Prairieratelslangen, die leven in de woestijn in het westen van de VS, zijn de ultieme survivors; ze hebben genoeg aan slechts één stevige maaltijd per jaar. Maar ze moeten af en toe wel een slokje water nemen, om te voorkomen dat ze uitdrogen en hun laatste sis uitblazen.

Dus hoe komen deze geduldig afwachtende roofdieren aan vocht helemaal boven in de Rocky Mountains, waar nauwelijks stilstaand water is? Makkie. Ze maken van hun lijf een kom waarin ze regenwater kunnen opvangen.

Als het druppelt, kronkelen de prairieratelslangen naar een open plek en rollen zich op, vertelt bioloog en slangenexpert Emily Taylor, die ook directeur is van het Physiological Ecology of Reptiles Laboratory van de California Polytechnic State University. Zo vormen ze met hun lijf een platte schijf waarop de regen op hun schubben blijft liggen, dankzij de microscopische, labyrint-achtige textuur waardoor de druppels er niet vanaf glijden.

Taylor en haar collega Scott Boback van het Dickinson College in Pennsylvania plaatsten in 2017 timelapse-camera’s in de buurt van ratelslangnesten in Colorado, in het kader van een amateurwetenschappelijk project genaamd Project RattleCam. Op de opnamen was te zien dat ratelslangbaby’s die platte houding al aannemen als ze een dag oud zijn.(Lees meer over de ‘vriendschappen’ tussen ratelslangen.)

“Ze hebben dus dorst als ze geboren worden, en dan vertonen ze instinctief dat gedrag om regenwater te verzamelen,” aldus Taylor.

De meeste dieren kunnen natuurlijk niet zomaar even een kommetje van hun lijf maken. Hieronder lees je hoe enkele andere dieren hun dorst lessen.

Bergduivels vangen water op met hun huid

In de outback van Australië leeft een hagedis die nog het meest wegheeft van een cactus. De dieren, die in het Engels thorny devils heten en in het Nederlands bergduivels, eten vooral mieren. Zo komen ze normaalgesproken ook aan hun vocht.

Maar de reptielen hebben ook een plan B voor als er weinig mieren zijn, of de omstandigheden nog droger zijn dan normaal. Via een netwerk van kanaaltjes op hun stekelige huid vangen ze kleine hoeveelheden water op en wordt het vocht rechtstreeks naar hun mond geleid.

Sterker nog: de dieren kunnen met hetzelfde trucje na een regenbui of dauw water opnemen uit het vochtige zand. Het enige dat ze daarvoor hoeven te doen is het zand op hun rug schoppen, waarna hun huid voor de rest zorgt.

Een oceaan verderop, in het zuidwesten van Afrika kan een kever met de naam Stenocara gracilipes zo’n zelfde huzarenstukje uithalen.

Vocht uit de ochtenddauw condenseert op kleine bobbeltjes op de rug van de kever. Naarmate zich meer vocht verzamelt, groeien de druppels in omvang tot ze over de rug van het insect richting zijn mond glijden.

Chimpansees scheppen en deppen water op met behulp van gereedschap

Chimpansees leven dan wel in regenwouden, maar ook op zeer vochtige plekken kan het lastig zijn om iets te drinken te vinden.

“Chimpansees zijn, net als veel andere dieren, niet heel enthousiast over het drinken uit grote waterlichamen,” stelt primatoloog Cat Hobaiter van de Schotse University of Saint Andrews.

Je weet tenslotte nooit of er krokodillen zitten in een rivier of een meer, en modderpoelen of andere poeltjes drogen snel uit. In plaats daarvan maken veel chimpansees in Centraal- en West-Afrika speciaal gereedschap. Zo gebruiken ze een gevouwen blad als lepel om regenwater uit holtes in bomen te scheppen. (Lees waarom mensenmoeders veel op die van chimpansees lijken.)

“Een heel basale manier is om je hand erin te steken en het water eraf te likken, en dat doen ze soms ook,” vertelt Hobaiter, die in het Budongo Forest Reserve in Oeganda onderzoek doet naar chimpansees.

Lees ook: Wat chimpansees ons mensen leren over gezond ouder worden

Er is ook waargenomen dat sommige chimpansees in Oeganda met hun handen water opgraven in oevers die op het eerste gezicht droog lijken. Ook olifanten, coyotes, wilde paarden en ezels graven naar water, waarbij ze soms tot wel twee meter diep komen.

Zandhoenders dweilen water op

Gereedschap maken zit er niet in voor leden van de familie van zandhoenders, een vogelsoort die in Afrika en Azië leeft. Maar deze verre verwanten van de duif hebben geluk: ze hebben een soort ingebouwde dweil in hun verentooi.

Zandhoendermannetjes vliegen ‘s ochtends in de koelte soms wel vijftig kilometer om op zoek te gaan naar water. Als ze hun dorst eenmaal hebben gelest, gaan ze met hun buik in het water waarbij hun buikveren het water opnemen. De doorweekte mannetjes vliegen vervolgens terug naar hun nest op de grond, waar de kuikens met hun snavel het water van de veren van hun vader vegen.

Kangoeroeratten in het zuidwesten van de VS pakken het anders aan.

Deze knaagdieren in zakformaat overleven in de woestijn op een dieet van graszaden en peulen, die ze in hun wangzakken meenemen en verstoppen in hun ondergrondse holen. Omdat het in die holen vochtiger is dan boven de grond, absorberen de opgeslagen zaden soms tot wel dertig procent meer vocht dan zaden boven de grond. Wanneer de knaagdieren van hun voorraad eten, krijgen ze dus zowel voedsel als water binnen. (Kijk hoe een kangoeroerat een ratelslang in de lucht een trap geeft.)

Kamelen gebruiken hun neus

Kamelen zijn beroemd om het feit dat ze kunnen overleven in de woestijn, maar het is een veelgehoord misverstand dat de hoefdieren water in hun bult bewaren (of in hun bulten, afhankelijk van de soort). In de bulten bevindt zich energierijk vet, waardoor de kamelen enkele maanden zonder eten kunnen.

Lees ook: In India dreigt de kameel – en daarmee een oude nomadencultuur – te verdwijnen

Maar als woestijndieren beschikken beide kamelensoorten, de dromedaris en de kameel (met twee bulten), over enkele andere waterstrategieën. Zo kunnen ze, als ze de kans krijgen om te drinken, meer dan honderd liter water opnemen. Als het nodig is, kunnen kamelen ook overleven op zout water. (Lees hoe dromedarissen stekelige cactussen kunnen eten.)

Bovendien hebben kamelen en dromedarissen in de loop van de evolutie een neus ontwikkeld die de hoeveelheid vocht beperkt die verloren gaat bij het ademen in koude woestijnnachten. Een complex netwerk van plooien en ribbels in hun neus zorgt dat er een groter oppervlak is waarop het water op de huid kan condenseren. Hierdoor wordt het vocht niet uitgestoten, maar blijft het bewaard in het lichaam.

Dergelijke waterbesparende eigenschappen lijken misschien extreem, maar in de woestijn kan elk druppeltje het verschil betekenen tussen leven of dood.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com