Dit artikel verscheen in National Geographic Historia editie 3, 2020.

Leiden, 9 mei 1595. Op een zondagmiddag was het zoontje van Jan Jacobszoon van der Poel aan het spelen met zijn oom en diens hond Provetie. Toen de jongen een stukje vlees werd aangeboden, ging het gruwelijk mis.

Bij het zien van het vlees werd Provetie agressief, hapte ernaar en beet daarbij diep in de rechterhand ‘sodanig dat den Bloede de wonde uytliep ende het kind in korte dagen daarna door den schrik, dezer Wereld is komen te Overlijden’. Tegenwoordig zou Provetie meteen zijn ingeslapen en zou de verantwoordelijkheid geheel bij de eigenaar van het dier liggen.

Dat was anders in 1595. Niet het baasje, maar de hond werd gearresteerd en belandde in een cel, waar hij moest wachten op zijn proces. De bewijslast was overduidelijk; Provetie had de daad gepleegd en niemand anders was verantwoordelijk voor het ontstane leed. De hond had immers zonder dwang en ‘buyten pyn van ysere’ (marteling) een bekentenis afgelegd. De rechters, bij monde van de Leidse schout Loth Huygensz. Gael, waren unaniem dat het bijtincident zwaar moest worden bestraft, opdat andere honden niet hetzelfde voorbeeld zouden volgen.

Beren varkens en een wild zwijn in een landschap Marcus Gheeraerts 1583
Beren, varkens en een wild zwijn in een landschap, Marcus Gheeraerts, 1583.
Rijksmuseum

Het vonnis liet dan ook niet lang op zich wachten. Provetie werd veroordeeld: ‘tot den Scherpregter met de Koorde aan de Galge tusschen Hemel en aarde zal werde gehangen’, waarna zijn dode lijf het galgenveld zou sieren tot ‘afschrik van alle andere honden’. Daarmee was de zaak nog niet afgedaan. Het vonnis vermeldt ook nog dat Proveties goederen verbeurd werden verklaard ten gunste van de gemeenschap.

Gebruikelijke praktijken

De zaak ‘Provetie’ stond niet op zichzelf. Vanaf de 13de eeuw zijn in Europa tientallen dieren voor het gerecht gedaagd en na een juridisch proces van veroordeling opgehangen, gewurgd, levend begraven, verbrand, onthoofd, verdronken of verbannen. De eerste bekende vermelding van een dier dat voor de rechter moest verschijnen dateert uit 1266. Een varken uit het Franse stadje Fontanay-aux-Roses werd door de monniken van het Genovefaklooster (Abbaye Sainte-Geneviève de Paris) ter dood veroordeeld wegens het bijten van een kind. Vanuit het noorden en oosten van Frankrijk verspreidden dierenprocessen zich naar Duitsland, Zwitserland, Italië en de Lage Landen.

In Nederland zijn vijf gevallen bekend van dieren die na veroordeling terecht werden gesteld. Naast de hond Provetie werd een koe in Arnhem en drie stieren de doodstraf opgelegd, waarvan de laatste in 1798 in Waalwijk levend in een kuil werd geworpen, maar vanwege ‘groot tegenweer door een ander met twee coogels doodgeschooten, en voorts gedolven’, aldus het vonnis.

Bartholom ChasseneDeze Franse jurist 14801541 verdedigde onder meer ratten die in Autun terechtstonden voor veelvraterij Hij bedacht ook regels voor dierenprocessen Dieren werden door een kerkelijke rechtbank berecht behalvein causa sanguinis als er bloed had gevloeid
Bartholomé Chassenée Deze Franse jurist (1480-1541) verdedigde onder meer ratten die in Autun terechtstonden voor veelvraterij. Hij bedacht ook regels voor dierenprocessen. Dieren werden door een kerkelijke rechtbank berecht, behalve in causa sanguinis, als er bloed had gevloeid.
18DE-EEUWSE ETS DOOR JACQUES CUNDIER. PD

Voor het berechten van dieren golden twee verschillende rechtsinstituten, al naargelang het aangeklaagde dier en de misdaad die was gepleegd. Huisdieren en vee, zoals varkens of koeien die bij fysiek geweld op heterdaad werden betrapt, moesten zich in eigen ‘persoon’ verantwoorden voor seculiere rechters. Vaak eindigde de veroordeling in een doodstraf, waarbij een beul het vonnis voltrok. Had men echter te maken met economische schade, zoals een misoogst door de vraatzucht van slakken, kevers, sprinkhanen, rupsen of ratten, dan stond de gehele diersoort terecht voor een kerkelijke rechtbank. De opgelegde straffen waren dan spiritueel van aard en leidden meestal tot een banvloek.

