Bloedzuigers liggen naar me te loeren vanaf de waterkant, terwijl mijn voeten soppen in de natte laarzen. Samen met mijn team survey ik een cel van twee bij twee kilometer in de dichte jungle van Midden-Sumatra. We zoeken naar sporen van tijgers en hun prooidieren en plaatsen een cameraval die over een aantal weken opgehaald zal worden door het volgende team. Expeditieleider Febri Widodo, coördinator van het tijgeronderzoeksprogramma van WWF Indonesië, wijst naar een dikke boom. Klauwsporen van een honingbeer die hier zijn nagels heeft gescherpt. We noteren het op onze datasheet. Andere zaken die we opschrijven zijn roepgeluiden van oenka’s (een gibbonsoort) en het krengende geluid van een kettingzaag dat we de komende dagen nog zo vaak zullen horen: illegale houtkap.
Samen met fotograaf Frits Meyst ben ik in het groene hart van het Indonesische eiland Sumatra: Rimbang Baling. Naar schatting leven er nog zo’n 50 wilde Sumatraanse tijgers in dit nationale park. Van de 250 tot 400 die er wereldwijd nog over zijn. De award-winnende reisorganisatie Biosphere Expeditions heeft hier met het Wereld Natuur Fonds (WNF) een expeditie op touw gezet waarbij vrijwilligers een bijdrage kunnen leveren aan het behoud van deze ernstig bedreigde diersoort.
Dagelijks trekken we met twee teams de wildernis in om de jungle uit te kammen, op zoek naar sporen. De gegevens die wij verzamelen vormen het laatste puzzelstukje in het onderzoek naar dit leefgebied van de tijgers in Indonesië. Met de resultaten kan het WNF in samenwerking met de overheid een plan opstellen om dit laatste toevluchtsoord van de Sumatraanse tijger te beschermen. En dat is hard nodig. Bossen in Sumatra maken in rap tempo plaats voor palmplantages, terwijl stropers de laatste tijgers op het eiland (en hun prooidieren) omleggen. Onderdelen als vacht, botten, snorharen en tanden worden gebruikt in medicijnen en zijn goud waard in Azië.
Een typische dag ziet er ongeveer zo uit: ’s ochtends staan we om 6 uur op, trekken onze jungle-outfits aan, bespreken het plan van aanpak voor de dag, ontbijten, pakken onze uitrusting en stappen op een houten bootje waarna we gedropt worden aan de rand van het dichte oerwoud voor onze dagelijkse patrouille. Soms loopt er een klein pad, bijgehouden door arbeiders op de rubberplantages. Vaker niet. Dan hakken we ons een weg door het stekelige regenwoud vol hongerige bloedzuigers.
De natuur hier is hard, niet gemaakt voor toeristen. Juist dat vind ik er zo mooi aan. Ik verwonder me aan knalrode libellen en vleesetende planten, terwijl ik me vastgrijp aan lianen en uitstekende boomwortels. Wat een machtig gevoel om me door het leefgebied van de Sumatraanse tijger te bewegen, maar vooral om een bijdrage te kunnen leveren aan zijn voortbestaan.
Deze blog is een voorproefje op de uitgebreide reportage die in het juninummer van National Geographic Traveler zal verschijnen. Zelf deelnemen aan de 13-daagse tijgerexpeditie in Sumatra? Inschrijven voor 2018 kan hier >