Eén ding is duidelijk: het aantal leeuwen loopt dramatisch terug. In de afgelopen 120 jaar zijn ze verdwenen uit ruim negentig procent van de Afrikaanse gebieden waarin ze in het verleden voorkwamen. Alleen al in de afgelopen kwart eeuw is hun aantal met ongeveer de helft afgenomen.
Maar hoeveel leeuwen zijn er nou over in Afrika? Het antwoord is verrassend vaag. Het meest gehoorde antwoord is 20.000, maar dat aantal zit veel leeuwenonderzoekers niet helemaal lekker.
Dat getal “is meer een gok dan een wetenschappelijk onderbouwd feit,” stelt leeuwenonderzoeker Nic Elliot van de Oxford University. “We weten gewoon niet hoeveel er in Afrika rondlopen.”
Het is moeilijk om leeuwen te tellen, omdat ze in kleine groepen leven, vooral 's nachts actief zijn, niet opvallen in hun natuurlijke omgeving en zich soms voor mensen verborgen houden, met name in gebieden waar veel stropers zijn.
Toch is het van groot belang om ze nauwkeurig te tellen. Om soorten effectief te beschermen zijn betrouwbare schattingen over verschillende perioden nodig, omdat daarmee duidelijk wordt hoeveel dieren er verdwijnen, in welk tempo dat gaat, waar dat precies gebeurt - en wat de mogelijke oorzaak is.
Voordat je een probleem kunt oplossen moet je weten dat het bestaat en wat het precies is, stelt Alexander Braczkowski, die als onderzoeker werkt aan het Resilient Conservation Laboratory van de Australische Griffith University in Queensland.
Met een relatief nieuwe methode zijn risico’s beter in kaart te brengen en de aantallen leeuwen nauwkeuriger te schatten, zo stellen Elliot, Braczkowski en andere wetenschappers in een artikel in Frontiers in Ecology and Evolution. De methode, spatially explicit capture-recapture(SECR) genoemd, wordt al regelmatig gebruikt voor het tellen van andere soorten grote katachtigen. Deze houdt in dat met behulp van observaties in het veld een gedetailleerd beeld wordt gevormd van de geschatte omvang, dichtheid en bewegingspatronen van een bepaalde populatie, vertelt Braczkowski. Bovendien kunnen onderzoekers de bewegingen van groepen leeuwen achterhalen met een mate van nauwkeurigheid die met oudere methoden vaak niet haalbaar was.
Het heeft echter lang geduurd voordat de methode werd gebruikt voor onderzoek naar leeuwen. De werkwijze kost meer tijd en werkt alleen voor specifieke groepen leeuwen die gefotografeerd kunnen worden, stellen kritische onderzoekers.
Maar Braczkowski, Elliot en andere collega's schrijven in hun artikel dat het “een gemiste kans” zou zijn om SECR niet in te zetten. De traditionele methoden “geven regelmatig een vals beeld van de ontwikkelingen binnen leeuwenpopulaties, wat kan leiden tot onjuiste investeringen in soortbehoud.”
Soundtracks en sporen
In de jaren zeventig en tachtig lokten onderzoekers de leeuwen vaak met aas, waarna de dieren werden verdoofd en gebrandmerkt met een hete staaf, om aan te geven dat ze waren geteld en om ze naderhand te kunnen volgen.
“Dit blijft nog steeds een van de beste manieren om een overzicht te krijgen van de dieren in een relatief beperkt gebied, maar tegenwoordig zou die methode op gefronste wenkbrauwen kunnen rekenen,” vertelt Paul Funston die aan het hoofd staat van het leeuwenonderzoek bij Panthera, een internationale organisatie voor de bescherming van wilde katachtigen.
Tegenwoordig wordt meestal gebruikgemaakt van zogenaamde call-up surveysen tellingen van sporen. Voor de eerste methode rijden onderzoekers de bush in en zenden via versterkers geluidssignalen uit van prooidieren die in de problemen zijn, zoals van de Afrikaanse buffel. Vervolgens noteren ze hoeveel leeuwen daar op afkomen. De tweede houdt in dat het aantal sporen van leeuwen binnen een bepaald gebied wordt geteld door daar via rechte lijnen doorheen te lopen.
Dit zijn beide goedkope methoden die in een groot gebied kunnen worden toegepast maar ze zijn “zeer onnauwkeurig,” aldus leeuwenexpert Andrew Loveridge, van de Wildlife Conservation Research Unit in Oxford.
