26 oktober 2016
Voor het eerst in eeuwen hebben wetenschappers de oorspronkelijke dekplaat op het graf dat traditioneel wordt gezien als de tombe van Christus, blootgelegd. Het graf in de Heilig Grafkerk, in de Oude Stad van Jeruzalem, werd op z’n laatst in 1555 – maar waarschijnlijk al eeuwen daarvóór – afgesloten met een steenplaat.
“De marmeren dekplaat is nu opzij geschoven en we waren verrast door de hoeveelheid vulmateriaal eronder”, zegt Fredrik Hiebert, als archeoloog verbonden aan de National Geographic Society, dat aan het restauratieproject meewerkt. “Het zal veel wetenschappelijke analyse vergen, maar uiteindelijk zullen we bij de oorspronkelijke rotslaag komen waarop het lichaam van Christus volgens de overlevering werd neergelegd.”
Volgens de christelijke traditie werd het lichaam van Jezus Christus na zijn kruisiging door de Romeinen in het jaar 30 of mogelijk 33 na Chr. bijgezet op een verhoging of ‘grafbed’, uitgehouwen in de wand van een kalksteengrot. In het christelijk geloof wordt aangenomen dat Christus na zijn dood herrees en dat vrouwen die zijn lichaam drie dagen na de begrafenis kwamen zalven, berichtten dat ze geen stoffelijke resten meer aantroffen.
Het grafbed wordt tegenwoordig omgeven door een stenen bouwwerkje, de zogenaamde Aedicula (Latijns voor ‘huisje’), die van 1808 tot 1810 na een brand werd herbouwd. De Aedicula en het interieur van de tombe worden momenteel gerestaureerd door een team van wetenschappers van de Nationale Technische Universiteit van Athene, onder leiding van hoofdonderzoeker Antonia Moropoulou.
De blootlegging van het grafbed biedt de wetenschappers een ongekende kans om onderzoek te doen naar de oorspronkelijke afdekplaat op de plek die in het christendom als het allerheiligste op aarde wordt beschouwd. Analyse van de originele steenplaat kan niet alleen tot meer inzicht in de oorspronkelijke vorm van de grafkamer leiden, maar ook in de wijze waarop deze uitgroeide tot een brandpunt voor verering.
"We bevinden ons op een cruciaal moment in de restauratie van de Aedicula", zegt Moropoulou. "De technieken die we gebruiken om dit unieke moment vast te leggen, zal mensen in de rest van de wereld in staat stellen onze bevindingen te bestuderen alsof ze zelf in de tombe van Christus aanwezig zouden zijn.”
Het moment van de waarheid
De kerk werd al vroeg gesloten – uren eerder dan normaal, wat leidde tot een verblufte menigte pelgrims en toeristen voor de torenhoge houten deuren. Binnen dromde een horde conservatoren met gele constructiehelmen, franciscaner monniken in hun eenvoudige bruine gewaden, Grieks-orthodoxe priesters met hoge zwarte hoeden en Kopten met geborduurde hoofddeksels rond de ingang van de Aedicula en tuurde in het interieur. Hoog boven het gedrang verrees de façade van de vroeg-negentiende-eeuwse schrijn, met zijn weelderige kunstsnijwerk, nu deels aan het zicht onttrokken door ijzeren balken en oranje veiligheidstape.
Binnen in de tombe, waar normaliter het zwakke schijnsel van een groepje waskaarsen heerst, baadde de kleine cel in het felle licht van bouwlampen, zodat geen detail de onderzoekers zou ontgaan. De marmerplaat waarmee het heilige grafbed is afgedekt – van circa één bij anderhalve meter, en gehouwen uit ivoorkleurig marmer – was van de muur weggeschoven. Eronder was een grijs-beige oppervlak van steen zichtbaar.
De Heilig Grafkerk (of Verrijzeniskerk) staat momenteel onder toezicht van zes christelijke sekten. Drie grote geloofsgroepen – de Grieks-Orthodoxe Kerk, de Rooms-Katholieke Kerk en de Armeens-Orthodoxe Kerk – hebben nog altijd de voornaamste zeggenschap over het heiligdom, terwijl ook Koptische, Ethiopisch-Orthodoxe en Syrische kerkgemeenschappen medezeggenschap hebben. De gedeelten van de kerk die als gezamenlijke cultusplaatsen voor al deze gemeenschappen worden beschouwd, waaronder de tombe zelf, worden beheerd volgens de zogenaamde status quo-regeling, die voorziet in toestemming van alle toezichthoudende kerken.
Buiten de Aedicula wachtte de Grieks-orthodoxe patriarch van Jeruzalem, Theofilus III, de ontwikkelingen met een serene glimlach af. "Ik ben blij dat de sfeer zo bijzonder is, er heerst ingehouden opgetogenheid", aldus de patriarch. "We hebben hier franciscanen, Armeniërs, Grieken, islamitische wachters en Joodse politieagenten. We hopen en bidden dat dit een waarachtig teken zal zijn dat het onmogelijke mogelijk kan worden. We hebben allemaal vrede en wederzijds respect nodig."
Herrijzenis van een heilige schrijn
De bouwkundige staat waarin zich de Aedicula uit de vroege negentiende eeuw bevindt, is al tientallen jaren reden tot zorg. In 1927 werd het bouwwerkje bij een aardbeving beschadigd, wat de Britse autoriteiten er in 1947 toe bracht om het te verstevigen met lelijke balken aan de buitenkant, die tot op heden hun functie vervullen. Problemen met de vertegenwoordigers van de christelijke sekten en een gebrek aan financiële ondersteuning hebben een restauratie verhinderd.
In 2015 verzocht de Grieks-orthodoxe patriarch van Jeruzalem, met toestemming van de andere twee grote geloofsgemeenschappen, de Nationale Technische Universiteit van Athene om de Aedicula te onderzoeken. In maart 2016 kwamen de toezichthouders van de Heilig Grafkerk overeen om het bouwwerkje te laten restaureren; het werk moet in het voorjaar van 2017 zijn afgesloten. Tot de belangrijkste bijdragen aan het vier miljoen dollar kostende project behoren een koninklijke toelage van de Jordaanse koning Abdoellah II en een schenking van 1,3 miljoen dollar van Mica Ertegun aan het World Monuments Fund, ter ondersteuning van het project.