National Zoo.
Daar voegden we ons bij de horden inwoners en bezoekers die hun wandelwagentjes het steile en eindeloze pad op duwden dat zich door de dierentuin slingert. Tegen de tijd dat we het pandaverblijf bereikten, waren de kids warm en dorstig, en soms aan het huilen. Dan had ik grote moeite om mijn 4-jarige tussen de andere bezoekers een glimp van de beroemde zwart-witte beren te laten opvangen. Na afloop was ik altijd uitgeput. Hoewel ik trots was op de dierentuin in mijn woonplaats, dacht ik eraan om toekomstige trips aan bezoekende grootouders over te laten.
Maar in 2015 baarde de panda Mei Xiang het welpje Bei Bei en brak er een panda-pandemonium in Washington uit. De fotoredactie vroeg me om het pasgeboren welpje te fotograferen. Omdat ik in de fotostudio van National Geographic werk, leg ik vaak onderwerpen in Washington DC en omgeving vast, maar een wildfotograaf ben ik zeker niet. Ik zeg weleens gekscherend dat ik een fotografische alleskunner ben, want ik bestrijk het hele spectrum, van portretten tot kunstvoorwerpen. Maar panda’s behoorden daar niet toe.
Nadat de foto’s van Bei Bei werden gepubliceerd, stelde de fotoredactie voor om de Zoo te vragen of ik er geregeld mocht terugkeren om het eerste levensjaar van het welpje vast te leggen. De dierentuin stemde toe.
Mensen vragen me soms of het fotograferen van bepaalde onderwerpen ook spannend is. Eerlijk gezegd concentreer ik me meestal zó op de details van een opname dat ik niet altijd een stapje achteruit kan doen om de pracht van het object te waarderen. Ik ben met technische dingen bezig. Welke spullen heb ik nodig? Hoe pak ik de belichting in het verblijf aan? Hoe snel bewegen die welpjes? Maar als ik voor het eerst op de plek van een fotosessie kom of iemand voor het eerst ontmoet die ik ga fotograferen, is dat altijd bijzonder, vooral als het zich ergens afspeelt waar de meeste mensen niet mogen komen.
Dus op die eerste dag met Bei Bei voelde ik een zekere opwinding toen een medewerker me over een afgelegen paadje naar de achterzijde van het pandaverblijf bracht, waar de verzorgers stonden te wachten. Ze stelden zich voor en gaven me hoesjes voor m’n schoenen en een mondkapje, waarna ze me door een reeks poorten naar Bei Bei brachten. Nadat ik in een paar tellen had geconstateerd dat daar een echtepanda lag, ging ik aan het werk.
Al snel kwam ik geregeld in de Zoo voorbij om het opgroeien van de babypanda te volgen. Dan deed ik mijn schoenhoesjes om en mondkapje op en bezocht het pandaverblijf nog voordat het open ging voor het publiek. Ik zag hoe Bei Bei van een mak welpje opgroeide tot een nieuwsgierige, energieke jongeling. Als ik te dichtbij kwam, stortte hij zich op mijn fotospullen en herinnerde me eraan dat hij wel degelijk een beer is. Hij speelde met de verzorgers, liet zich op zijn rug krabben of keek om het hoekje van de deuren tussen de diverse ruimten – zijn versie van verstoppertje spelen. Soms struinde Bei Bei in het verblijf rond en strekte zich dan gevaarlijk ver uit van de ene rots naar de andere, zoals hij op de foto aan het begin van dit verhaal doet. Het dochtertje van een collega noemde het ‘pandayoga’. Op een ochtend zag ik hoe een verzorger in de keuken van de dierentuin van een brouwsel met dikke stukken bevroren fruit erin een panda-waterijsje maakte. Het zag er smakelijk genoeg uit om door mijn kinderen goedgekeurd te worden.
Nooit hebben mijn kinderen zich méér voor mijn werk geïnteresseerd dan tijdens de Bei Bei-opdracht; onophoudelijk vroegen ze me of ze mee mochten. Als ik het project terloops tegenover vrienden en buren vermeldde, begonnen hun ogen te schitteren als nooit tevoren. ‘Heb je een assistent nodig?’ vroegen ze dan vrij serieus, bereid om hun ‘gewone’ werk als advocaten, leraren en ouders te laten liggen. Het blijkt dat iedereen dol is op panda’s. En ik begon zelf ook een zwak voor de dieren te krijgen.
Toen Bei Bei een paar maanden oud was, organiseerde de Zoo een officiële introductiedag om het publiek met hem te laten kennismaken. Die ochtend kwam ik vroeg. Ik liep langs plaatselijke tv-ploegen die hun belichting instelden. Langs de rij mensen die zich al bij de ingang had gevormd. Langs twee zusjes uit St. Louis, met pandahoedjes op, en drie meisjes achter hen, die gearmd hun benen in de lucht gooiden en een ode aan Bei Bei brachten. Ik kletste wat met een vrouw wier panda-oorbellen opgewekt slingerden; ze bezocht de dierentuin al sinds 1982 elk jaar om de dieren te zien. Ja, zei ik, ik woon in Washington. Nee, ik was geen toerist of bezoeker. En ja, het is heerlijk om zo’n dierentuin om de hoek te hebben, in je achtertuin. Als negenjarige zou ik dat ook héél gaaf hebben gevonden.
Rebecca Hale is vaste fotografe voor National Geographic.
Dit verhaal verscheen oorspronkelijk in het Engels in het internationale septembernummer van National Geographic.