“Methodologisch en statistisch gezien valt op allebei het nodige aan te merken,” zegt Elliot. Zo kan een leeuw meerdere keren worden geteld, en zijn beide methoden gebaseerd op veronderstellingen over bijvoorbeeld hoe ver het geluid draagt en hoe waarschijnlijk het is dat een leeuw reageert, of over hoe leeuwen zich verplaatsen binnen hun gebied.
Maar ecoloog Frans Radloff van de Zuid-Afrikaanse Cape Peninsula University of Technology vindt het gebruik van deze werkwijzen in bepaalde omstandigheden verdedigbaar - en Funston is dat met hem eens. Als de onderzoeken op de juiste manier worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in gebieden waar bekend is waar sporen van leeuwen te vinden zijn kan dit een redelijk goede schatting opleveren van de hoeveelheid leeuwen, aldus Radloff.
Individuen herkennen
Elliot en Braczkowski stellen dat SECR beter is, omdat deze methode preciezer is, minder risico geeft op over- of onderschatting van het aantal dieren en onderzoekers in staat stelt om een beeld te krijgen van de ontwikkelingen binnen een populatie.
De methode werkt echter alleen goed als wetenschappers een manier hebben om individuele dieren te kunnen herkennen, vertelt Braczkowski, die ook een National Geographic Explorer is. Zo hebben tijgers allemaal een uniek streeppatroon waaraan onderzoekers ze kunnen herkennen. Bij leeuwen maken de onderzoekers foto's van de dieren, vanuit een wagen of met behulp van een cameraval, en kijken ze of ze bijzondere kenmerken zien aan de kop van een dier.
Vervolgens verzamelen de onderzoekers een grote hoeveelheid foto's met GPS-gegevens. Aan de hand daarvan wordt met behulp van de SECR-modeltechniek een inschatting gemaakt van de dichtheid van de populatie, de totale populatie en andere factoren.
SECR is al verschillende keren ingezet voor tellingen van leeuwen. Zo werkte Braczkowski in 2017 en 2018 samen met onder andere bioloog Musta Nsubuga van de Wildlife Conservation om een schatting te maken van het aantal leeuwen in het Queen Elizabeth Conservation Area in Oeganda. In de loop van drie maanden legden ze bijna 8.000 kilometer af in het gebied en namen ze foto's van de koppen van de leeuwen.
Via SECR konden ze wetenschappelijk vaststellen waar elk dier zich op een bepaald tijdstip bevond en zo het totale aantal dieren tellen: 71. Dat onderzoek, waarover afgelopen zomer een artikel verscheen in Ecological Solutions and Evidence, leverde ook nieuwe informatie op over het leefgebied van de dieren. Zo bleek dat mannetjes zich bewegen door een gebied dat vijf keer zo groot is als tien jaar geleden, waarschijnlijk omdat ze verder moeten lopen om voedsel te vinden. Het lijkt erop dat het aantal prooidieren is afgenomen doordat er in het gebied vaker vallen worden gezet voor bushmeat, vertelt Braczkowski. Met de oudere technieken was het niet mogelijk geweest om daarachter te komen, voegt hij daaraan toe.
Sommige onderzoekers stellen dat de oude technieken nog steeds bruikbaar zijn als ze op de juiste manier worden toegepast, en dat de nieuwere technieken niet overal zijn in te zetten. En het is inderdaad zo dat SECR het best werkt wanneer individuele dieren met camera's te benaderen zijn of kunnen worden gefotografeerd met cameravallen.
“Het is geen kwestie van één oplossing voor alle situaties. Het is niet mogelijk om leeuwen in heel Afrika op dezelfde manier te tellen, omdat ieder gebied uniek is,” stelt Radloff. “De enige manier om te schatten hoeveel leeuwen er nog in Afrika leven, is gebruikmaken van alle wetenschappelijk verantwoorde technieken.”
De onderzoekers zijn het erover eens dat de vraag naar het exacte aantal dieren minder van belang is dan de vraag of hun aantal toe- of afneemt. En niemand denkt dat het totale aantal dieren stijgt. “Wat betreft je vraag over hoeveel leeuwen er nog zijn in Afrika: ik kan alleen maar zeggen dat het er niet genoeg zijn,” aldus Radloff.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com