Dit artikel verscheen in National Geographic Historia editie 2, 2019.

Op vrijdag 3 augustus 1832 werd in het Britse parlement een heel bijzondere petitie besproken: die van Mary Smith uit Stanmore. Aangezien Smith evenveel belasting betaalde als mannen en aan dezelfde wetten moest gehoorzamen, zou zij ook het recht moeten hebben de vertegenwoordigers te kiezen die die wetten uitvaardigen, beargumenteerde ze.

Dat ging Sir Frederick Trench duidelijk veel te ver. De hoogedelgestrenge parlementariër stelde dat gemengde jury’s mannen en vrouwen in situaties van twijfelachtige moraal zouden storten. Denk aan nachtelijk overleg achter gesloten deuren. Toen hij als repliek kreeg dat ‘het welbekend is dat de hoogedelgestrenge, hoffelijke parlementariër hele nachten doorbrengt in het gezelschap van dames zonder dat er iets oneerbaars gebeurt,’ antwoordde Sir Frederick: ‘Inderdaad. Maar nooit achter gesloten deuren.’

Mary Smiths verzoek om te mogen stemmen wordt besproken bij de hervorming van het Britse kiesstelsel in 1832
Mary Smiths verzoek om te mogen stemmen wordt besproken bij de hervorming van het Britse kiesstelsel in 1832.
Olieverfschilderij van George Hayter. Granger, Album

De aanwezigen lachten, en zo kwam er een einde aan het eerste debat over het vrouwenkiesrecht in de geschiedenis van Groot­Brittannië. Vrouwen werden burgerrechten en politieke rechten ontzegd die mannen wél hadden. Alleenstaanden en weduwen waren weliswaar vrijer dan getrouwde vrouwen – die geen bezittingen mochten hebben, geen testament mochten opstellen en niet eens de voogdij hadden over hun eigen kinderen – maar ook zij werden ernstig beperkt. Ze mochten bepaalde beroepen niet uitoefenen, mochten geen dokter of rechter worden en geen regeringsposten bekleden. En natuurlijk mochten ze ook niet stemmen.

De gedachte in die tijd was dat die ondergeschikte positie noodzakelijk was voor de sociale orde. Mannen waren intellectueel en fysiek sterker en moesten dus de leiding hebben in het publieke domein, en ze moesten de vrouwen beschermen, die in de privésfeer de scepter zwaaiden. Veel vrouwen deelden deze ideeën en gaven ze door van moeder op dochter. Er was nauwelijks protest. In 1825 stelden vroege activisten als William Thompson en Anna Wheeler de vraag: ‘Wanneer worden jullie, die het meest onderdrukt worden, je eindelijk bewust van jullie positie, wanneer gaan jullie je organiseren, protesteren en verandering eisen?’

Maar zelfs degenen die het onrecht aankaartten, dachten er niet over het stemrecht op te eisen. Aan het begin van de 19de eeuw had in landen met een parlementaire democratie slechts een minderheid dat recht: in Groot-Brittannië mocht niet meer dan twintig procent van de mannen stemmen. Het idee dat alleen de verstandigste en bekwaamste mannen in staat waren om goede bestuurders uit te kiezen was wijdverspreid. Alleen in de radicaalste kringen werd universeel stemrecht voor mannen verdedigd. Over het algemeen heerste de overtuiging dat die verantwoordelijkheid moest worden gedragen door hoogopgeleide mannen die gewend waren hun bezittingen te beheren. Die selecte minderheid kon beslissen wat het beste was voor de rest van de mannen, en natuurlijk voor de vrouwen, die als eeuwige minderjarigen werden beschouwd.

Deze ets getiteld De gevolgen van vrouwenemancipatie toont vrouwen en mannen die worden opgeroepen te stemmen op de knapste kandidaat
Deze ets, getiteld ‘De gevolgen van vrouwenemancipatie’, toont vrouwen (en mannen) die worden opgeroepen te stemmen op ‘de knapste kandidaat’.
Stapleton Collection, Bridgeman, ACI

De strijd barst los

Toch stonden Engeland en de rest van de westerse wereld aan de vooravond van een periode van verregaande economische, politieke en sociale veranderingen, die algauw hun weerslag zouden hebben op de strijd van de vrouwen. In 1830 waren de feministes misschien nog schaars en slecht georganiseerd, maar dertig jaar later was de beweging sterker en had zij een belangrijk strijdpunt gevonden: het stemrecht. Alleen als vrouwen hun eigen vertegenwoordigers konden kiezen, zouden ze de wetten kunnen aanpakken die van hen tweederangsburgers maakten.