Een kostbare rechtsgang

Dierenprocessen waren kostbaar. Rechters, advocaten, experts, juridische adviseurs, deurwaarders en beulen moesten allen worden betaald. Zo blijkt uit een rekening uit 1394 dat een beul een reisvergoeding vroeg voor de dertig kilometer die hij moest afleggen naar het Franse plaatsje Mortain om daar een ‘misdadig’ varken terecht te stellen. Ook nieuwe handschoenen en zelfs het touw waarmee het beest werd opgehangen stonden op de factuur.

Een andere grote overeenkomst tussen de processen is de ernst en zorgvuldigheid waarmee ze werden gevoerd. Zowel bij de seculiere als kerkelijke rechtbanken kregen de aangeklaagde beesten een juridische benadering naar menselijke maatstaf, met recht op een professionele advocaat. Het volgende proces uit 1508 laat dit goed zien.

Na een succesvolle carrière als jurist in het hertogdom Milaan en als advocaat van paus Julius II vestigde Bartholomé Chassenée zijn reputatie als vurig pleitbezorger van ratten. Volgens de kerkelijke rechtbank in het Franse stadje Autun zouden deze knaagdieren verantwoordelijk zijn geweest voor de vernietiging van een korenveld. Al op de eerste dag wist Chassenée de gerechtelijke procedure te vertragen door alle ratten in het bisdom als getuige te laten oproepen. Bij een mogelijke veroordeling stond immers de naam van de hele soort op het spel.

Man te paard jaagt op wild zwijn Lucas Cranach 150553
Man te paard jaagt op wild zwijn, Lucas Cranach, 1505-’53.
Rijksmuseum

Toen de ratten echter niet vrijwillig verschenen, beriep Chassenée zich op een wet die stelde dat een getuigenis mag worden geweigerd als deze gevaar voor eigen leven met zich mee zou brengen. Met alle honden en katten in de buurt van het gerechtsgebouw hadden de ratten vanzelfsprekend het recht om weg te blijven.

Het proces mondde uit in een principieel debat in hoeverre de ratten daadwerkelijk schuldig waren. Hadden deze dieren niet het natuurlijke recht om van dat koren te eten? Het berechten van de ratten zou ook een aantasting zijn van de natuurlijke orde zoals die door God was bedoeld. Was de vraatzucht van de ratten, met eventuele hongersnood als gevolg, niet Gods toorn over de inwoners van Autun? Zo ja, dan waren de knaagdieren door hem uitverkoren als instrument van zijn wraak. De kerkelijke rechtbank kwam tot een bevredigend compromis: de ratten werden verbannen naar een eigen stuk land buiten de mensenwereld en de bevolking werd opgedragen een processie te houden om Gods genade terug te krijgen.

Processen in de moderne tijd

Het leven van Bartholomé Chassenée was het uitgangspunt voor de in 1993 verschenen Frans-Britse speelfilm The Hour of the Pig. Acteur Colin Firth speelt hierin de rol van Richard Courtois, een Parijse advocaat die in het plaatsje Abbeville plotseling te maken krijgt met processen waarbij op allerlei wijzen dieren betrokken zijn. Met zijn verbaasde en spottende houding lijkt Richard Courtois de ‘rationele’ 20ste- eeuwse visie op een primitief middeleeuws bijgeloof te vertolken.

Hoewel ontstaan in de Late Middeleeuwen, bereikten dierenprocessen de grootste omvang in de 16de en 17de eeuw, een periode die juist bekendstaat om de opkomst van de rede en ratio. Zelfs in onze tijd zijn beesten voor het gerecht gedaagd, zij het zeer sporadisch. Zo veroordeelde in 1998 een Schotse rechter de hond Woofie tot de doodstraf wegens blaffen naar een postbode op grond van de Britse Dangerous Dogs Act. Pas na grote internationale druk, en door inmenging van voormalig actrice en dierenrechtenactiviste Brigitte Bardot, vond vrijspraak plaats.

