Er wordt weleens gezegd dat de mate van menselijke beschaving is vast te stellen aan de hand van de afstand die mensen weten te creëren tussen zichzelf en hun uitwerpselen. Houden we die regel in gedachte, dan is het toilet een goede indicator.
De eerste wc: ‘Er komt water!’
De Romeinen kwamen met hun ontwerp al in de buurt van het toilet zoals we dat nu kennen; ze bedachten een wc waarbij stromend water de ontlasting naar een ondergronds riool voerde, zodat de stank werd teruggebracht tot een niveau waarmee men kon leven.
Met de val van het Romeinse Rijk werd het idee echter eeuwenlang geparkeerd en leegde men de urinoirs als vanouds uit het raam met de kreet: ‘Er komt water!’ Het gevolg? Tyfus en andere infectieziekten kregen vrij baan.
Wc voor de koningin
In 1596 bedacht Sir John Harrington, peetzoon van koningin Elizabeth I, een toilet dat was verbonden met een watertank waarmee de uitwerpselen konden worden weggespoeld.
Zijn uitvinding werd geïnstalleerd in het koninklijk paleis, maar bleef exclusief in gebruik van de royals omdat de koningin om onduidelijke redenen geen patent verleende. Sommige onderzoekers beweren dat de afwezigheid van rioleringsnetwerken en beerputten de doorbraak van Harringtons wc in de weg stonden.
Toilet van een horlogemaker
Pas twee eeuwen later nam een andere Engelsman, Alexander Cummings, het idee opnieuw onder de loep: hij vond het eerste moderne toilet uit. In 1775 patenteerde de horlogemaker uit Londen een wc die op vergelijkbare wijze functioneerde als de versie van Harrington: de ontlasting werd weggespoeld met schoon water.
Zijn grote innovatie was de sifon, een S-vormige pijp waarin schoon water de pot afsloot van het riool. De sifon voorkwam dat de geuren uit het toilet omhoog konden kruipen, waardoor de wc voor het eerst zonder problemen bij iemand thuis kon worden geïnstalleerd. Toch werkte deze niet optimaal: het waterreservoir lekte regelmatig en de klep in de bodem van de pot om de sifon mee af te sluiten klemde nogal eens.
Tekst loopt door onder de afbeelding.
Pot zonder gebreken
Joseph Bramah, een meubelmaker die verschillende toiletten van Cummings had geïnstalleerd, merkte de gebreken van het ontwerp op en bedacht een veel effectievere manier om de sifon af te sluiten: een klep die werd schoongehouden met spoelwater.
Bramah voegde nog een tweede klep toe aan het ontwerp, waarmee lekkages werden vermeden. Met behulp van een verend luik kon worden voorkomen dat er water op de klep bleef staan dat in de winter zou kunnen bevriezen en het mechanisme blokkeerde. Een ijzeren plaat in de bodem voorkwam dat het water uit de pot opspatte. In 1778 patenteerde Bramah zijn nieuwe toilet en werd het succesvol op de markt gebracht.
Verplicht in elk huis
In de periode hierna zijn nog vele verbeteringen aan het toilet aangebracht. Albert Giblin ontwierp in 1819 een model dat erg lijkt op het huidige, zonder klep in de pot. In 1849 produceerde Thomas Twyford de eerste toiletten van keramiek. Jaren later bedacht Thomas Crapper de vlotter, waarmee de waterstroom in de spoelbak met een kurk automatisch kon worden afgesloten.
Een grote stap voorwaarts was de wet van het Britse parlement in 1848 waarin de installatie van toiletten in nieuwe huizen verplicht werd gesteld. Toch zou het nog decennia duren voordat het toilet in elk huis te vinden was. Zo werd het in Nederland pas in 1910 bij wet vastgelegd dat huizen moesten beschikken over een apart toilet.