Doordat een groeiend aantal mensen toegang had tot onderwijs, werd het publiek voor boeken en kranten groter. Feministische ideeën kregen steeds meer publiciteit en wonnen aan populariteit. Tussen 1860 en 1870 was er een flinke toename te zien van organisaties die pleitten voor vrouwenkiesrecht. Zoals de filosoof John Stuart Mill betoogde: waarom zouden, in het land dat werd geregeerd door koningin Victoria – die haar capaciteiten als leider ruimschoots had bewezen – vrouwen niet dezelfde rechten krijgen als mannen?

De eerste vrouwenorganisaties meenden een gouden kans te zien om hun doelen te bereiken. In een nieuwe kieswet, aangenomen in 1867, werd het stemrecht uitgebreid tot een derde van de volwassen mannen. Maar de wetsartikelen verwezen naar hen met het woord men (mannen of mensen) in plaats van males (personen van het mannelijk geslacht), waardoor je zou kunnen interpreteren dat de term naar beide seksen verwees. De suffragettes moedigden vrouwen daarom aan deel te nemen aan de verkiezingen. Een van hen, Lily Maxwell, verscheen dankzij een fout op de lijst van stemgerechtigden en ging naar het aangewezen stembureau om te stemmen op een kandidaat die de suffragettes steunde. Om te vermijden dat dit andere vrouwen op ideeën zou brengen, werd een paar maanden later verduidelijkt dat met de wet in geen geval vrouwen werden bedoeld.

Dit affiche uit 1897 voor het toneelstuk De nieuwe vrouw van Sydney Grundy laat de gevolgen zien van de groeiende informatiestroom over het vrouwenkiesrecht
Dit affiche uit 1897 voor het toneelstuk De nieuwe vrouw van Sydney Grundy laat de gevolgen zien van de groeiende informatiestroom over het vrouwenkiesrecht.
Bridgeman, ACI

Al was deze slag verloren, de zaak kreeg meer publiciteit, reden tot grote zorg bij de tegenstanders van de suffragettes. Die vonden dat vrouwen al werden vertegenwoordigd door hun echtgenoten en dat ze daarnaast enorm door hen werden beïnvloed, dus vrouwen kiesrecht toekennen stond gelijk aan hun mannen twee stemmen geven. Erger nog: als ze verschillende stromingen aanhingen, zou er in talloze gezinnen onenigheid ontstaan. Bovendien zou het stemrecht nog maar het begin zijn: als vrouwen mochten stemmen, werd gevreesd dat ze binnen de kortste keren in het parlement zouden willen of deel zouden willen uitmaken van de regering. En dat zou zowel het belang van het land schaden als de gezondheid van de vrouwen, die hoogstwaarschijnlijk niet bestand waren tegen de intense activiteit die bij de politiek hoorde.

Al waren de tegenstanders in de meerderheid, toch groeide de steun voor de strijd om het vrouwenkiesrecht – stukje bij beetje. In 1869 werd er in de Verenigde Staten een fundamentele stap gezet: in Wyoming mochten vrouwen stemmen. In 1881 leek door een nieuwe overwinning het vrouwenkiesrecht in Groot-Brittannië binnen handbereik te zijn: op het Britse eiland Man kregen weduwes en alleenstaande vrouwen stemrecht. Ondertussen werd ook stilaan toegestaan dat vrouwen een plek kregen in het bestuur van onderwijsdistricten, waarvan de leden werden verkozen. Daarnaast mochten ze in 1894 ook deelnemen aan lokale verkiezingen, waardoor het langzaamaan minder vreemd werd een vrouw in een stemlokaal tegen te komen.

Steeds meer prominente personen hadden sympathie voor de suffragettes, maar ze waren bang hun politieke carrière in gevaar te brengen als ze het vrouwenkiesrecht verdedigden.

De suffragettes beseften maar al te goed dat ze samen sterker stonden. In 1897 verenigden verschillende kiesrechtorganisaties zich in de National Union of Women’s Suffrage Societies (NUWSS) onder leiding van Millicent Fawcett.

Millicent Fawcett oprichtster van de NUWSS een meer gematigde suffragettegroep en vrouwenkiesrechtorganisatie
Millicent Fawcett, oprichtster van de NUWSS, een meer gematigde suffragettegroep en vrouwenkiesrechtorganisatie.
Bridgeman, ACI

De leden legden zich er met name op toe politici aan hun kant te krijgen en op straat protestbijeenkomsten te organiseren. Al lijkt het nu misschien de normaalste zaak van de wereld, destijds moesten vrouwen een taboe doorbreken om in het openbaar het woord te nemen. Margarette Nevinson, overtuigd suffragette, zag die toespraken op straat als iets vulgairs en agressiefs. Vrouwen werden opgevoed met het idee dat ze zich buitenshuis onopvallend moesten gedragen. In het openbaar de aandacht trekken werd op z’n minst vreemd en gênant gevonden. Een deel van de toehoorders was het daarmee eens, en soms werden de spreeksters ontvangen met een regen van beledigingen, objecten en zelfs klappen. Op een van die bijeenkomsten ging de suffragette Charlotte Despard gewoon door met haar toespraak nadat iemand een ei tegen haar gezicht had gegooid. Anderen kregen seksueel getinte opmerkingen naar het hoofd geslingerd, moreel gezien stonden ze immers gelijk aan prostituees. Het kwam dan ook regelmatig voor dat de politie ze moest beschermen tegen een woedende menigte.

