Op Wereldboekendag (23 april) vieren we dat we toegang hebben tot oneindig veel leesmateriaal. In een e-reader die nauwelijks groter is dan een schriftje passen tegenwoordig duizenden boeken, maar in de Middeleeuwen was dat wel anders. Boeken waren zeldzaam, kostbaar en vaak loodzwaar. Hoe ontstonden deze eerste boeken? En wie maakte ze?

De eerste codex

Voordat boeken eruitzagen zoals we ze nu kennen, waren papyrusrollen de norm. Ze werden meestal aan één kant beschreven en moesten al lezend worden afgerold. Dat veranderde met de codex: een vroege boekvorm waarbij losse vellen, met tekst op beide zijden, werden gebundeld.

Leestip: In de Middeleeuwen was de postbode van levensbelang

Hoewel het onbekend is waar en wanneer de codex precies ontstond, werd deze in de Middeleeuwen de standaardvorm voor het bundelen van teksten. Hiervoor werden verschillende materialen gebruikt, maar tot de dertiende eeuw was perkament het gangbaarst: een bewerkte dierenhuid die sterk genoeg was om eeuwen te overleven.

Een kudde voor een boek

Voor perkament werd meestal gebruik gemaakt van geiten-, schapen- of kalfshuid. De huiden werden geweekt in kalkwater en daarna onthaard. Vervolgens spanden ambachtslieden ze op een houten rek en schraapten ze net zo lang tot ze dun en glad genoeg waren om op te schrijven.

de rijmbijbel van maerlant
Museum Meermanno-Westreenianum & Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
De dertiende-eeuwse Rijmbijbel van Jacob van Maerlant is het oudste geïllustreerde handschrift in het Nederlands. Deze kopie wordt bewaard in het Museum Meermanno-Westreenianum in Den Haag.

De gesneden vellen werden gevouwen tot folia: grote bladen die samen een codex konden vormen. Perkament vergde veel arbeid en was bijzonder kostbaar. Als een dier een beet of een wond had opgelopen, werd de huid dan ook niet zomaar weggegooid – er werd simpelweg om het gat in het folium heen geschreven.

Leestip: In de Middeleeuwen werden dieren voor het gerecht gedaagd

Een codex bestond, net als nu, in alle vormen en maten. Het aantal huiden dat nodig was, hing sterk af van de lengte van de tekst. De Rijmbijbel van Jacob van Maerlant, het oudste geïllustreerde handschrift in het Nederlands, telt 218 folia, dus 436 bladzijden. Op basis van de grootte van de bladen wordt geschat dat daar dertig tot vijftig kalveren voor nodig zijn geweest.

Monnikenwerk

Voordat in het Europa van de vijftiende eeuw de drukpers in gebruik werd genomen, moest elk boek met de hand worden overgeschreven. Zo’n handgeschreven boek wordt ook wel een handschrift of manuscript genoemd. Dat gebeurde vooral in kloosters, en was monnikenwerk in letterlijke zin: zwaar en tijdrovend. Soms kostte het jaren om één manuscript af te ronden.

Wanneer de monnik de hoofdtekst schreef, liet hij ruimte over voor de versieringen van de verluchter. Hij voegde gekleurde initialen toe en gedetailleerde miniaturen met felle kleuren, soms zelfs in bladgoud.

Leestip: 4 hardnekkige fabels over de Middeleeuwen ontkracht

Ook aan de randen van de tekst werd ruimte overgelaten. Hier kon de lezer notities, of marginalia, opschrijven. Zo nu en dan uitten monniken daar ook hun ongenoegen over het werk.

Zo schreef één monnik aan het einde van een achtste-eeuws exemplaar van Regula Pastoralis: ‘Wie niet weet hoe je moet schrijven, denkt dat het simpel is. Drie vingers schrijven, maar het hele lichaam werkt. Wie dit boek leest, bid voor mij.’

Kettingbibliotheken

Middeleeuwse handschriften waren kostbaar bezit, maar kennis moest voor iedereen toegankelijk zijn. Om te voorkomen dat manuscripten uit bibliotheken verdwenen, ontstonden kettingbibliotheken: boeken werden met kettingen aan de planken vastgemaakt.

universiteitsbibliotheek leiden
Sepia Times//Getty Images
De universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Leiden is een bekend voorbeeld van een Nederlandse kettingbibliotheek. Deze tekening is afkomstig uit de zeventiende eeuw.

De ketting zat vaak aan de rug van het boek, met een lessenaar om het boek plat te leggen. Ook in Nederland bestonden er zulke bibliotheken: de Librije in Zutphen is een van de best bewaarde kettingbibliotheken van Europa, en vandaag de dag nog steeds te bezoeken.

De collectie in Zutphen telt meer dan achthonderd werken, waarvan het merendeel gedrukt is. Er zijn echter ook acht handschriften te bewonderen. Van de miljoenen manuscripten die ooit in Europa zijn gemaakt, is veel hard werk helaas verloren gegaan: experts schatten dat slechts tien procent bewaard is gebleven.

Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium én steun de missie van National Geographic. Word nu lid!