Op een aangename ochtend in september ruikt Donn Branstrator op het achterdek van het onderzoeksschip Blue Heron aan een watermonster dat even daarvoor door studenten uit de diepten van Lake Superior naar boven werd gehaald. “Dit is waarom vissen naar vis ruiken,” zegt Branstrator, ecoloog aan de Amerikaanse University of Minnesota Duluth. De karakteristieke geur is afkomstig van plankton, piepkleine kreeftjes van slechts enkele millimeter. Ze vormen de primaire voedselbron voor alle vissen in het meer.
De Daphnia is de belangrijkste groep. Dit geslacht van watervlooien telt zo'n honderd zoetwatersoorten. De piepkleine beestjes zijn van cruciaal belang voor het meer: ze zijn niet alleen voedsel voor vissen, maar ze eten ook ronddrijvende algen. Ze bewegen hun poten voortdurend om zo microwervelingen te veroorzaken waardoor de algen richting hun miniatuurbek stromen. Doordat ze de algen in toom houden, zorgen de Daphnia dat het systeem in evenwicht blijft.
Maar het aantal Daphnia in Lake Superior loopt terug, evenals in bijna alle andere meren en rivieren in de Great Lakes-regio. Hun aantal werd gedecimeerd door een agressieve en invasieve watervlo.
(Lees over alle bedreigingen voor de Great Lakes in National Geographic Magazine.)
De bythotrephes longimanus is een kreeftachtige waar de Daphnia verschillende keren in passen. Met zijn lengte van ruim een centimeter is deze watervlo een reus in de planktonwereld. Hij kan zien dankzij een zogenaamde ocel, een zwart puntoog, en heeft grote kaken en een staart met stekels die zo'n zeventig procent van zijn lichaamslengte uitmaakt. Het diertje komt van oorsprong uit het Ladogameer, een meer in de buurt van de Baltische Zee in Rusland. Het belandde begin jaren tachtig in Lake Ontario toen schepen uit Europese havens ballastwater in de Saint Lawrence-rivier loosden. In 1987 had de soort Lake Superior bereikt. Inmiddels komen de watervlooien ook voor in tientallen kleinere meren verspreid over de hele regio. Ze voeden zich met Daphnia en ander zoöplankton, die ze verscheuren met hun kaken.
Uit recent onderzoek bleek dat de populatie van het oorspronkelijke plankton in een aantal meren met maar liefst zestig procent is gedaald sinds de nieuwkomer zijn opwachting maakte. Die daling had gevolgen voor de Amerikaanse gele baars, de breekbekbaars en andere onder vissers geliefde inheemse vissoorten. In meren waarin de invasieve watervlo leeft, groeien de vissen in hun eerste levensjaar trager, wat ze kwetsbaarder maakt voor roofdieren. “De bythotrephes longimanus eet echt enorme hoeveelheden plankton,” aldus Branstrator. “Dat heeft rechtstreekse gevolgen voor de beschikbare energie en voedsel voor vissen. Alle jonge vissen eten plankton.”
In een klein laboratorium in het vooronder van de Blue Heron gebruikt Megan Corum, een student van Branstrator, een aan een groot beeldscherm gekoppelde microscoop om me enkele diertjes te laten zien die zich bevinden in een druppel van het water uit Lake Superior. De bythotrephes longimanus zit er niet bij, maar Corum wijst wel enkele Daphnia aan, met hun borstelige voelsprieten en zwarte facetogen. Op een van de diertjes zoomt ze even in. Door het glasachtige pantser kunnen we het kleine, roodbruine buisvormige hartje van het dier rustig zien bewegen.
Een van de vele plagen
De planktonvretende watervlo is slechts een van de vele indringers in de Great Lakes, waarin meer invasieve soorten (meer dan 180) voorkomen dan in welk ander zoetwatersysteem dan ook. Halverwege de negentiende eeuw belandden zeeprikken via nieuw gegraven kanalen vanuit de Atlantische Oceaan in Lake Ontario. Deze oude roofdieren gebruiken hun ronde mond vol tanden om zich in forellen vast te bijten en zich tegoed te doen aan de lichaamssappen van de vis. Met behulp van barrières, gif en vallen lukte het om te voorkomen dat de zeeprikken de visserij in de Great Lakes, waarmee vele miljarden worden verdiend, ten gronde zouden richten.