Het was voor vrouwen ook niet gemakkelijk om de bijeenkomsten als publiek bij te wonen. Toen de vader van Esther Knowles erachter kwam dat zij naar een vergadering van suffragettes was geweest, barstte hij in woede uit en gaf hij haar moeder ervanlangs, die toestemming had gegeven. Maar veel mensen leerden de feministes kennen door deze acties, waarop aanvankelijk maar een paar belangstellenden af kwamen, maar die aan het begin van de 20ste eeuw massaal werden bezocht. In die eeuw kregen vrouwen steeds meer kansen: bij studies als medicijnen werden ze zoetjesaan toegelaten in de collegezalen, en duizenden vrouwen hadden plaatsgenomen in besturen van onderwijsdistricten, tegenover enkele tientallen in 1870.

Heldinnen in de gevangenis

Al was er het een en ander verbeterd, het stemrecht leek nog altijd een verre droom, vonden de grondlegsters van de Women’s Social and Political Union (WSPU), die in 1903 door Emmeline Pankhurst was opgericht om effectiever te strijden voor het vrouwenkiesrecht. Emmeline meende dat de organisatie, om haar doel te bereiken, moest functioneren als een leger. Haar orders stonden niet ter discussie. Verzoeken om interne democratie werden steevast van tafel geveegd door Emmeline, die iedereen die het niet eens was met haar beslissingen uit de vereniging zette. Zelfs een van haar dochters, Sylvia, moest de organisatie verlaten, omdat ze contacten onderhield met de Labourpartij. De leidster had zich voorgenomen om met geen enkele andere politieke partij samen te werken tot vrouwen mochten stemmen. Ook militante mannen duldde ze niet. Het ledenaantal van de WSPU daalde dan ook gestaag: in 1914 waren het er nog maar vijfduizend, tegenover de vijftigduizend bij de NUWSS.

In oktober 1906 werd een aantal militante WSPUleden gearresteerd bij een protest in de vestibule van het Lagerhuis in het paleis van Westminster
In oktober 1906 werd een aantal militante WSPU-leden gearresteerd bij een protest in de vestibule van het Lagerhuis in het paleis van Westminster.
Bridgeman, ACI

De militante tactieken van de WSPU kregen veel aandacht in de pers. Ze onderbraken bijvoorbeeld bijeenkomsten van andere partijen, deden pogingen om het parlement binnen te vallen, doken op bij huizen van regeringsleden of ketenden zich zelfs aan hen vast. Door dergelijke acties kwam het regelmatig voor dat er leden werden opgepakt. Deze weigerden dan de boete te betalen die hun werd opgelegd en daardoor belandden ze in de gevangenis. Wanneer ze vrijkwamen, werden ze vereerd als heldinnen, wat enorme propaganda opleverde. Ze werden steeds populairder: in 1908 trok een manifestatie in Hyde Park ruim vijfhonderdduizend bezoekers. Zelfs de conservatieve krant The Times stelde dat er in de voorgaande 25 jaar geen massalere bijeenkomst was geweest.

De acties van de suffragettes werden steeds spectaculairder en soms zelfs gewelddadig. Toen hun het recht werd geweigerd petities voor te leggen aan de koning – een recht dat officieel al zijn onderdanen bezaten –, gooide een aantal vrouwen van de WSPU stenen tegen de ramen van parlementsgebouwen. Dat ging de NUWSS te ver: die besloot definitief met Pankhurst te breken. Fawcett beschouwde het als een fout geweld te gebruiken om iets te bereiken wat was gebaseerd ‘op het groeiende bewustzijn dat onze eis rechtvaardig is, en op gezond verstand.’ Ook binnen de organisatie groeide de onenigheid: suffragettes van het eerste uur zoals Charlotte Despard keurden het gebruik van geweld en de weigering om met andere partijen samen te werken af, en stapten eruit. De verdeeldheid vertaalde zich ook in hoe de leden van de radicale vleugel werden aangeduid: suffragettes, de gematigden werden suffragists genoemd.