In de turbulente Middeleeuwen zwaaiden koningen de scepter in Europa. Deze mannen voerden oorlog, sloten bondgenootschappen en klampten zich stevig vast aan hun macht. Maar wie verder bladert in de geschiedenisboeken leest ook over machtige koninginnen. Ook zij zetten hun politieke slinksheid op verrassende en vaak desastreuze wijze in. Dit is hun verhaal.
1. Koningin Brunhilde van Austrasië
Toen de Visigotische prinses Brunhilde in 567 trouwde met de Frankische koning Sigebert I, werd ze koningin van Austrasië, in het oosten van het huidige Frankrijk. Maar de familiebanden stonden flinken onder druk: Brunhildes oudere zus Goiswintha, die was getrouwd met Sigeberts halfbroer Chilperik, werd vermoord op verzoek van Chilperiks minnares Fredegonde. Uit wraak ontketende Brunhilde een oorlog die 40 jaar zou duren.
Leestip: Hoe de Tour de Nesle-affaire de Honderdjarige Oorlog ontketende
Nadat haar man in 575 werd vermoord, waarschijnlijk ook in opdracht van Fredegonde, kwam Brunhilde terecht in een gevangenis in Rouen. Later wist ze terug te keren naar Austrasië, waar haar jonge zoon Childebert II koning was geworden. Brunhilde trad op als voogdes en kreeg zo de macht over het koninkrijk.
In 613 werd de inmiddels 79-jarige Brunhilde door de zoon van haar aartsrivaal Fredegonde beschuldigd van de moord op 10 Frankische koningen. Ze kreeg de doodstraf. Volgens overleveringen werd ze uit elkaar gereten door wilde paarden.
2. Koningin Eleonora van Aquitanië
Na de dood van haar vader in 1137 erfde de 15-jarige Eleonora het hertogdom Aquitanië, in het zuidwesten van Frankrijk. Dat maakte haar in één klap de machtigste jonge vrouw van het twaalfde-eeuwse Europa. In 1137 trad ze in het huwelijksbootje met de Franse koning Lodewijk VII. Nadat dat huwelijk stukliep, trouwde ze met koning Hendrik II van Engeland, van wie ze later ook weer zou scheiden.
Toen ze met haar kinderen in opstand kwam tegen haar tweede man, arresteerde Hendrik haar. Ze bracht ruim 10 jaar door onder huisarrest in Engeland. Maar toen Hendrik in 1189 overleed en haar zoon Richard I Leeuwenhart koning werd, kreeg ze de grootste politieke rol uit haar leven toebedeeld: terwijl Richard op kruistocht ging, regeerde zij als regentes en wist ze het koninkrijk intact te houden – onder meer door haar machtsbeluste zoon Jan in het gareel te houden. Ze stierf in 1204 in het klooster van Fontevraud.
3. Koningin Margaretha van Anjou
Margaretha van Anjou trouwde in 1445 met de labiele koning Hendrik VI Lancaster van Engeland. Toen Hendrik een mentale inzinking kreeg, ging het regentschap ondanks haar gelobby niet naar Margaretha, maar naar Hendriks neef Richard van York. Nadat de koning weer bij zinnen kwam en zijn neef ontsloeg, liepen de spanningen tussen het Huis van Lancaster en het Huis van York uit de hand. Zo begonnen de Rozenoorlogen (1455-’85).
In deze burgeroorlog vocht de koningin voor het troonrecht van haar zoon, Eduard van Lancaster. Haar inspanningen mochten niet baten. Margaretha en haar aanhangers werden in mei 1471 verslagen bij de Slag om Tewkesbury. Eduard werd gedood, en Margaretha en Hendrik werden jarenlang gevangen gehouden in de Tower of London. Haar man stierf daar en Margaretha kwam uiteindelijk vrij, waarna ze tot haar dood een armoedig bestaan leidde.
4. Isabella I van Castilië
In een tijd dat de meeste koninginnen zich vooral bekommerden om het huishouden van hun man, pakte Isabella het anders aan. Zij regeerde aan de zijde van haar man Ferdinand. Isabella stond bekend om haar sterke persoonlijkheid, vastberadenheid en bereidheid om lastige beslissingen te nemen. Ze hielp haar man bij het doorvoeren van administratieve en beleidsmatige hervormingen die de macht van het koningshuis versterkten.
Leestip: Hoe twee Engelse prinsjes vermist raakten in de Tower of London
Als toegewijd katholiek was ze vastberaden deze religie te promoten, met desastreuze gevolgen. Isabella en Ferdinand steunden de Spaanse Inquisitie, een instituut dat religieuze eenheid najaagde door mensen te dwingen zich te bekeren tot de rooms-katholieke kerk.
Er werden zware straffen uitgedeeld aan heidenen en conversos: joden en moslims die zich hadden bekeerd tot het christendom maar ervan verdacht werden dat ze in het geheim trouw bleven aan hun oorspronkelijke geloof.