Filmaffiche The Hour of the PigThe Advocate
Filmaffiche The Hour of the Pig (The Advocate).
Leslie Megahey, 1993. Pd

Ook in de Middeleeuwen plaatste men al vraagtekens bij het berechten van dieren. In 1283 veroordeelde de rechtsgeleerde Philippe de Beaumanoir in zijn instructiehandboek Coutumes de Beauvaisis dierenprocessen als zinloos en juridisch ongeldig, aangezien bij een misdaad een voorbedachte rade wordt verondersteld. Volgens hem hadden dieren noch kennis van goed en kwaad, noch kwaadaardige bedoelingen, en konden als zodanig niet verantwoordelijk worden gehouden voor hun daden.

Net zoals Philippe de Beaumanoir waren alle grote middeleeuwse filosofen en theologen, zoals Thomas van Aquino en de kerkvader Augustinus, het erover eens dat er een groot onderscheid was tussen mens en dier. In tegenstelling tot dieren, die slechts een driftmatig bestaan konden leiden, beschikte de mens over een ziel en was daarmee voorbestemd in de hemel te komen. Geschapen naar Zijn evenbeeld, had de mens van God zelfs de opdracht gekregen te heersen over de vissen in het water, de vogels in de lucht en over alle beesten op aarde. De mens mocht diersoorten naar believen gebruiken voor zijn eigen leven en welzijn. Wetenschappelijke bewijs hiervoor vond men in de etymologische verklaring van het woord ‘beest’. Zo verklaarde de beroemde Vlaamse dichter Jacob van Maerlant in zijn Rijmbijbel uit 1285 dat beest was afgeleid van bijstaan en helpen ‘omdat si ons bistaen’.

De aard van dieren

Vanuit dit perspectief is het vreemd dat dieren naar menselijke maatstaven werden berecht. Toch is dat precies wat er gebeurde. Tot grote ergernis van rechtsgeleerden en theologen hing een groot deel van de middeleeuwse bevolking een diepverankerd geloof aan, waarin dieren over antropomorfische kenmerken zouden beschikken.

De panter uit de oudst bekende Latijnse Physiologus de codex Bongarsianus 318
De panter uit de oudst bekende Latijnse Physiologus, de codex Bongarsianus 318.
Burgerbibliothek, Bern, Ca. 825-’50. Pd

Wild zwijn Wenceslaus Hollar naar Lucas Cranach 164452
Wild zwijn, Wenceslaus Hollar, naar Lucas Cranach, 1644-’52.
Rijksmuseum

Deze hardnekkige folklore ging terug naar de Klassieke Oudheid. Volgens de Griekse scheppingsmythe kreeg Prometheus van Zeus de opdracht om uit klei mensen te boetseren naar het evenbeeld van de goden. Om de beelden levend te maken, gebruikte hij van verschillende dieren zowel goede als slechte eigenschappen. Dat zou verklaren waarom sommige dieren zowel uiterlijk als naar karakter zo veel op mensen lijken en omgekeerd. Daarnaast waren er in de Griekse mythologie vele fabuleuze wezens te vinden die half mens, half dier zijn, zoals de centauren (half man en half paard), de sirenen (halfgodinnen met het lichaam van een vogel en het hoofd van een vrouw), en saters (half mens, half bok).

De klassieke overtuiging dat er enige verwantschap moest zijn tussen mens en dier vond haar weg in de Middeleeuwen via de Physiologus (letterlijk: natuurkenner). De Physiologus was een zeer invloedrijk en vroegchristelijk Grieks manuscript uit de eerste eeuwen n.C. De tekst kende vele vertalingen en bewerkingen in het Syrisch, Arabisch, Armeens, Koptisch, Ethiopisch en later Latijn. Anders dan de naam doet vermoeden, was het werk geen natuurhistorische beschrijving van dieren, maar een collectie van vijftig moraliserende dierenverhalen met als doel christelijke waarden, leer en dogma’s uit te leggen. Aan bestaande dieren zoals slangen, olifanten en panters, maar ook fabeldieren zoals eenhoorns en de feniks werden eigenschappen toegeschreven om zo de betekenis van de moraal te achterhalen. Een treffend voorbeeld is het hoofdstuk over de sirenen en de centauren. Deze mythische wezens stonden symbool voor mensen die er schijnbaar vroom en rechtschapen uitzagen, maar in werkelijkheid tweespalt en ketterijen veroorzaakten en de harten van de onschuldigen in verwarring zouden brengen.

