Ik heb koorts.
Een zwakke maar aanhoudende koorts. ’s Middags wordt het erger en ’s ochtends doet het me rillen met een intensiteit die in geen verhouding staat tot de temperatuur die ik heb. Ik heb spierpijn en een zorgwekkende, droge hoest. En ik ben snel vermoeid.
Fotograaf Gabriele Galimberti en ik zijn de laatste weken in Milaan dag en nacht in touw geweest. Sinds de COVID-19-epidemie eind februari in Italië begon, hebben we deze noodtoestand elke dag gevolgd vanuit het epicentrum ervan, onze regio Lombardije. We hebben mortuaria en ziekenhuizen bezocht en zijn op zoek gegaan naar verhalen en beelden waarmee we de rest van de wereld konden vertellen wat hier gebeurt.
We hebben gesproken met virologen, voorlichters van ziekenhuizen, Chinese zakenlieden, beheerders van begraafplaatsen. We interviewden gemeentewerkers die de straten ontsmetten. Om over het virus te berichten zonder zelf besmet te raken of anderen aan te steken, droegen we tijdens deze gesprekken gezichtsmaskers en hielden een veilige afstand tot onze gesprekspartners aan. We gebruikten ontsmettende handgels en wasten onze handen regelmatig en zo vaak als het kon. Als we berichtten over de gevolgen van ‘social distancing’ fotografeerde Gabriele zijn onderwerpen altijd van buitenaf en interviewde ik hen later via de telefoon. Op die manier zorgden we ervoor dat we niemand aanstaken terwijl we konden blijven werken binnen de beperkingen van een land in ‘lockdown’. (Bekijk de uitgebreide berichtgeving van National Geographic over het coronavirus.)
In slechts één maand tijd groeide Lombardije uit tot de zwaarst getroffen regio van het land. Ondanks steeds striktere maatregelen om de uitbreiding van de epidemie een halt toe te roepen, bleef het virus zich verspreiden. In ziekenhuizen ontstond een tekort aan intensive care-bedden en zuurstof. Artsen zijn besmet geraakt en ze hebben niet genoeg gezichtsmaskers en ontsmettingsmiddelen. Op 25 maart bedroeg het aantal sterfgevallen als gevolg van COVID-19 in Italië meer dan 6800. Eerder al had het land China ingehaald als de natie met de meeste doden als gevolg van de pandemie (3405).
Mijn uitputtingsverschijnselen gaan inmiddels verder dan de gebruikelijke vermoeidheid en het slaapgebrek door het vele werk. Ik ben zó moe dat toen ik iemand aan het interviewen was, het voelde alsof ik door m’n knieën zou zakken. Ik ging naar de supermarkt om een reep chocolade te kopen, omdat ik dacht dat ik suiker nodig had.
Maar het zijn de symptomen van het coronavirus. Dat weet ik. Ik heb de beschrijving van die symptomen in de afgelopen weken honderden malen gelezen. Artsen hebben ze sinds het begin van de crisis in Italië, op 21 februari, keer op keer uitgelegd. De quarantaine in Milaan begon twee dagen later. Op die dag werd ik veertig. Ik had niet verwacht dat ik die dag zou gedenken met het tellen van het aantal besmette en overleden personen. Maar tellen moesten we, dag en nacht. Al die tijd maakten we ons zorgen over onze verwanten en vrienden.
Om er zeker van te zijn dat ik de ziekte heb, moet ik me laten testen. Het hele land praat al weken over tests. Zou niet iedereen op de ziekte getest moeten worden? En zo ja, waarom gebeurt dat niet? Betekent het feit dat er zo weinig wordt getest dat er mensen rondlopen die geen symptomen vertonen maar wel anderen aansteken? En als we niet iedereen testen, hoe komen we dan aan betrouwbare cijfers over het aantal zieken, doden en herstelde patiënten?
Dat zijn de grote vragen. De kleinere vraag is: wat moet ik doen, behalve dat ik aan Gabriele, met wie ik al wekenlang samenwerk, moet vertellen dat hij niet meer bij mij in de buurt mag komen, aangezien hij zich nog goed voelt? En hoeveel zorgen moet ik me eigenlijk maken?
