Al sinds mensenheugenis wordt er op ijs geschaatst. Er zijn zelfs schaatsen van mammoetbotten gevonden uit het Laat-Paleolithicum. Rolschaatsen daarentegen verschenen pas veel later ten tonele, pas in de negentiende eeuw. Maar het duurde niet lang voordat de schaats-op-wieltjes uitgroeide tot een wereldwijde hype.

De eerste rolschaatsrit liep niet op rolletjes

In de achttiende eeuw maakte het publiek voor het eerst kennis met de rolschaats, op een feest voor de Londense high ­society. Een van de genodigden, de ­Belgische uitvinder Jean-Joseph Merlin, verraste de aanwezigen door viool te spelen terwijl hij rondreed op schaatsen met metalen wieltjes, die met een houten latje aan zijn schoenen waren bevestigd.

De bewondering sloeg al snel om in boosheid toen Merlin niet meer kon afremmen en tegen een kostbare spiegel botste, die vervolgens aan diggelen viel.

De rolschaats wordt doorontwikkeld

In 1819 patenteerde de Fransman ­Charles-Louis Petitbled zijn rolschaatsen. Deze bestonden uit een houten plaatje met riempjes om ze stevig te kunnen vastmaken aan de schoenen. Ze hadden drie achter elkaar geplaatste houten, metalen of ivoren wieltjes. Maar wat ze écht ­vernieuwend maakte, was de klos die met een schroef aan de hiel was bevestigd: daarmee kon worden geremd.

Ondanks alle beperkingen van de eerste modellen werd rolschaatsen al snel populair. In 1824 merkte een krant in Bordeaux op dat de ‘twee openbare ruimten waar van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat werd geschaatst, veel te weinig waren’. Er kwamen ook scholen waar je kon leren rolschaatsen. De eerste werd in 1823 in Londen geopend aan Windmill Street 6, op een ongebruikte tennisbaan. Het jaar daarop werd in Bordeaux een derde hal geopend, later gevolgd door nog een in Parijs.

De eerste skatebanen

Uiteindelijk zou de Amerikaanse monteur James Leonard Plimpton het model rolschaatsen ontwikkelen dat we nu kennen. Toen zijn huisarts hem aanraadde om te gaan schaatsen, bedacht hij een systeem van vier parallelle ijzers, die twee aan twee aan de schoenen waren bevestigd en meedraaiden wanneer je je voet kantelde.

Het mechanisme werkte niet goed op ijs, maar toen het werd toegepast op rolschaatsen, viel alles op zijn plaats. De vier wieltjes aan de twee parallelle assen gaven de schaatser veel meer stabiliteit. In 1863 patenteerde hij zijn schaatsen, die meteen een groot succes werden. Al snel begon hij een eigen fabriek en ­werden er in de VS meerdere skating rinks, ofwel rolschaatsbanen, geopend. Het duurde niet lang voordat de trend overwaaide naar Europa.

De schaatsbaangekte neemt een hoge vlucht

Op woensdagen was de entree hoger dan op ander dagen en mocht alleen de elite naar binnen. Dan waren de heren gekleed in elegante overjas met een hoge hoed of bolhoed, een monocle. De dames droegen een hoed met golvende veren en versierde rok, die aan één kant met een lint omhoog werd gehouden. Ze hadden een waaier in de hand en droegen, ondanks de wankele rolschaatsen van die tijd, schoenen met hoge hakken.

De rolschaatsbanen werden een ­centrum van vertier. Bij de opening op 23 april 1876 van het Skating Palais aan de Avenue du Bois-de-Boulogne in Parijs kwamen zo’n tienduizend bezoekers opdagen. Maar niet iedereen was gecharmeerd van het ­rolschaatsen. Henri Mouhot, auteur van La ­Rinkomanie (de ‘schaatsbaanmanie’) verklaarde met een duidelijk ironische ondertoon: ‘Je begint [te schaatsen] met twee benen en eindigt met één.’

Het einde van een gouden rolschaatstijdperk

Eind jaren tachtig van de negentiende eeuw richtten een paar Amerikaanse ondernemers de Columbia Roller Skating Rink op. In meerdere steden wereldwijd huurden ze grote hallen af waar duizenden personen tegelijk konden rolschaatsen. Toen in 1892 de Parijse rolschaatsbaan werd geopend, zei een lokale journalist dat dit ‘de allergrootste baan ter wereld was, zoals nooit eerder vertoond’.

Hoewel de verslaggever hoopte dat deze rolschaatshal ‘bij ons de zin in de even gezonde als mondaine sport rolschaatsen, weer zou aanwakkeren’, was het gouden rolschaatstijdperk toen eigenlijk al voorbij. Schaatsbanen zouden enkele decennia later, rond 1910, weer in trek komen door sporten als ­ijshockey, kunstschaatsen en langebaanschaatsen.

Dit verhaal liever op papier lezen? Historia 3/2023 ligt nu in de winkel!