Dier en mens

Vanaf van de 10de eeuw werden aan de Latijnse Physiologus nieuwe dieren uit de dagelijkse westerse werkelijkheid toegevoegd. Niet alleen mythische wezens, maar ook runderen, schapen, ezels, vogels en varkens werden christelijke metaforen voor menselijke deugden en duivelse zonden. Hierin kreeg de mol het stempel inhalig, terwijl het varken stond voor vraatzucht, het zwijn voor woede en de ezel voor luiheid.

De hond die zijn edele baas beetIn 1817 verscheen in Londen een acht paginas tellend pamflet met het in steno opgenomen rechtbankverslag van de zaak tegen de hond Honesty verdacht van het bijten van een edelman Dit dier had zon onverschrokken karakter dat het niet onder de indruk was van het gewicht van de hele zaak meldt de anonieme auteur Hij was daarom in een respectvolle houding vastgemaakt  en opdat de gevangene goed zou zien dat hij een eerlijk en onbevooroordeeld proces kreeg had de rechtbank het dragen van een bril en een muilkorf bevolen De rechtszaak vond plaats in aanwezigheid van een negen personen tellende jury In een kruisverhoor worden zowel de aanklager de edelman als de verdediging van de hond ge hoord Uiteindelijk blijkt het boekje een satire te zijn waarin de hond Honesty staat voor de armoede die in opstand komt tegen de rijke adel Het vonnis luidt dan ook vrijspraak
Pd.

Zelfs bij het eten van bepaalde dieren zouden de eigenschappen ervan worden overgenomen. Zo achtte men het wetenschappelijk bewezen dat het verorberen van een haas een mateloze seksdrift opleverde. Je kon er zelfs pedoseksuele gevoelens van krijgen. Het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren leverde een enorme rijkdom aan fabels op, waarvan de mateloos populaire verhalen van Reynaert de vos, als toonbeeld van gewiekstheid, de bekendste voorbeelden zijn. Maar de duidingstechniek van al het geschapene op symbolische basis leidde er ook toe dat in tijden van crises en rampspoed dieren, met hun menselijke eigenschappen, werden gezien als een mogelijk instrument van de duivel en zodoende gestraft moesten worden.

De dierenprocessen die plaatsvonden in West-Europa waren het gevolg van tegenstrijdige opvattingen over het dier en namen een plaats in tussen het geleerde recht en de volkscultuur. Aan de ene kant werden beesten berecht in officiële gerechtshoven, door bevoegde magistraten en volgens algemeen aanvaarde wetten. Met groot gezag benadrukte men dat het onmondige dier, meer nog dan de mens, recht had op de allerbeste juridische bijstand. Advocaten buitten dierenprocessen uit als demonstratie van hun legalistische hoogstandjes. Aan de andere kant maakten dierenprocessen deel uit van het gewoonterecht en dankten zij hun bestaan aan een eeuwenoud volksgeloof. Zo lachwekkend als ze ons tegenwoordig mogen voorkomen, dierenprocessen waren geen uitingen van collectieve geestelijke dwalingen of culturele curiosa uit ‘achterlijke tijden’. Er schuilt veel hypocrisie in de gedachte dat er in de vroegmoderne tijd sprake zou zijn van een algemene wreedheid of liefdeloosheid jegens dieren. Anders dan in onze tijd, met zijn bio-industrie en massale slachthuizen, bestond er in de middeleeuwse steden een veel persoonlijker en dagelijkser omgang tussen mens en dier. In de nauwe straatjes zwierven varkens, kippen en geiten vrij rond. Met alle gevolgen van dien.

Bart Gielen is historicus en presentator. Bekijk ook zijn History Month masterclasses.