Er is een telefoonnummer voor noodgevallen, maar die mag je alleen bellen als je hoge koorts hebt. Ik heb niet zo’n hoge temperatuur en bovendien is het zorgstelsel uitgeput en zou niet belast moeten worden met zinloze telefoontjes die alleen maar tijd en energie wegnemen van de mensen die écht hulp nodig hebben.
En toch. Vorig jaar zijn mijn beide longen bij een zwaar auto-ongeluk ingeklapt en heb ik lang in het ziekenhuis gelegen. Ook heb ik maar één nier. Mijn organen lopen een hoger risico dan de meeste mensen. Geeft dat mij het recht om toch het noodnummer te bellen, ook al is mijn koorts niet zo hoog? (Coronavirus: bij deze aandoeningen lopen mensen meer risico op zware klachten.)
Ik besluit om niet te bellen, maar niet omdat ik zo altruïstisch ben. In plaats daarvan bel ik een specialist op het gebied van infectieziekten, de neef van een vriendin, die arts is en mij van naam kent. Ik som mijn symptomen voor hem op en vertel hem over mijn longen. Hij stelt slechts één vraag: “Ben je in Bergamo of Brescia geweest?”
In Bergamo en Brescia, beide op minder dan negentig kilometer van Milaan, zijn de hoogste percentages van besmettingen en sterfgevallen geregistreerd. Niemand weet waarom, maar sommigen denken dat veiligheidsprotocollen in ziekenhuizen niet goed zijn gevolgd. Artsen en verplegers begonnen besmet te raken en hebben uiteindelijk in een alarmerend hoog tempo anderen aangestoken. Het aantal doden is zó hoog dat de mortuaria niet genoeg ruimte hebben om alle lichamen te herbergen. Doodskisten worden in kerken opgeslagen en dan op legertrucks geladen om in andere regio’s te worden begraven.
Ik zeg de arts dat ik daar gelukkig niet ben geweest.
“Het is zeer waarschijnlijk COVID-19,” zegt hij. “Laag tot gemiddelde symptomatologie. De koorts heeft 48 uur de tijd om omhoog te schieten, anders blijft hij lange tijd op dit niveau. Als de temperatuur stijgt, schrijf ik je over de telefoon een recept voor. Maar ik moet je eerlijk zeggen dat ik een patiënt had die vijf dagen lang hoge koorts heeft gehad en dat ik geen ambulance kon krijgen om naar haar toe te sturen. Bel me vanavond of morgen. Maak je geen zorgen, er zijn heel veel van dit soort gevallen.”
Ik weet niet of die gedachte me wel zo geruststelt, maar ik zal hem bellen.
Elk telefoontje versterkt een beetje de nachtmerrie waarin we leven en de zorg over het feit dat we niet weten wanneer we weer naar ons normale bestaan zullen terugkeren, áls dat al kan.
Veel Italianen hebben familieleden en vrienden verloren en nog veel meer van mijn landgenoten zal dat de komende weken overkomen. Veel mensen ook zijn hersteld, maar nog getraumatiseerd – en zullen dat waarschijnlijk de rest van hun leven blijven. Veel mensen kunnen niet worden opgenomen omdat ze niet ziek genoeg zijn. Zij zitten, bang en alleen, thuis. Veel Italianen, vooral alleenstaanden, zullen door zo’n lange periode van isolatie worden geschaad. Veel mensen zullen hun baan verliezen omdat onze economie aan het instorten is.
En alsof dat alles niet genoeg is: zelfs als we erin zullen slagen om in de toekomst naar iets van normaliteit terug te keren, zullen we allemaal besmet zijn met het virus van de angst. En dat, zo weet ik, zal nooit meer weggaan.
Journaliste Gea Scancarello woont in Milaan. Ze begon als verslaggever voor buitenlandredacties van kranten en tijdschriften, maar werkt nu grotendeels aan projecten op lange termijn, over sociaal-economische kwesties en boeken. Volg haar op Twitter @geascanca en Instagram @bellagea.
Journalistiek fotograaf Gabriele Galimberti woont in Florence en heeft talloze fotoboeken gepubliceerd, waaronder Toy Stories, In Her Kitchen, My Couch Is Your Couch en The Heavens. Zijn laatste verhaal voor National Geographicging over verzamelaars van dinosauriërfossielen en verscheen in de editie van september 2019. Volg hem op Instagram @gabrielegalimbertiphoto.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com