Andere invasieve soorten namen dezelfde route als de bythotrephes longimanus: ze arriveerden in de ballasttanks van internationale vrachtschepen. De quaggamossel, een andere Baltische indringer, heeft het ecologisch evenwicht in Lake Michigan en Lake Huron in de afgelopen dertig jaar volledig op zijn kop gezet. De honderden biljoenen schelpdieren van deze soort die alleen al in Lake Michigan leven, filteren elke paar dagen ongeveer de helft van het water in het meer, en zuigen daarbij microscopisch kleine algen op. In tegenstelling tot de Daphnia en andere inheemse algeneters, halen de mossels bijna alles uit het water.
“Lake Michigan lijkt inmiddels wel een open water op de Cariben,” aldus Hugh MacIsaac, een bioloog van de Canadese University of Windsor die gespecialiseerd is in invasieve soorten. Nog maar zo'n twee decennia geleden had het water in het meer een bruinige kleur en zat het bomvol plankton. Het kristalheldere water dat zich tegenwoordig in het meer bevindt ziet er aantrekkelijk uit, maar is zo goed als levenloos; de enorme dip in de hoeveelheid plankton had gevolgen voor het hele voedselweb.
De overheid zet inmiddels minder zalmen uit in het meer. Deze niet-inheemse vissoort werd met opzet geïntroduceerd als aanjager van de sportvisindustrie die 7 miljard dollar oplevert. Maar het aantal algenetende vissen die als prooien voor de zalmen kunnen dienen is afgenomen. “Sommige van de belangrijkste prooivissen voor de zalm groeien nog maar half zo snel als vóór de komst van de mossels,” stelt Edward Rutherford, visserijbioloog bij het Great Lakes Environmental Research Laboratory in Ann Arbor in de Amerikaanse Michigan.
Het goede nieuws op het gebied van invasieve soorten is dat er inmiddels wetgeving is waardoor de wijd openstaande poorten gesloten werden. Sinds 2008 moeten alle schepen die vanaf de Atlantische Oceaan de St. Lawrence-rivier opvaren hun ballastwatertanks eerst met zout water spoelen. Dat doodt eventuele zoetwaterdieren die als verstekeling in de tanks zijn beland. Bovendien stelden de Verenigde Naties in 2017 regelgeving in die vereist dat nieuwe schepen worden uitgerust met een systeem om ballastwater te kunnen reinigen. De resultaten waren opzienbarend.
“We gingen van bijna twee invasieve soorten per jaar via ballastwater naar nul in de afgelopen tien jaar,” vertelt Rochelle Sturtevant, ecoloog bij de NOAA (National Oceanographic and Atmospheric Administration), de Amerikaanse evenknie van het KNMI.
Te laat
Maar in veel gevallen was het al te laat. Er bestaan geen effectieve manieren om het aantal invasieve mosselen of watervlooien binnen de perken te houden. Vissen eten de vlooien niet: de stekelige staart van de diertjes blijft steken in de keel van de vissen, waardoor die ze weer uitspugen. De populatie van de watervlooien kan zo groot worden dat ook vissers er last van krijgen. De indringers verzamelen zich als kleverige klodders op hun lijnen waardoor die niet meer door het oog van een hengel passen.
Onaanzienlijke diertjes als de Daphnia krijgen doorgaans weinig aandacht. Maar de grootschalige veranderingen in de planktonpopulatie in meren zouden wel eens grotere gevolgen kunnen hebben voor de biodiversiteit dan het uitsterven van bekendere bedreigde diersoorten. Voor onze ogen voltrekt zich per ongeluk een uit de hand gelopen ecologisch experiment, met een onbekende uitkomst. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat de watervlo de Daphnia en andere planktonsoorten volledig zal uitroeien in de Great Lakes, heeft deze kleine indringer wel de basis van het voedselweb voorgoed veranderd, wat gevolgen heeft voor alle vissen in de meren. Het is nog niet duidelijk wat dit betekent voor de toekomst van de Great Lakes.
“We vinden olifanten leuk, we vinden giraffen leuk,” zegt MacIsaac. “We willen niet dat neushoorns uitsterven. Maar wat gebeurt er als onze inheemse planktonsoorten verdwijnen? De meeste mensen kan het niks schelen.” Uit een recent onderzoek bleek dat er in een meer in het noorden van de Canadese provincie Ontario drie planktonsoorten volledig waren verdwenen door toedoen van de bythotrephes longimanus.
“Denk daar eens over na,” zegt MacIsaac. “Als er 150 meren zijn gekoloniseerd door deze soort, en het zouden er best nog veel meer kunnen zijn, en je vermenigvuldigt dat met drie soorten per meer, dan zijn dat 450 populaties van zoöplankton die door deze ene indringer zijn verdwenen.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com