Tien jaar geleden werd de wereld geconfronteerd met het op één na zwaarste nucleaire ongeluk in de geschiedenis (na dat van Tsjernobyl), waarbij de kerncentrale van Fukushima Daiichi, in het noordoosten van Japan, werd verwoest toen de hele regio zes minuten lang door een zeebeving van magnitude 9 werd getroffen. Minder dan een uur later werd de noordoostkust van het land overspoeld door een zware tsunami, waarbij 36 meter hoge muren van zeewater bijna tien kilometer landinwaarts trokken. De ondergelopen noodgeneratoren van de kerncentrale stopten met werken, wat leidde tot de meltdown en navolgende explosie van drie van de vier reactoren van het complex.
Vanwege de wolk radioactieve as die uit de reactoren opsteeg, moesten uit een gebied van achthonderd vierkante kilometer (het oppervlak van de stad New York) rond de kerncentrale ruim 160.000 mensen worden geëvacueerd. De meeste van deze inwoners zijn nog altijd niet naar hun huizen teruggekeerd.
Maar het plotselinge vertrek van de bewoners heeft een onverwacht positief effect op de natuur gehad: in de afgelopen tien jaar hebben dieren en planten bezit genomen van het ontruimde gebied, waar het stralingsniveau nog altijd te hoog is. Uit een onderzoek dat in 2020 werd verricht, bleek dat er in het spergebied ondanks die hogere straling nu meer wilde zwijnen, Japanse makaken en wasbeerhonden voorkomen dan in naburige, door mensen bewoonde zones. (De onderzoekers hebben niet gekeken naar de effecten van de straling op de gezondheid van afzonderlijke wilde dieren.) Een soortgelijk fenomeen was eerder al waargenomen in het spergebied rond de kerncentrale van Tsjernobyl in de Oekraïne.
Fotograaf Manabu Sekine bezocht de ontruimde zone rond het dorpje Iitate, waar in het voorjaar van 2011 het merendeel van de bevolking, zo’n zesduizend inwoners, het bevel kreeg om het gebied te verlaten. Zijn foto’s van de weelderige flora en de vele wilde dieren in de zone verschijnen in het aprilnummer van de Japanse editie van National Geographic. Hieronder beschrijft Sekine zijn ervaringen. (Lees het verhaal hier in het Japans.)
Na het kernongeluk van Fukushima Daiichi regende hoogradioactief materiaal op het dorp neer, waardoor het onbewoonbaar werd.
De dorpelingen vertrokken, maar ik vroeg me af wat er met de wilde dieren was gebeurd. Dus bezocht ik het gebied enkele maanden na het ongeluk, in juni 2011.
Anders dan ik had verwacht, zagen de planten, bomen en bloemen in het spergebied er weelderig en kleurrijk uit. In de verlaten tuintjes van de dorpelingen zoemden bijen en fladderden vlinders. En tot mijn opluchting zag ik overal wilde dieren, die verrassend vitaal oogden. Maar zou het leven in een sterk radioactieve omgeving deze dieren op lange termijn niet schaden?
Een paar jaar later keerde ik naar de zone terug. De verlaten rijstvelden waren opgedroogd en overwoekerd met gras. Wilgenbomen waren opgesprongen en hadden her en der hele opstanden gevormd. Met de vruchten van de kastanje- en kakibomen die hier ooit door de dorpelingen waren geplant, voedden zich nu de wilde dieren. Vervallen huizen en akkers vormden klaarblijkelijk de ideale kraamkamer voor wilde zwijnen, want die zag je overal. Ze zijn inmiddels een bedreiging geworden voor de bewoners die net buiten het spergebied wonen.
Hoewel de wilde fauna niet door de verhoogde straling lijkt te worden aangetast, weten we niet zeker of dat ook op langere termijn het geval zal zijn.
Maar volgens mij lijken deze levende wezens meer last te hebben van de aanwezigheid van de mens dan van de straling. Ik heb de natuur hier volop zien gedijen.
Dit verhaal is oorspronkelijk verschenen in de Japanse editie van National Geographic (april 2021).
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com